Middeleeuwen: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Tdevries (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door 145.103.254.53 hersteld tot de versie na de laatste wijziging door Puckly
Regel 6: Regel 6:
Met '''middeleeuwen''' wordt de periode aangeduid in de [[Geschiedenis van Europa|Europese geschiedenis]] tussen 500 en 1500 na Christus.
Met '''middeleeuwen''' wordt de periode aangeduid in de [[Geschiedenis van Europa|Europese geschiedenis]] tussen 500 en 1500 na Christus.


==Begin en einde van de middeleeuwen==
==Begin en einde van de verkrfavht
==


Afhankelijk van de invalshoek zijn meerdere begin- en einddata te geven voor de Middeleeuwen.
Afhankelijk van de invalshoek zijn meerdere begin- en einddata te geven voor de Middeleeuwen.

Versie van 20 mrt 2006 15:22

Sjabloon:Portaal
Sjabloon:WesterseGeschiedenis

Met middeleeuwen wordt de periode aangeduid in de Europese geschiedenis tussen 500 en 1500 na Christus.

==Begin en einde van de verkrfavht ==

Afhankelijk van de invalshoek zijn meerdere begin- en einddata te geven voor de Middeleeuwen.

  • Politiek wordt 476, met de val van het West-Romeinse Rijk genomen.
  • Uit een economisch en sociaal standpunt wordt 375, met het begin van de volksverhuizingen die voedseltekorten in de steden veroorzaken, genomen.
  • Politiek/religieus wordt 312, het jaar waarin het christendom een toegestane godsdienst werd in het Romeinse Rijk, wel eens als beginpunt genomen.

Het einde van de middeleeuwen is evengoed debateerbaar:

  • Het einde van de middeleeuwen valt politiek gezien in 1492, de ontdekking van Amerika luidt een periode van kolonisatie in.
  • Eveneens als politiek einde kan 1453, de datum van de val van het Byzantijnse Rijk worden gezien.
  • Op cultureel vlak wordt ook wel eens 1517 genomen, het jaar van de breuk tussen protestantse en rooms-katholieke kerken (stellingen van Maarten Luther).

De middeleeuwen worden vaak onderverdeeld in 3 kleinere periodes:

  • Vroege of donkere middeleeuwen: 5e eeuw-9e eeuw, worden gekenmerkt door kleine alleenstaande vorstendommen en verschillende invasies van steppevolkeren. De vroege middeleeuwen eindigen bij het rijk van Karel de Grote die de feodaliteit introduceert.
  • Hoge of volle middeleeuwen: 9e eeuw-13e eeuw, worden gekenmerkt door het belang van de feodale structuren en een verandering in het erfrecht waardoor de alleenstaande vorstendommen zich beginnen uit te breiden zowel door oorlog als door huwelijken. De Europese rijken richten zich buiten Europa voornamelijk op het Midden-Oosten in de vorm van kruistochten.
  • Late Middeleeuwen: 13e eeuw-15e eeuw. De kennis meegebracht uit de kruistochten en opgedaan in de strijd tegen Arabische invallen in Spanje brengt een langzame overgang naar de Nieuwe Tijd. De Europese rijken richten hun aandacht buiten Europa op het Oosten. Door de opkomst van rijke steden vermindert de greep van het feodale systeem.

