Jan van Delft (verzetsstrijder)
Johannes Anthonius Theodorus van Delft (Waalwijk, 22 maart 1920 – Loon op Zand, 19 mei 2010) was een Nederlands verzetsman tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Jeugd
Jan van Delft is geboren als vierde en jongste kind van kunstschilder en beeldhouwer Theo van Delft (1883 – 1967) en Theodora Heijnen (1884 – 1951). Na het behalen van het diploma HBS in juli 1938 wil hij als volontair achtereenvolgens een jaar in Frankrijk, in Duitsland en in Engeland gaan werken om zijn talen te verbeteren en ervaring op te doen in het bedrijfsleven. Na een leerjaar in Normandië keert hij in september 1939 terug in zijn woonplaats Waalwijk. Vanwege de oorlogsdreiging gaat het voorgenomen verblijf in Duitsland en Engeland niet door. Alternatief is een stage bij de Waalwijkse schoenfabriek Hollandia Bloch en Stibbe, een bedrijf onder joodse directie.
Oproep tot verzet
Van Delft verkeert in een vriendenkring die in woord en gebaar afkeer uit van de nationaalsocialistische ideologie. Evenals elders ontstaan er ook in Waalwijk conflicten tussen leden van de plaatselijke NSB en hun opponenten. Mede vanwege de daaruit voortvloeiende spanningen verhuist Jan van Delft in oktober 1940 naar Amsterdam om als kantoorbediende te gaan werken bij een leerhandel aan de Plantage Middenlaan. De banden met Waalwijk blijven. Via afdelingschef Thomas van Hollandia Bloch en Stibbe komt hij in contact het nog ongeorganiseerde en individueel opererende prille verzet in de Langstraat. Van Delft uit zijn protest nu ook actief door de verspreiding van het illegale blad Vrij Nederland, dat vanaf eind 1940 door Albert Dercksen in Waalwijk wordt vermenigvuldigd.
Hulp aan vervolgden
Vanaf februari 1941 woont Van Delft ongeveer anderhalf jaar in pension bij de familie Reijntjes, waar hij een kamer deelt met de zoon des huizes, Pim Reijntjes (geboren 1919). In de zomer van 1942 vinden daar eveneens onderdak de Duitse jurist Rolf Engelbrecht (Bischweiler, 1904 – Überlingen, 1966) en zijn joodse moeder van Nederlandse afkomst, Luise Aronstein (Breda, 1874 – Amsterdam, 1949). Als zogeheten halfjood is Engelbrecht vrijgesteld van vervolging en kan hij een functie uitoefenen bij het verzekeringsbedrijf O.W.J. Schlencker in Amsterdam. Zijn moeder leeft als onderduikster in de illegaliteit. Engelbrecht en Van Delft winnen elkaars vertrouwen en zetten zich in voor de hulp aan joodse kinderen in de crèche van de Hollandsche Schouwburg. Engelbrecht zorgt voor bonkaarten en andere documenten, die Van Delft vanuit zijn werkplek aan de Plantage Middenlaan in een café doorgeeft aan (anonieme) verzetsmensen.
