Opwekking van de dochter van Jaïrus: verschil tussen versies
→Jezus wekt dochter op: Marcus = kind. Matteüs = meisje. Lucas = [ze]. |
|||
Regel 85: | Regel 85: | ||
* Jezus betrad het huis van de synagogeleider, zag fluitspelers en een luid weeklagende menigte. |
* Jezus betrad het huis van de synagogeleider, zag fluitspelers en een luid weeklagende menigte. |
||
* Jezus: 'Ga weg. Het meisje is niet gestorven, maar slaapt.' |
* Jezus: 'Ga weg. Het meisje is niet gestorven, maar slaapt.' |
||
* De menigte lachte Jezus uit. Ze werden naar buiten gestuurd. |
|||
* The crowd laughed at Jesus. They were put outside. |
|||
* Jesus went in, took the girl by the hand, and she got up. |
* Jesus went in, took the girl by the hand, and she got up. |
||
* News spread throughout that region. |
* News spread throughout that region. |
||
Regel 91: | Regel 91: | ||
* Jezus zag bij het huis van de synagogeleider een groep huilende en weeklagende mensen en hij ging naar binnen. |
* Jezus zag bij het huis van de synagogeleider een groep huilende en weeklagende mensen en hij ging naar binnen. |
||
* Jezus: 'Waarom maken jullie zo'n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, maar slaapt.' |
* Jezus: 'Waarom maken jullie zo'n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, maar slaapt.' |
||
* De menigte lachte Jezus uit. Hij stuurde ze naar buiten. |
|||
* The crowd laughed at Jesus. He put them outside. |
|||
* Jesus took the parents and his 3 disciples in, took the child by the hand and said: 'Talitha koum! (Little girl, I say to you, get up!)' |
* Jesus took the parents and his 3 disciples in, took the child by the hand and said: 'Talitha koum! (Little girl, I say to you, get up!)' |
||
* The girl stood up and walked around (she was 12 years old). |
* The girl stood up and walked around (she was 12 years old). |
||
* Jesus strictly ordered people not to tell anyone about this and to give her something to eat. |
* Jesus strictly ordered people not to tell anyone about this and to give her something to eat. |
||
| Lucas 8:51–56 |
| Lucas 8:51–56 |
||
* Alle aanwezigen weeklaagden en sloegen zich van verdriet op de borst. |
|||
* All people were wailing and mourning her. |
|||
* Jesus: 'Houd op met klagen. Ze is niet gestorven, maar slaapt.' |
* Jesus: 'Houd op met klagen. Ze is niet gestorven, maar slaapt.' |
||
* |
* De menigte lachte Jezus uit, want ze wisten dat ze was gestorven. |
||
* Jesus took the girl by the hand and said: 'My child, get up!' |
* Jesus took the girl by the hand and said: 'My child, get up!' |
||
* Her spirit returned and she stood up. |
* Her spirit returned and she stood up. |
Versie van 28 jan 2022 11:51
De opwekking van de dochter van Jaïrus is een verhaal over de wonderen van Jezus in het Nieuwe Testament dat door de drie synoptische evangeliën op verschillende manieren wordt verteld. De drie versies van het verhaal zijn allemaal verweven met het verhaal van de genezing van de bloedvloeiende vrouw. De narratieven kunnen worden gevonden in Marcus 5:21–43, Matteüs 9:18–26 en Lucas 8:40–56.[1]
Samenvatting
Wetenschappers hebben algemeen erkend dat dit verhaal een typische voorbeeld is van een synoptische drievoudige traditie en dat de Lucasversie en de Matteüsversie van de Marcusversie zijn afgeleid.[1] Er bestaat geen equivalent verhaal in het Evangelie volgens Johannes. Hoewel sommige geleerden vergelijkingen hebben getrokken met narratieven over de genezing van de zoon van de koningsdienaar (Johannes 4:46–53) en de opwekking van Lazarus (Johannes 11:1–54), schreef Zwiep (2015) dat 'dit tot dusver volgens de meeste Bijbelwetenschappers geheel andere en ongerelateerde verhalen zijn.'[1]:352
Premisse