Herkomst van de benaming

- De middeleeuwen danken hun naam (middel-eeuwen, tussentijd) aan het feit dat men deze periode in de Renaissance als een tussenperiode beschouwde. Ons gedeelte van de wereld was immers na de val van de Romeinen afgesneden van de klassieke cultuur en het kwam daar pas weer mee in aanraking tijdens de kruistochten; de Arabieren hadden veel werk van de klassieke schrijvers bewaard. Door de achteruitgang en de bedreiging door de Turken van de Byzantijnse beschaving trokken veel Byzantijnse geleerden naar het veiligere Italië en namen tevens veel kennis uit de Oudheid mee die in Constantinopel bewaard was. Ook de plundering van Constantinopel door de kruisvaarders in 1204 bracht naast veel materiële buit tevens veel in het Westen verloren gegane kennis terug naar Europa. Door hernieuwde kennismaking met deze antieke literatuur, filosofie en cultuur in het algemeen werden het Humanisme en de Renaissance feitelijk mogelijk gemaakt. Petrarca (ca. 1300) noemde deze periode de tijden van tenebrae (duisternis) en vanaf 1469 werd voornamelijk de term media tempestas (tussentijd) gebruikt. Pas in de 17e eeuw (Christoph Keller en Georg Horn) werd de term medium aevum (Middeleeuwen) gemeengoed. - - Overigens is de term 'middeleeuwen' een typisch westerse benaming voor een periode in de geschiedenis van West-Europa na de val van het Romeinse Rijk. In bijvoorbeeld Oost-Europa wordt de term niet gebruikt voor de eigen geschiedenis: men is van hier van mening dat het Romeinse Rijk pas gevallen is bij de inname van Constantinopel in de 15de eeuw. Dus is er geen periode aan te wijzen als 'middeleeuwen' tussen de val van de Romeinen en de 'nieuwe tijd'. In andere gebieden van de wereld zoals China, India of de Arabische wereld spreekt men nooit over een 'middeleeuws' tijdperk in de eigen geschiedenis.

De vroege middeleeuwen: 470-911

voor meer over dit onderwerp zie: Vroege Middeleeuwen

Onder de vroege middeleeuwen wordt over het algemeen verstaan: de periode van circa 470 tot 911; de geschiedenis van Europa na de ineenstorting van het West-Romeinse Rijk. Soms wordt ook de term duistere middeleeuwen gebruikt omdat, door de chaos die veroorzaakt werd door de vele invasiegolven van de op drift geraakte volkeren, er weinig op schrift gesteld werd en ook veel informatie verloren ging. Hierdoor is nog veel 'duister' wat de precieze gang van zaken betreft. Ook de algemene achteruitgang van de bevolking en levensstandaard, in vergelijking met het Romeinse verleden, wordt over het algemeen gezien als een duistere periode, die pas geleidelijk eindigde bij de consolidatie van de toestand door Karel de Grote.

Massale bevolkingssterfte

De Europese bevolking, die bij het begin van de jaartelling ongeveer 70 miljoen zielen telde (ter vergelijking: China 60 miljoen), kromp in deze tijd ineen tot 20-30 miljoen. Dit was niet door toedoen van massale slachtingen door oorlogsgeweld of grote hongersnoden hoewel die hun toch aanzienlijke tol natuurlijk wel hadden. De belangrijkste oorzaak lijkt te zijn dat er voorheen onbekende epidemische ziektes, meekomend met de invallende steppevolkeren, opdoken die massaal om zich heen grepen. De bevolking had hiertegen vooralsnog geen enkele weerstand opgebouwd en het sterftepercentage bij besmetting was meestal meer dan 50% (vergelijk de enorme sterfte door ziektes onder de indianen tijdens de tijd van de spaanse Conquestadores). Bekend van kroniekschrijvers uit die periode is een gigantische sterfte in het Byzantijnse Rijk onder Justinianus in de 6de eeuw.

De hoge middeleeuwen: 911-1250

voor meer over dit onderwerp zie: Hoge Middeleeuwen

De hoge middeleeuwen zijn een belangrijke periode in de geschiedenis van West-Europa. In de wetenschap kwam de scholastiek op. In deze periode bloeide ook het Pausdom op ongekende wijze. Er was een lang gevecht om wie het hoogste gezag in Europa moest krijgen: de Kerk of de aristocratie. Dit noemt men de Investituurstrijd. In Duitsland regeerde het Saksische huis met onder anderen Hendrik I, Otto I, en Otto III, later het Frankische huis met onder anderen Hendrik III en Hendrik IV. In Frankrijk oefende Hugo Capet invloed uit. In Engeland trad Willem de Veroveraar op.

