Gerenoek

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Gerenoek
IUCN-status: Gevoelig[1] (2016)
Vrouwtje
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Orde:Artiodactyla (Evenhoevigen)
Familie:Bovidae (Holhoornigen)
Geslacht:Litocranius
Kohl, 1886
Soort
Litocranius walleri
(Brooke, 1878)
Leefgebied van de gerenoek
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Gerenoek op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Zoogdieren

De gerenoek of girafgazelle (Litocranius walleri) is een Oost-Afrikaanse antilope, nauw verwant aan de dibatag (Ammodorcas clarkei). De naam van het dier is waarschijnlijk afgeleid van de naam die de inwoners van Somalië aan de girafgazelle gaven.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De gerenoek is een lange, slanke antilope met een zeer lange nek en lange poten. De kop is klein en smal met een smal mondje, grote ogen en lange oren. De staart is kort met een zwarte pluim. De rug is rossig geelbruin van kleur. De flanken, romp, poten, nek en kop zijn lichter van kleur. De onderzijde is wit. Langs de staartwortel lopen twee evenwijdige witte strepen. Rond de ogen en de donkere oogklieren zit een witte kring. Enkel de mannetjes hebben hoorns. Deze zijn tot 44 centimeter lang en zwaar geringd. De schedel van het mannetje is verzwaard. Vrouwtjes zijn lichter gebouwd dan mannetjes, en hebben een donkere vlek op de hoofdkruin.

De gerenoek heeft een kop-romplengte van 140 tot 160 centimeter, een staartlengte van 22 tot 35 centimeter en een schouderhoogte van 80 tot 105 centimeter. Het vrouwtje weegt 28 tot 45 kilogram, het mannetje 31 tot 52 kilogram.

Verspreiding en leefgebied[bewerken | brontekst bewerken]

Etende mannelijke gerenoek

De gerenoek leeft in Oost-Afrika, van de Hoorn van Afrika tot Noordoost-Tanzania, in gebieden met droog struikgewas, tot op een hoogte van 1200 meter. Hij leeft voornamelijk in open vlakke steppen en halfwoestijnen, hier en daar begroeid met struiken en kleine bomen. Hij komt niet voor in dicht struikgewas.

Leefwijze[bewerken | brontekst bewerken]

De girafgazelle voedt zich met bladeren en scheuten van bomen en struiken, voornamelijk Acacia's. Om hier bij te kunnen komen, staat de girafgazelle regelmatig op zijn achterpoten, waarbij hij een hoogte van meer dan twee meter kan bereiken. Ook kruipplanten en lianen worden gegeten. Met de smalle snuit kan de gerenoek bij bladeren die beschermd worden door stekels. De girafgazelle hoeft niet te drinken, want hij haalt voldoende vocht uit zijn voedsel. Ze zijn voornamelijk in de schemering actief. Op het heetst van de dag rust het dier als het mogelijk is in de schaduw.

Hij leeft solitair, in paartjes of kleine groepen, bestaande uit enkele vrouwtjes en hun jongen. Een dominant mannetje leeft in een vast territorium van 3 tot 6 km². Andere mannetjes worden uit dit territorium gejaagd, vrouwtjes worden getolereerd en het mannetje vergezelt deze groepen regelmatig. Het territorium wordt afgebakend door een geurstof uit de oogklieren achter te laten op twijgen. Het woongebied van een groep vrouwtjes overlapt meestal met dat van mannetjes en andere vrouwtjes, en soms voegen groepen vrouwtjes zich samen tot grotere groepen.

Voortplanting[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens het paarseizoen zwelt de nek van de mannetjes op om wijfjes te lokken. Jongen worden geboren na een draagtijd van zeven maanden. De meeste jongen worden geboren in het regenseizoen. Het jong blijft na de geboorte verborgen. Na enkele weken voegt het zich bij zijn moeder. Vrouwtjes zijn na twaalf maanden onafhankelijk, mannetjes na achttien maanden. De gerenoek heeft een levensverwachting van tien tot twaalf jaar.