Twaalfjarig Bestand: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Synthebot (overleg | bijdragen)
Synthebot (overleg | bijdragen)
k r2.7.3) (Robot: toegevoegd: nds-nl:Twaalfjaorig bestaand
Regel 59: Regel 59:
[[fr:Trêve de douze ans]]
[[fr:Trêve de douze ans]]
[[it:Tregua dei dodici anni]]
[[it:Tregua dei dodici anni]]
[[nds-nl:Twaalfjaorig bestaand]]
[[pt:Trégua dos doze anos]]
[[pt:Trégua dos doze anos]]
[[ru:Двенадцатилетнее перемирие]]
[[ru:Двенадцатилетнее перемирие]]

Versie van 30 jan 2013 11:44

Het bestand wordt afgekondigd in Antwerpen. (Frans Hogenberg)

Het Twaalfjarig Bestand of Treves was een periode van twaalf jaar van wapenstilstand gedurende de Tachtigjarige Oorlog waarin niet of nauwelijks door de opstandelingen in de Republiek en de Spanjaarden werd gevochten. Het bestand duurde van 1609 tot 1621.

In 1621 werden de vijandelijkheden hervat. De oprichting van de West-Indische Compagnie dateert ook uit dat jaar.

De Treves

De informele besprekingen begonnen in 1606. In april 1607 werd een staakt-het-vuren uitgeroepen, nadat Jacob van Heemskerck in de Slag bij Gibraltar was gesneuveld. Spanje eiste van de Republiek dat de handel op Zuid-Amerika zou worden opgegeven, de geplande West-Indische Compagnie mocht niet tot stand komen. Aartshertog Albrecht van Oostenrijk slaagde erin op 31 januari 1609 een bestand te sluiten met de opstandelingen, waarvoor hij Ambrogio Spinola naar Rotterdam had gestuurd. Deze onderhandelingen vonden plaats op de locatie van de Rotterdamse admiraliteit. Bij het daarop volgend vredesoverleg in Antwerpen werd besloten de strijd tijdelijk te staken. Het bestand ging officieel in op 9 april 1609. Hiermee begon de rol van de Republiek als een feitelijk erkende onafhankelijke mogendheid; Engeland en Frankrijk kregen een Nederlandse ambassadeur, en er werden diplomatieke betrekkingen aangegaan met het Ottomaanse Rijk (sinds 1610), Marokko (verdrag gesloten 24 december 1610) en de Republiek Venetië (verdrag gesloten 31 december 1619). Het bestand werd ontdoken door met Zuid-Amerika handel te drijven onder vreemde vlag.

Voorstelling van de Lage Landen als Leo Belgicus door Claes Janszoon Visscher, 1609.

Het Twaalfjarige Bestand zorgde voor een tijdelijke onderbreking van de oorlog tegen Spanje die in 1568 met de militaire invallen van Willem van Oranje was begonnen. Speciaal voor de gelegenheid produceerde Claes Janszoon Visscher een kaart van de Nederlanden in de vorm van een leeuw, de Leo Belgicus. Daarop werden alle zeventien Nederlanden nog eenmaal als een geheel afgebeeld, vreedzaam naast elkaar levend dankzij het verstommen van het wapengekletter, gesymboliseerd door de slapende god Mars rechtsonder.

Dit werden jaren van vrede en welstand in de Zuidelijke Nederlanden en voor het aartshertogenpaar twaalf gelukkige jaren: ze vertoefden vaak op hun buitenverblijven in Tervuren en Mariemont, waar ze hun favoriete sport, de jacht, beoefenden. Vooral Isabella was populair onder de bevolking: de wat verlegen en soms in de omgang wat stijve Albrecht minder.

Politieke onrust

Tijdens het Twaalfjarig Bestand kwam er een einde aan de eenheid binnen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De spanningen tussen prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt liepen snel verder op. Al in 1600 was prins Maurits tegen het sturen van het leger naar Duinkerken geweest; een besluit dat door Van Oldenbarnevelt was doorgedrukt. De Slag bij Nieuwpoort die volgde werd ternauwernood door prins Maurits gewonnen, maar prins Maurits en Van Oldenbarnevelt waren definitief tegenstanders. Van Oldenbarnevelt was ook een warm pleitbezorger van het staakt-het-vuren, omdat dit gunstig was voor de handel. Maurits zag door een bestand zijn mogelijkheden voor gebiedsuitbreiding afnemen en verloor een belangrijke vorm van inkomsten door het wegvallen van veroverde buit. Maurits had liever doorgevochten.