Gewapend verzet
In 1943 proberen Pim Reijntjes en zijn broer Loek via IJmuiden naar Engeland te ontsnappen. Er is echter verraad in het spel en de Sicherheitspolizei arresteert de Engelandvaarders. De broers Reijntjes zullen uiteindelijk de gevangenis van Scheveningen en de kampen Vught, Amersfoort, Natzweiler en Dachau overleven. Na de arrestatie van Pim en Loek Reijntjes zijn de (ex)bewoners van huize Reintjes in Duitse ogen verdacht. Gewaarschuwd door het Amsterdamse verzet ontsnapt Van Delft in de nazomer van 1943 ternauwernood aan arrestatie en keert halsoverkop terug naar Waalwijk. Via oude vrienden raakt hij dan snel betrokken bij de verzetsgroep André. De fase van gewapend verzet breekt aan. Vanuit hun onderduikadres in de bossen aan het Kraanven te Loon op Zand ondernemen Jan van Delft, Hans Schaap en Jan Spijkerman herhaaldelijk sabotage- en spionagemissies. Onder andere naar de Munitions Ausgabe Stelle (M.A.St), een grote munitieopslagplaats van de Luftwaffe, gelegen in de Loonse en Drunense Duinen tussen Loon op Zand en Kaatsheuvel. Bij het onklaar maken van vrachtwagens in de M.A.St. wordt hij door Duitse militairen gevangengenomen en mishandeld, maar toch weer vrijgelaten. Het Kraanven is ook een tussenstation op de smokkelroute van geallieerde vliegtuigbemanningen naar België. Tevens is het een distributiecentrum van bonkaarten ten behoeve van onderduikers. Vin Weijers en Frans Mulders, medewerkers van het Waalwijkse distributiekantoor en leden van de Groep André, zorgen voor een geregelde aanvoer.
Op Dolle Dinsdag 5 september 1944 arresteren leden van de Groep André en de Ordedienst in Waalwijk een aantal NSB’ers en landwachters. Dit in de achteraf onjuist gebleken veronderstelling dat de bevrijding door de geallieerden een kwestie van uren is. Van Duitse zijde volgen harde represailles. Nederlandse SS’ers hebben de volgende dag burgemeester Moonen van Waalwijk en de broers Joop en Vincent Hoffmans als vergelding standrechtelijk geëxecuteerd. De repressie tegen de Groep André maakt een langer verblijf van Jan van Delft en zijn kameraden aan het Kraanven onmogelijk. Tot de bevrijding van Waalwijk op 30 oktober 1944 duikt hij op verschillende adressen in Waalwijk onder en is hij nauwelijks tot verzetsactiviteiten in staat. Op jacht naar leden van de Groep André doen de Duitsers in de nacht van 7 op 8 oktober 1944 op verschillende adressen in Waalwijk huiszoeking. Van Delft weet zich op zijn onderduikadres nipt aan arrestatie te onttrekken. Bij wijze van represaille worden in zijn ouderlijke woning zijn moeder, zijn zus Theodora en zijn broer Gilles opgepakt. De familieleden van Van Delft worden nog dezelfde dag vrijgelaten.
De andere in die nacht gearresteerden komen in Duitse concentratiekampen terecht. De vier broers Slaats, George (Waalwijk, 7 juni 1923 - Meppen-Versen, 29 januari 1945), Gerard (Waalwijk 30 maart 1922 - Bergen-Belsen, 25 februari 1945), Herman (Waalwijk, 2 december 1910 - Hamburg-Hammerbrook Spaldingstrasse, 12 december 1944) en Julius (Waalwijk, 14 september 1928 - Hamburg-Hammerbrook Spaldingstrasse, 9 december 1944), alsmede Cees van Loon (Waalwijk 21 februari 1925 - Hamburg-Hammerbrook Spaldingstrasse, 17 december 1944) overleven het nazi-regime aldaar niet.