Wetenschappers zijn zich goed bewust van de verschillen tussen de drie narratieven in de evangeliën.[1] De premisse van het verhaal in Marcus en Lucas is dat een leider van een synagoge (Marcus: εἷς τῶν ἀρχισυναγώγων 'een van de synagogenleiders'; Lucas: ἄρχων τῆς συναγωγῆς 'een leider van een synagoge') in Galilea die Jaïrus heet (Grieks: Ἰάειρος Iaeiros, van de Hebreeuwse naam Jaïr) wil dat Jezus zijn 12-jarige dochter komt 'genezen/redden' (Marcus: σωθῇ) omdat zij 'stervende' was (Lucas: ἀπέθνῃσκεν; 'op sterven lag' (NVB21, NBG-1951)) of 'op het (punt van het) einde (vast)hield' (Marcus: ἐσχάτως ἔχει; 'ligt op sterven' (NBV21); 'ligt op haar uiterste' (NBG-1951)).[1] In Matteüs wordt de naam van de synagogeleider niet vermeld, noch de leeftijd van het meisje; het meisje is al 'zojuist gestorven' (ἄρτι ἐτελεύτησεν) en haar vaders verzoek aan Jezus is dat hij zijn hand op haar legt, want 'dan zal ze weer leven' (Matteüs: καὶ ζήσεται).[1] Met andere woorden, in Matteüs vraagt hij Jezus om haar dood terug te draaien in plaats van te voorkomen, zoals in Marcus en Lucas.[1]:352
Setting
De timing en setting van het verhaal verschilt enigszins per evangelie. In Marcus en Lucas volgt het verhaal onmiddellijk na de demonenuitdrijving bij de Gerasenen (of 'Gergesenen'); Jaïrus komt naar Jezus toe zodra hij uit zijn boot stapt en aan wal gaat.[1]:353 In hoofdstuk 9 van Matteüs speelt Jezus na zijn demonenuitdrijving bij de Gadarenen eerst nog de hoofdrol in drie andere verhalen: de genezing van de verlamde (in Kafarnaüm), de roeping van Matteüs en de gelijkenis over nieuwe wijn in oude zakken. Jezus bevindt zich in het huis van de apostel Matteüs en gaat daar om met tollenaars en zondaars terwijl hij discussies voert met farizeeën en discipelen van Johannes de Doper op het moment dat de synagogeleider arriveert.[1]:353
Marcus en Lucas vermelden een grote menigte (ὄχλος) die Jezus volgt en tegen hem aanduwt / zich om hem heen verdringt (συνέθλιβον/συνέπνιγον αὐτόν) terwijl hij Jaïrus naar zijn huis volgt. Matteüs maakt hiervan geen gewag; bij hem zijn het slechts Jezus en zijn discipelen (μαθηταὶ) die achter de synagogeleider aan lopen.[1]:352
De bloedvloeiende vrouw
Het narratief over de dochter van Jaïrus wordt onderbroken door de verschijning van een vrouw die al 12 jaar last had van een bloeding (hemorragie) (Matteüs: αἱμορροοῦσα haimorroousa; letterlijk "een bloedvloeiing gehad hebbende", volgens NBV21 "die aan bloedverlies leed"; Marcus/Lucas: οὖσα ἐν ῥύσει αἵματος ousa en rhysei haimatos; letterlijk "zijnde met een vloeiing van bloed", volgens NBV21 "die aan bloedverlies leed"). Marcus en Lucas informeren de lezer dat al deze tijd niemand haar had kunnen genezen, waaraan Marcus dramatisch toevoegt: 'Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan' (Marcus 5:25–26 NBV21; Lucas 8:43).[noot 1] Zodra ze de kleding/mantel (Marcus: ἱματίου) of de zoom/rand van de kleding/mantel (Lucas: κρασπέδου τοῦ ἱματίου) van Jezus aanraakte, stopte haar bloeding meteen volgens Marcus en Lucas. In Matteüs werd ze pas genezen nadat Jezus tegen haar had gezegd: "Houd moed, mijn dochter, uw geloof heeft u gered." Matteüs' verhaal van de bloedvloeiende vrouw eindigt daar ook (Matteüs 9:20–22).[5]:63–67
In Marcus en Lucas blijkt de aanraking van zijn kleding door de vrouw Jezus te verontrusten: hij lijkt geïrriteerd of zelfs boos te zijn (aangezien vermeld wordt dat de vrouw φοβηθεῖσα καὶ τρέμουσα 'bang was en trilde' door zijn reactie) wanneer hij voelt (Marcus) of zegt (Lucas) dat 'er kracht van hem/mij is uitgegaan'. Jezus ondervraagt mensen in de menigte: 'Wie heeft mij/mijn kleding aangeraakt?' Lucas beweert dat iedereen in de menigte ontkent het te hebben gedaan en laat Petrus zeggen dat de mensen om Jezus heen staan te duwen en te dringen (Marcus vermeldt alleen dat laatste, bij monde van 'de discipelen'). Jezus neemt daar echter geen genoegen mee en blijft de menigte net zo lang inspecteren totdat de nu genezen vrouw zich trillende en bang zijnde aan Jezus' voeten werpt en toegeeft dat zij het heeft gedaan. Jezus antwoordt: 'Uw geloof heeft u gered/behouden, mijn dochter; ga in vrede,' (met de toevoeging 'u bent van uw kwaal genezen' of 'wees genezen van uw kwaal' in Marcus). Hiermee worden de Marcus- en Lucasversies van het verhaal van de bloedvloeiende vrouw afgesloten (Marcus 5:25–34, Lucas 8:43–48).[5]:63–67
Overlijdensbericht dochter
