F.B. Hotz: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 8: Regel 8:
Hotz wilde als jongen al schrijver worden en schreef vanaf de jaren vijftig verhalen. Hij stuurde die pas in 1974 naar een [[uitgeverij]], [[De Arbeiderspers]]. De verantwoordelijke uitgever [[Theo Sontrop]] wilde ze zonder aarzeling publiceren en nog datzelfde jaar debuteerde hij in [[Maatstaf (tijdschrift)|Maatstaf]] met het verhaal ''De tramrace''. Zijn [[debuut]]bundel ''Dood weermiddel'' werd enthousiast ontvangen en ook voor de bundels die volgden bleef de waardering zeer groot. Alleen zijn enige roman ''De vertekening'' had minder succes, mogelijk doordat zijn kracht vooral lag in het korte verhaal. In 1998 werd hem de [[P.C. Hooft-prijs]] toegekend voor zijn totale [[oeuvre]]. Op zijn verzoek werd die hem, anders dan gebruikelijk, zonder verdere feestelijkheden uitgereikt op een kleine bijeenkomst bij hem thuis.
Hotz wilde als jongen al schrijver worden en schreef vanaf de jaren vijftig verhalen. Hij stuurde die pas in 1974 naar een [[uitgeverij]], [[De Arbeiderspers]]. De verantwoordelijke uitgever [[Theo Sontrop]] wilde ze zonder aarzeling publiceren en nog datzelfde jaar debuteerde hij in [[Maatstaf (tijdschrift)|Maatstaf]] met het verhaal ''De tramrace''. Zijn [[debuut]]bundel ''Dood weermiddel'' werd enthousiast ontvangen en ook voor de bundels die volgden bleef de waardering zeer groot. Alleen zijn enige roman ''De vertekening'' had minder succes, mogelijk doordat zijn kracht vooral lag in het korte verhaal. In 1998 werd hem de [[P.C. Hooft-prijs]] toegekend voor zijn totale [[oeuvre]]. Op zijn verzoek werd die hem, anders dan gebruikelijk, zonder verdere feestelijkheden uitgereikt op een kleine bijeenkomst bij hem thuis.


Het oeuvre bestaat voornamelijk uit verhalen, deels geïnspireerd door de [[roman (literatuur)|romans]] van [[Jan Koos Feylbrief|J. van Oudshoorn]]. Zij zijn in een zeer sobere, maar precieze stijl geschreven. De sfeer van de verhalen is bepaald niet opgewekt, maar wel rijk aan [[ironie|ironische]] observaties. Vaak zijn ze gesitueerd in een vroegere periode van de twintigste eeuw. Ze worden bevolkt door mannen wie het in hun leven heeft tegengezeten en die een moeizame verhouding tot doorgaans dominante vrouwen hebben. In veel verhalen zijn [[autobiografie|autobiografische]] elementen verwerkt. Opvallend is de liefde waarmee voorwerpen, met name [[fortificatie]]s en historische transportmiddelen als de [[stoomtram]] en de [[luchtschip|zeppelin]], worden beschreven.
Het oeuvre bestaat voornamelijk uit verhalen, deels geïnspireerd door de [[roman (literatuur)|romans]] van [[Jan Koos Feylbrief|J. van Oudshoorn]]. Zij zijn in een zeer sobere, maar precieze stijl geschreven. De sfeer van de verhalen is bepaald niet opgewekt, maar wel rijk aan [[ironie|ironische]] observaties. Vaak zijn ze gesitueerd in een vroegere periode van de twintigste eeuw. Ze worden bevolkt door mannen wie het in hun leven heeft tegengezeten en die een moeizame verhouding tot doorgaans dominante vrouwen hebben. In veel verhalen zijn [[autobiografie|autobiografische]] elementen verwerkt. Opvallend zijn de liefde en de detaillering waarmee voorwerpen, met name [[fortificatie]]s en historische transportmiddelen als de [[stoomtram]] en de [[luchtschip|zeppelin]], worden beschreven.


Enkele van zijn verhalen werden nog tijdens zijn leven vertaald in het [[Frans]]. Na zijn dood verscheen ook een [[bloemlezing]] in het [[Duits]].
Enkele van zijn verhalen werden nog tijdens zijn leven vertaald in het [[Frans]]. Na zijn dood verscheen ook een [[bloemlezing]] in het [[Duits]].

Versie van 29 nov 2011 16:22

Frits Bernard Hotz, publicerend als F.B. Hotz (Leiden, 1 februari 1922 – aldaar, 5 december 2000), was een Nederlands jazztrombonist en schrijver, voornamelijk van verhalen.

Leven en werk

Hotz volgde de ambachtsschool en daarna enige tijd een middelbare opleiding werktuigbouwkunde aan de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen, maar daar lag zijn belangstelling niet. Daarom stapte hij in 1942 over op de kunstafdeling van dezelfde academie. Ook nam hij trombonelessen, omdat hij jazzmusicus wilde worden. Hij bewonderde vooral de muziek van Paul Whiteman en Bix Beiderbecke. Deze voorkeur voor 'blanke Amerikaanse jazz' van de jaren twintig is hij altijd blijven koesteren. Vlak na de Tweede Wereldoorlog kreeg hij tuberculose, waardoor hij enkele jaren het bed moest houden en langdurig verbleef in een sanatorium in Frederiksberg nabij Kopenhagen.