Deelname aan geallieerde oorlogsinspanning
Na de bevrijding van de Langstraat zetten de geallieerden de Groep André in bij de ondersteuning van de geallieerde oorlogsvoering en de handhaving van de openbare orde. Jan van Delft verzamelt als agent van het Bureau Inlichtingen van het Nederlandse Militair Gezag te Eindhoven militaire informatie ten behoeve van de geallieerde troepen. Tevens is hij vanaf begin november 1944 lid van de Nederlandse Stoottroepen. De Stoottroepen ondersteunen Poolse en Canadese eenheden in de gevechten aan de Bergsche Maas door munitie, kano’s en andere benodigdheden naar de frontlinie te vervoeren.In de tweede helft van december 1944 lanceren de Duitsers aan het Maasfront een steunoperatie voor het Ardennenoffensief. De gevechten concentreren zich uiteindelijk om het Duitse bruggenhoofd aan het Kapelsche Veer. Na de arrestatie van Jan de Rooij en de inbeslagname van zijn zender, moet nieuwe zendapparatuur naar het bezette gebied ten noorden van de Bergsche Maas worden overgebracht. Walter van den Broek, Jan van Delft en Vin Weijers, leden van de Groep André, melden zich als vrijwilliger en ondernemen in de nacht van 27 op 28 december een crossing vanuit Drimmelen door de Biesbosch naar Werkendam. De ervaren line-crossers Cornelis Pieter van den Hoek en Arie van Driel hebben de leiding. Voor het eerst sinds de start van de cross-line tussen het bevrijde Zuiden en bezet gebied komt het tot een vuurgevecht en sneuvelen Duitse militairen. Weijers en Van Delft keren na een benarde week in de omgeving van Werkendam via de Biesbosch terug naar Drimmelen. Van den Broek blijft tot februari in bezet gebied om verzetsmensen te instrueren. Door de intensieve Duitse aanwezigheid lukt het uiteindelijk niet de zenders in bedrijf te krijgen.
Militaire carrière in Engeland
Op 25 februari 1945 vertrekt Van Delft met de andere Waalwijkse oorlogsvrijwilligers Ad Schoorl en Adri van Wijlen via Brugge naar Engeland om daar een militaire training te volgen er voorbereiding op eventuele inzet in Duitsland of in de oorlog tegen Japan. Ad Schoorl en Jan van Delft stromen na de primary training door naar de officiersopleiding aan de Engelse Koninklijke Militaire Academie Sandhurst. Beiden ontvangen tijdens de passing out parade op 28 februari 1946 voor Princesss Elizabeth de Engelse onderscheidingstekens als officier. Na beëdiging door Prins Bernhard tot officier in het Nederlandse leger volgt een carrière als instructeur. Tot 1947 in het kader van de (her)scholing van Nederlandse officieren in Glasgow, later bij de staf van de Palmboomdivisie in Nederland.
Om particuliere redenen ziet Jan van Delft in het najaar van 1948 af van dienst tijdens de tweede politionele actie in Nederlands-Indië. Hij verlaat het leger en is vervolgens tot zijn pensionering werkzaam in de groothandel in schoenleder.
Onderscheidingen
Jan van Delft is vele malen onderscheiden. Tot de belangrijkste onderscheidingstekens rekende hij het Nederlandse Verzetsherdenkingskruis, de Certificates General Eisenhower U.S.A. en Lord Tedder G.B. als dankbetuiging voor de hulp aan geallieerde vliegtuigbemanningen, en het Europe Cross vanwege het meevechten in geallieerd verband.
Bronnen
- Interviews met Jan van Delft 2008-2009.
- Jack Didden, Maarten Swarts, Provinciestad in oorlogstijd. Waalwijk en omgeving 1939-1945. Waalwijk 1992.
- Bert Jan Flim , Omdat hun hart sprak. Geschiedenis van de georganiseerde hulp aan Joodse kinderen in Nederland. Kampen 1996.
- Bob de Graaff, Schakels naar de vrijheid. Pilotenhulp in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. 's-Gravenhage 1995.
- Kees Grootswagers, ‘De M.A.St.’, in: Jaarboek Straet en Vaert, 2005, pag. 98-109.
- Piet van den Hoek, ‘Een hachelijke crossing die nog goed afliep’, in: Kontakt door Aantreden, jaargang 61, nr. 9, september 2006, pag. 10-11.
- Piet van den Hoek, Biesbosch crossings 1944-1945. Kampen 1993.
- L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10b, Het laatste jaar II , eerste helft, pag. 535-543.
- Heinz Schmitt, ‘Rolf Willi Carel Engelbrecht’, in: Badische Biographien, Neue Folge, Band 1, Stuttgart 1982, pag. 104 – 105.