Door het bestand kwamen ook de godsdienstige tegenstellingen scherper aan het licht. De volgelingen van de geestelijke Jacobus Arminius (1560-1609), de remonstranten of rekkelijken, weken af op het punt van de predestinatie, de vrije wil en de erfzonde van het kerkelijk-calvinistische belijden zoals dat was vastgelegd in de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelberger Catechismus en zetten zich af tegen bindende belijdenisgeschriften, waarin werd bepaald hoe men de Bijbel moet interpreteren. Hun opvattingen werden vastgelegd in de vijf artikelen van de remonstranten. Zij richten zich tot de Staten van Holland en West-Friesland om steun te krijgen tegen hun uitsluiting van de publieke kerk. Daarmee was het een politieke kwestie geworden.

De zielenvisserij, Adriaen Pietersz. van de Venne, 1614.
Allegorie op de ijver van de religies tijdens de Treves (Bestand). De rivier tekent de vanaf nu duidelijke scheiding tussen noord en zuid. Links de protestanten met de prinsen Maurits en Frederik Hendrik, Frederik V van de Palts, Jacobus I van Engeland en de jonge Lodewijk XIII van Frankrijk met zijn moeder Maria de' Medici. Op de voorgrond vissen de protestanten; hun netten zijn gemerkt met Fides, Spes en Caritas. Rechts de katholieken met aartshertogen Albrecht en Isabella, Spinola en paus Paulus V gedragen door kardinalen. Een bisschop met zijn priesters vist in het katholieke bootje naar mensen.

Van Oldenbarnevelt - die net als Maurits eigenlijk onverschillig tegenover alle religieuze meningsverschillen stond - wilde zeggenschap over de Kerk om rust te brengen in de gewesten. De calvinistische predikanten wensten echter geen inmenging van de staat in hun geloofsopvatting. Toen Van Oldenbarnevelt ruimte vroeg voor de remonstrantse leer van de Leidse hoogleraar Jacobus Arminius, escaleerde het conflict. Maurits zag in de calvinisten een bondgenoot tegen Van Oldenbarnevelt en sloot zich aan bij de contraremonstranten, die de leer van de (ook Leidse) hoogleraar Franciscus Gomarus aanhingen.

In 1616 gaf Hugo de Groot een lezing in Amsterdam over tolerantie tussen de strijdende partijen. Amsterdam was min of meer het centrum van het verzet tegen de Remonstranten. In februari 1617 kwam het daar tot rellen op zondagochtend voor het huis van Joachim Rendorp en Rem Bisschop. Jacob Taurinus schreef een pamflet waarin hij de overheid voorhield het heft in handen te blijven houden en de steden opriep hun oude privileges op te eisen.[1] De Staten gaven de vroedschappen toestemming waardgelders aan te nemen, want de schutterijen waren veelal calvinistisch.

De (remonstrantse) regenten in Holland hebben op 4 augustus 1617 de Scherpe Resolutie aangenomen. Deze resolutie gaf de steden in Holland de mogelijkheid om eigenhandig waardgelders (huurtroepen) aan te nemen om onlusten te voorkomen. In de praktijk kwam dit neer op optreden tegen contra-remonstranten. Prins Maurits zag in deze resolutie een aantasting van zijn gezag als militair leider.

