Oost-Brabants

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Oost-Brabants
Nederlands dialect
Het Oost-Brabants in kaart gebracht
Gesproken in Vlag Noord-Brabant Noord-Brabant
Vlag Antwerpen (provincie) Antwerpen
Vlag Limburg Limburg (B)
Taalgebied vergelijkbaar met de historische Meierij van 's-Hertogenbosch
Streekdialecten Geldrops
Heeze-en-Leendes
Kempenlands
Noord-Meierijs
Peellands
Portaal  Portaalicoon   Taal
Nederlands
Dialectgrenzen in het Oost-Brabants volgens de pijltjesmethode door Toon Weijnen
-- DE BRABANTSE DIALECTEN --
Verbreiding van het Brabants volgens Jo Daan

Het Oost-Brabants is een van de hoofdverdelingen van de Brabantse dialectgroep die het Woordenboek van de Brabantse Dialecten hanteert. Ze worden voornamelijk gesproken in het oosten van de provincie Noord-Brabant. Veel andere indelingen van het Brabants kennen ook een dergelijke dialectgroep, soms wordt deze Meierijs genoemd, naar de Meierij van 's-Hertogenbosch.

De Oost-Brabantse dialecten worden in het Woordenboek verder onderverdeeld in het Kempenlands (in Eindhoven en een groot gebied ten westen van die stad, inclusief Arendonk en Lommel in België), het Noord-Meierijs (in een gebied ten zuiden van 's-Hertogenbosch), het Peellands (in Helmond en omgeving), het Geldrops en het Heeze-en-Leendes. De laatste twee zijn kleine plaatselijke dialecten die men in weinig andere indelingen als aparte groepen aantreft.

Niet bij het Oost-Brabants volgens de Stichting Brabantse Dialecten horen het Maaslands (inclusief het Bosch; gerekend tot het Midden-Noord-Brabants hoewel anderen het ook als Oost-Brabants betitelen), het Land-van-Cuijks (deze dialectgroep wordt vaak tot het Kleverlands gerekend en vertoont veel verwantschap met de nabijgelegen Zuid-Gelderse en Brabants-Limburgse overgangsdialecten) en het Budels (dat taalkundig een West-Limburgs dialect is).

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De Oost-Brabantse dialecten onderscheiden zich op een aantal punten duidelijk van de meer westelijke varianten, het West-Brabants. Sommige eigenaardigheden zijn typisch oostelijk en worden gedeeld met het Limburgs, andere kennen alleen een plaatselijke verspreiding:

  • De Oost-Brabantse dialecten kennen umlaut in verkleinwoordsvorming (póp - pupke) en bij sommige woorden die in hun eerdere West-Germaanse vorm op -i eindigden, bijv. kees (kaas), waarvan de oorspronkelijke vorm kâsi was.
  • Ze kennen varianten en voor "wat" en "dat" (tegenover het westelijke wa en da; vergelijk het Midden-Limburgse det)
  • Ze vertonen een meer oostelijk getinte woordenschat (rad tegenover wiel).
  • Net als in de meeste andere Brabantse dialecten treedt ook hier umlaut op in woorden met oorspronkelijk een lange ô (gruun; tegenover alleen Markiezaats groen).
  • Typisch voor de Meierij zijn verder het behoud van de sk- waar het Standaardnederlands de sch- heeft (skoewn "schoen") en het vertonen van korte klinkers in veel woorden waar het ABN een lange klinker heeft (torre "toren").
  • De tweeklanken ij/ei en ui worden hier vaak gemonoftongeerd tot èè en èù (èès en hèùs tegenover westelijk ais en ois).
  • Anders dan in de West-Brabantse dialecten is de h in het Oost-Brabants behouden gebleven; men zegt hier dus houdoe (in plaats van het West-Brabantse oudoe).
  • De svarabhaktivocaal wordt nagenoeg altijd uitgesproken (méllek).
  • Het gebruik van hij tegen een vrouwelijke vorm wordt vaak in het Kempenlandse dialect gebruikt.