Gang (steeg)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Straatbeeld rond 1900 in de Moeskersgang in Groningen
De Speldenmakersgang in Groningen

Een gang is een doodlopende steeg. Een steeg vormt een verbindingsweg tussen straten of straten en grachten. In de Jordaan zijn veel gangen en weinig stegen, in de Amsterdamse binnenstad zijn veel stegen en weinig gangen. Dat verschil duidt op een andere ontstaansgeschiedenis van deze gangen respectievelijk stegen.

Gangen en stegen zijn in veel steden te vinden, en soms worden ze met andere namen aangeduid: gas resp halvegas (Nijmegen) glop, steiger, hol, jat (Groningen) of slop. Het woord gang is afgeleid van het werkwoord gaan, en is verwant aan het Duitse Gasse en het Scandinavische gata en gatan. In oude handschriften wordt een gang ook wel aangeduid met zaksteeg (Amsterdam) en dat maakt meteen duidelijk dat het verwant is aan: Duits: Sackgasse, in het Frans: cul-de-sac en in het Engels: blind alley.

Forten[bewerken | brontekst bewerken]

Gangen gaven toegang tot bebouwde achtererven, erven die achter de huizen aan de straten of grachten lagen. Een ensemble van een gang, binnenplaatsje en aangrenzende bebouwing wordt in Amsterdam een fort genoemd. Forten ontstonden rond 1600. Sloppen met krotten zijn de in de negentiende eeuw in verval geraakte forten. In deze forten leefden eeuwenlang ambachtslieden, vandaar dat meer dan 30 % van de gangen zijn vernoemd naar ambachten die er werden uitgeoefend. In de negentiende eeuw woonden in deze forten de minstbedeelden, en tijdens de industriële revolutie de gezinnen van losse arbeiders. Eind negentiende eeuw werden in Amsterdam ook aan gangen panden met vier etages gebouwd, de zogeheten revolutiebouw. Het gevolg daarvan was dat in de woningen nauwelijks licht en lucht kon toetreden. In die tijd waren er weinig sanitaire voorzieningen.

Netwerken van gangen en stegen achter de gevelwand worden vaak aangeduid als achterbuurt. Auke van der Woud tracht in zijn boek Koninkrijk der sloppen de aandacht te vestigen op de achterbuurt als een stedenbouwkundig begrip, buurtjes achter de gevelwand. De achterbuurt als topografische aanduiding is echter eind negentiende eeuw zo zwaar verkleefd geraakt met negatieve betekenissen dat de erfgoedwaarde van deze eeuwenoude ensembles niet meer werd onderkend en het woord fort zelfs in vergetelheid raakte. Dit terwijl de forten - de ensembles van gangen, binnenplaatsjes en aangrenzende bebouwing bijzonder zijn en de wijk kenmerkte.

Amsterdam[bewerken | brontekst bewerken]

Wijde Gang, Willemsstraat 24-68A
Wijde Gang, Willemsstraat 24-68A, Jordaan Amsterdam

In de Amsterdamse Jordaan en de Jodenbuurt waren tussen huizen (aan de straten en grachten) veel gangen die naar inpandige huizen leidden. Aan het eind van de negentiende eeuw kwam er vanuit de burgerij aandacht voor de ongezonde benauwde omgeving waarin daar werd geleefd.[1] In 1775 waren er in de Willemsstraat 57 gangen. Uit archiefonderzoek is gebleken dat veel gangen al voor 1614 zijn ontstaan en dat eeuwenlang ca. 80 procent van de Jordaanbewoners er aan woonde. Tussen Willemstraat 22 en 110 is sinds 2015 in het plaveisel een reconstructie van de historische verkaveling aangegeven.[2]

Groningen[bewerken | brontekst bewerken]

In de lijst van straten in Groningen worden 43 (veelal niet doodlopende) gangen in de binnenstad met name genoemd. Naast de uitgang gang, zoals bijvoorbeeld in de Mussengang, Donkersgang en de Papengang, gebruikt men in Groningen varianten als jat (de Oude en Nieuwe Kijk in 't Jatstraat) en gat (het Koude Gat). De Groningse VVV publiceerde een wandelroute langs de voormalige armoedige stegen.[3]

Erfgoed[bewerken | brontekst bewerken]

De neutraliteit van dit gedeelte wordt betwist.
Zie de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie.

Eind negentiende eeuw en begin twintigste eeuw werden veel verkrotte woningen aan gangen en stegen onbewoonbaar verklaard. Nadat de Woningwet in 1903 in werking trad, werden bordjes met de tekst onbewoonbaar verklaarde woning tegen de gevels gespijkerd. De woonruimtes kregen vaak een andere bestemming en verkrotten steeds verder, om ten slotte te worden afgebroken. In 2002 werd in de Amsterdamse Jordaan een aantal zeventiende-eeuwse ambachtswoningen aan de Pottenbakkersgang afgebroken en voor een bedrag van ca. 7,5 miljoen euro's herbouwd in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Twee medewerkers van het Openluchtmuseum hebben verklaard dat het ensemble in situ beter tot haar recht zou zijn gekomen.

In 2022 veranderde de gemeente Amsterdam de bestemming van de Berengang, Willemsstraat 173-181 en verkocht deze aan de vastgoedmaatschappij Brookland B.V. Aan deze gang stonden twee pandjes met ieder 2 woningen van circa 22 m2. In die woningen was de betengeling nog aanwezig, de lambrisering, de schoorsteen en het plafond met de oorspronkelijk verf. DE gevels aan weerszijden van de gang waren nog in tact zodat daar ervaren kon worden het het was te wonen in een 'slop met krotwoningen'. Met de wijziging van de bestemming van de gang en de verkoop faciliteerde de gemeente echter de vastgoedmaatschappij die ook een omgevingsvergunning kreeg om de gang en krotwoningen deel te laten uitmaken van één winkelruimte.

Ook deze keer had de gemeente alle middelen in handen om de toegang tot een nog bestaand slop met krotwoningen mogelijk te maken.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Trivia[bewerken | brontekst bewerken]

  • 'De Mussengang' was jarenlang een feuilleton (stripverhaal) over het wel en wee in een studentenhuis. Het verhaal verscheen in de Groninger universiteitskrant UK. Het heeft zelfs tot een toneelstuk geleid.