Na het jaar 1000 kwam er meer stabiliteit in het middeleeuwse Europa. Aan de invallen van de Vikingen, die lange tijd Europa teisterden, was een eind gemaakt. In Spanje werd de Reconquista ingezet, het terugdringen van de Moren uit Spanje. Door de verbeterende landbouwmethoden begon de bevolking flink toe te nemen. Talrijke nieuwe dorpen en steden werden gesticht. De bestaande meestal door de Romeinen gestichte steden begonnen na het verval sinds de Romeinse tijd ook weer te groeien. Eveneens kwam de handel over lange afstand opnieuw op gang. Zie bijvoorbeeld de reis van Marco Polo naar China. Vooral Noord-Italië en het graafschap Vlaanderen groeiden in korte tijd uit tot rijke gebieden. Vanaf 1080 ontstonden de eerste universiteiten en was er een grote vooruitgang in kunst en architectuur. In deze periode werden de grote Romaanse en later Gotische kathedralen gebouwd. Door de toenemende welvaart konden de rijkste en machtigste steden stadsrechten afdwingen bij de aristocratie.

De late middeleeuwen: 1250-1517

De Jacquerie

voor meer over dit onderwerp zie: Late Middeleeuwen

Langzaam groeide ook de centrale macht ten nadele van de kleine heren. Er ontwikkelden zich langzaam sterke monarchieën zoals Frankrijk en Engeland. Door verschillende oorlogen (zoals de Honderdjarige Oorlog) en de pest viel in de 14e eeuw de economische groei stil. Door de grote sterfte kwam er een gebrek aan landarbeiders en arbeidskrachten. Volgens sommige onderzoekers was dit een sterke stimulans om mechanische (en arbeidsbesparende) verbeteringen door te voeren in de landbouw en in ambachten als mijnbouw en metallurgie. Hiermee werd de weg bereid voor de Nieuwe Tijd, waarin de Europese (westerse) beschaving zich over de rest van de wereld verbreidde.

Belangrijke uitvindingen in de middeleeuwen

Vaak worden de Middeleeuwen gezien als een periode van achteruitgang en stagnatie vergeleken met de Oudheid. Dit is niet helemaal waar, want de Romeinen berichtten zelf dat de technische vaardigheden van de 'barbaren' op zijn minst gelijkwaardig waren aan die van hen. De Romeinen waren veel beter in organiseren en samenwerken, en de Griekse filosofie en wetenschap waren helemaal superieur aan die van de barbaren. Maar wat praktische zaken als bijv. technische bekwaamheid in metaalbewerking betreft waren de Germaanse invallers zeker beter dan de Romeinen, wat uit archeologische vondsten ook blijkt. Gedurende deze periode werden veel belangrijke uitvindingen gedaan en reeds bestaande verder verbeterd. Hiermee werd de basis gelegd voor onze moderne wereld. Enkele voorbeelden:

  • Door de verbeterde zware ploeg met wielen kon de moeilijk bewerkbare maar vruchtbare vette grond van West-Europa eindelijk ontgonnen worden, wat de voedselproductie enorm verbeterde.
  • Het paardenhalster was belangrijk, zodat nu paarden als trekkracht gebruikt konden worden.
  • De stijgbeugel was belangrijk voor de verdere ontwikkeling van een efficiënte cavalerie.
  • In de hoge en late Middeleeuwen werden ook de eerste vuurwapens, zoals het kanon, in gebruik genomen.
  • Samen met verbeterde tactische en strategische oorlogsvoering betekende dit het definitieve overwicht van Europa over de nomadische steppevolkeren die zo vaak het continent binnengevallen waren.
  • Verder waren de windmolen en de eerste zeewaardige schepen middeleeuwse vindingen.
  • Voor de snelle verspreiding van kennis, nieuwe ideeën en wetenschappelijke ontdekkingen is de boekdrukkunst belangrijk geweest.

Deze korte opsomming zou nog veel uitgebreider kunnen zijn.

[bron?]