De regering onder Johan van Oldenbarnevelt hield een synode zo lang mogelijk tegen, omdat het afbreuk zou doen aan haar gezag. Op 6 oktober 1617 sprak Dudley Carleton in naam van Jacobus I van Engeland zich in de Staten-Generaal der Nederlanden uit voor het houden van een synode. Hij was in staat op juridisch vlak met Grotius en Van Oldenbarneveldt te redetwisten [2] en slaagde erin de relaties tussen Engeland en de Nederlanden te verbeteren, dankzij zijn polariserende houding tegenover de Arminianen.[3][4] Op 26 oktober 1617 vertrok Stadhouder Maurits stilletjes uit Den Haag, om Delft, Schiedam, Rotterdam, Dordrecht en Gorinchem tot de synode te bewegen en aan te dringen op het opheffen van de waardgelders.[5] In maart en mei 1618 probeerde de prins bij zijn bezoek aan Gelderland en Overijssel de gewesten over te halen tot een synode. Van Oldenbarnevelt werd ondertussen beschuldigd van het aannemen van steekpenningen van Spanje. Hij kreeg nog meer kritiek over zich heen toen de raadspensionaris een brief schreef aan de stadhouder. Eind juli 1618 vertrok de prins naar Utrecht. Het aanhouden van waardgelders werd door de kapitein-generaal van het Staatse leger als rebellie beschouwd. De Prins besloot de waardgelders in Utrecht te dwingen de wapens neer te leggen; daarvoor werden alle straten naar de Neude afgezet. Bovendien werden er zeven nieuwe contra-remonstrantse edelen benoemd tot de Utrechtse ridderschap en werden de meeste Arminiaanse leden van de vroedschap vervangen. Het gevolg was dat de Staten van Utrecht stemden voor een nationale synode. Op 25 augustus gingen ook de Staten van Holland akkoord met een synode, die in november bijeenkwam en waarvan de uitkomst min of meer al duidelijk was.

Wetsverzetting

De stadhouder liet eind augustus 1618 Van Oldenbarnevelt, Hugo de Groot en Rombout Hogerbeets arresteren, nadat hij hen in Den Haag had uitgenodigd.[6] Een week later trok de prins naar Schoonhoven, Den Brielle, Delft, Schiedam, Gorinchem, Oudewater en Woerden. In oktober was hij in Monnikendam, Hoorn, Medemblik, Purmerend, Alkmaar [7], Leiden, Haarlem, Rotterdam; begin november in Gouda. In alle steden zijn burgemeesters, vroedschapsleden, en officieren van de schutterij ontslagen en vervangen. Een uitzondering was Edam.[8]

De Synode van Dordrecht besloot dat de leer van Gomarus de leer van de Gereformeerde Kerk was. Een afscheiding kon niet langer worden tegengehouden en de remonstranten richtten in september 1619 de Remonstrantse Broederschap op.

Voor een speciaal tribunaal werd Van Oldenbarnevelt ter dood veroordeeld. Op 13 mei 1619 werd hij op het Binnenhof onthoofd. Met de dood van Van Oldenbarnevelt en het verbod op de remonstrantse leer was de binnenlandse strijd in het voordeel van Prins Maurits beslist.

In 1619 verbood de Synode van Dordrecht — waar ook besloten werd tot de Statenvertaling te komen — de remonstrantse leer.

Einde van de Treves

Het Twaalfjarig Bestand eindigde zonder dat de Republiek behoefte voelde het te verlengen. De Hollanders hadden van de periode gebruikgemaakt om hun marinevloot te ontplooien en om in de controle van Zuid-Azië een voorsprong op de Engelsen te nemen.

Nadat landvoogd Albrecht van Oostenrijk in 1621 kinderloos overleed, kwamen de Zuidelijke Nederlanden conform de Akte van Afstand weer rechtstreeks onder de Spaanse troon, met Isabella van Spanje als landvoogdes.

Op 21 april werd de kanselier van Brabant naar Holland gestuurd voor onderhandelingen. Als tegenprestatie voor de macht over Brussel (door de Hollanders) werden toegevingen verwacht. Maar het voorstel viel niet in goede aarde en de kanselier werd op een haar na gelyncht. Het was aanvankelijk de bedoeling geweest dat de Treves op een definitieve vrede zou uitlopen. Er waren echter enkele diepgaande meningsverschillen tussen de Nederlandse Republiek en de Spaansgezinde regering in de Zuidelijke Nederlanden, die onoplosbaar bleken te zijn en ertoe leidden dat in 1621 de vijandigheden weer werden hervat. Deze betroffen de handel van Nederland met Oost-Indië, die volgens de Spanjaarden beëindigd moest worden, en de positie van de katholieken in de Republiek. De Spaanse regering vond dat de katholieken hier volledige godsdienstvrijheid moesten krijgen. De leiders van de Republiek antwoordden daarop dat de protestanten in het zuiden nauwelijks het recht op overleven hadden en wezen deze eis af. Het aantal katholieken in het noorden was nog zo groot dat de protestantse elite bang was dat bij volledige godsdienstvrijheid de suprematie van de calvinisten in gevaar zou komen.

Externe link