Van 1949 tot eind jaren zestig speelde hij in diverse jazzbands, waaronder de Dixieland Pipers, de Hotel Savoy Society Syncopaters en The New Orleans Seven. Daarnaast was hij jazzrecensent voor het tijdschrift Rhythme. In muziekkringen gold Frits Hotz als een van de beste jazztrombonisten van Nederland, die een 'fluwelen toon' aan zijn instrument kon ontlokken. In de loop van de jaren zestig kon Hotz, wiens longen door de tbc altijd zwak waren gebleven, niet meer met kracht trombone spelen, zodat hij stopte als musicus. Hij was ook zeer bijziend en werd aan het eind van zijn leven vrijwel blind. Van 1961 tot 1979 was hij bibliotheekmedewerker bij de Nederlandse Blindenbibliotheek in Den Haag.

Hotz wilde als jongen al schrijver worden en schreef vanaf de jaren vijftig verhalen. Hij stuurde die pas in 1974 naar een uitgeverij, De Arbeiderspers. De verantwoordelijke uitgever Theo Sontrop wilde ze zonder aarzeling publiceren en nog datzelfde jaar debuteerde hij in Maatstaf met het verhaal De tramrace. Zijn debuutbundel Dood weermiddel werd enthousiast ontvangen en ook voor de bundels die volgden bleef de waardering zeer groot. Alleen zijn enige roman De vertekening had minder succes, mogelijk doordat zijn kracht vooral lag in het korte verhaal. In 1998 werd hem de P.C. Hooft-prijs toegekend voor zijn totale oeuvre. Op zijn verzoek werd die hem, anders dan gebruikelijk, zonder verdere feestelijkheden uitgereikt op een kleine bijeenkomst bij hem thuis.

Het oeuvre bestaat voornamelijk uit verhalen, deels geïnspireerd door de romans van J. van Oudshoorn. Zij zijn in een zeer sobere, maar precieze stijl geschreven. De sfeer van de verhalen is bepaald niet opgewekt, maar wel rijk aan ironische observaties. Vaak zijn ze gesitueerd in een vroegere periode van de twintigste eeuw. Ze worden bevolkt door mannen wie het in hun leven heeft tegengezeten en die een moeizame verhouding tot doorgaans dominante vrouwen hebben. In veel verhalen zijn autobiografische elementen verwerkt. Opvallend zijn de liefde en de detaillering waarmee voorwerpen, met name fortificaties en historische transportmiddelen als de stoomtram en de zeppelin, worden beschreven.

Enkele van zijn verhalen werden nog tijdens zijn leven vertaald in het Frans. Na zijn dood verscheen ook een bloemlezing in het Duits.

Persoonlijk

Hotz woonde lange tijd aan de Rijnsburgerweg in Leiden en vanaf zijn elfde jaar in Oegstgeest. Hij trouwde in 1956. Vanaf 1959 woonde het echtpaar aan de Mallemolen in Den Haag. In 1961 werd hun zoon Jeroen geboren. Het huwelijk werd in 1964 ontbonden. Hij keerde toen terug naar hetzelfde huis in Oegstgeest waar hij als kind had gewoond. Tot aan zijn dood woonde hij daar op kamers bij zijn oudere zuster Atie. In die jaren ontwikkelde hij zich door zijn toenemende blindheid en andere gezondheidsproblemen steeds meer tot een teruggetrokken man, die weinig buiten kwam.

F.B. Hotz overleed op 78-jarige leeftijd in het Diaconessenhuis te Leiden.

Postuum

Prijzen

Bibliografie

  • 1976 - Dood weermiddel (verhalen)
  • 1978 - Ernstvuurwerk (verhalen)
  • 1980 - Proefspel (verhalen)
  • 1982 - De tramrace (bloemlezing)
  • 1983 - Rhythme (twee artikelen, roofdruk, oplage 27 ex.)
  • 1983 - Een aalmoes in Tölz (verhaal, roofdruk, oplage 27 ex.)
  • 1983 - Duistere jaren (verhalen)
  • 1984 - Geen haast (citaat, oplage 4 ex., gedrukt door De Literaire Loodgieters)
  • 1984 - Joop, Jan en meneer Ginsberg (verhaal, oplage 540 ex.)
  • 1987 - Ruim 100 jaar geleden verkondigde een terecht vergeten Duitse filosoof (tekst, facsimile handschrift auteur, oplage 40 gesigneerde exemplaren)
  • 1987 - Eb en vloed (verhalen)
  • 1990 - De voetnoot (novelle)
  • 1991 - De vertekening (roman)
  • 1996 - De vertegenwoordigers (verhalen en beschouwingen)
  • 1997 - September (verhaal uit Duistere jaren, oplage 50 ex.)
  • 1997 - Liefde & De envelop (twee verhalen uit Proefspel, oplage 250 ex.)
  • 1997 - Het werk (twee delen verzameld werk)
  • 2001 - De mooiste verhalen (bloemlezing)
  • 2003 - Die Chaussee. Roman in Erzählungen (Duitse vertaling van een aantal verhalen. Nawoord: Maarten 't Hart)

Secundaire bibliografie

  • Aleid Truijens - Over verhalen van F.B. Hotz (1978)
  • Jan Brokken - Over F.B. Hotz (1982)
  • Aleid Truijens - De god van Hotz en de P.C. Hooft-prijs (1998)
  • Henri E. Schütte, Aleid Truijens (red.) - Een beetje levensbestemming. F.B. Hotz en H.W. Kunst (briefwisseling) (2002)
  • Maarten 't Hart - De man met het glas. Over F.B. Hotz (2003)
  • Aleid Truijens - Geluk kun je alleen schilderen. F.B. Hotz. Het leven (2011)

Externe link