In het narratief van Marcus en Lucas 'kwamen [mensen]' (Marcus: ἔρχονται, meervoud) of 'kwam iemand' (Lucas: ἔρχεταί τις, enkelvoud) met het bericht dat de dochter van Jaïrus is overleden[5]:62 en Jaïrus wordt gevraagd om Jezus niet verder lastig te vallen. Maar Jezus reageert: "Wees niet bang, geloof alleen [maar]," waarbij Lucas het citaat oprekt met de woorden "en ze zal worden genezen/gered" (σωθήσεται).[6]:141 Zodra ze bij het huis van Jaïrus arriveren staat Jezus het niemand toe om met hem mee naar binnen te gaan 'behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus', waar Lucas aan toevoegt: 'en de vader van het kind en de moeder', die er later door Marcus ook aan toegevoegd worden (Marcus 5:35–37,40; Lucas 8:49–50).[1]
In de versie van Matteüs was de dochter al vanaf het begin van het verhaal dood, dus deze gebeurtenis vindt niet plaats. Bovendien laat Matteüs' Jezus 'geen omstamders toe om getuige te zijn van hoe Jezus het opwekkingswonder verricht (Matt. 9:25)'.[1]
Jezus wekt dochter op
Bij het huis van Jaïrus vermelden Marcus en Lucas dat Jezus "een groep mensen [ziet] die luid stonden te huilen en weeklagen / zich van verdriet op de borst sloegen" (Marcus 5:38; Lucas 8:52 NBV21); volgens Matteüs ziet hij "de fluitspelers en de luid weeklagende menigte" (Matteüs 9:23 NBV21).[7] Jezus vraagt volgens Marcus retorisch waarom de mensen klagen; volgens Lucas zegt hij dat ze moeten stoppen met klagen; volgens Matteüs zegt Jezus tegen de menigte: 'Ga weg'.[7] De drie synoptici zijn het erover eens dat Jezus daarna aan alle aanwezigen vertelt: 'Het kind/meisje/ze is niet gestorven, maar slaapt.' Maar de menigte lacht Jezus uit. Marcus zegt dat Jezus de menigte naar buiten stuurt; Matteüs bevestigt dat iedereen wordt weggestuurd, maar zegt niet door wie; Lucas vermeldt dit niet, maar benadrukt dat de aanwezigen 'wisten dat ze was gestorven'.[5]:57
Jezus ging daarna weer naar binnen (Marcus, Matteüs). Hij nam het meisje bij de hand en zij stond op. In de versie van Marcus wordt er een Aramese frase aan Jezus toegeschreven: "Talitha koum", in het Grieks getranslitereerd als ταλιθα κουμ, dat volgens Marcus betekent: "Meisje, ik zeg je, sta op!" (Τὸ Κοράσιον, σοὶ λέγω, ἔγειρε. Marcus 5:41 NBV21).[8] Lucas' Jezus zegt: "Kind, sta op!" (Ἡ Παῖς, ἔγειρε).[noot 2] Matteüs' Jezus zwijgt. De verhaalversies van Marcus en Lucas eindigen met de instructies van Jezus dat het meisje iets te eten moet worden gegeven en dat Jaïrus en zijn vrouw niemand mogen vertellen wat er is gebeurd. Aan de andere kant vermeldt Matteüs niets over eten en sluit het verhaal af door te zeggen dat zij het zwijgbevel negeerden: 'Maar na hun [=van Jezus en de discipelen] vertrek verspreidden ze het nieuws over [Jezus] in de hele omgeving.'[5]:62
Narratieve vergelijking
Onderstaande vergelijking is hoofdzakelijk gemaakt op basis van de NBV21.
Matteüs | Marcus | Lucas | |
---|---|---|---|
Jaïrus vraagt om hulp | Matteüs 9:18–19
|
Marcus 5:21–24
|
Lucas 8:40–42
|
De bloedvloeiende vrouw | Matteüs 9:20–22
|
Marcus 5:25–34
|
Lucas 8:43–48
|
Bericht dochter overleden | Marcus 5:35–37
|
Lucas 8:49–50
| |
Jezus wekt dochter op | Matteüs 9:23–26
|
Marcus 5:38–43
|
Lucas 8:51–56
|
Interpretatie
Betekenis van 12 jaar
The combined stories have been used as an example of intercalation ("sandwich story"), where one incident is inserted within another, linked in this case by the connection between the 12-year ailment and the 12-year-old girl.[9][10][11] 12 years also represents the age at which girls come of age in Judaism, and so it appears that Mark and Luke mention the girl's age to emphasise the tragedy of her dying before her father could marry her off, receive a dowry and expect grandchildren to continue his lineage. Mary Ann Getty-Sullivan (2001): 'Thus the father may have faced financial loss as well as social disgrace, in addition to the personal sorrow of his daughter's illness and death.'[5]
Status van vrouwen
Other links established by Getty-Sullivan include the fact that Jesus calls the bleeding woman 'daughter' while he's on the way to Jairus' daughter; the apparent inferior status of both females as the girl's father represents her (and she is not given her own name, but rather the 'daughter of'), and the woman dares not face Jesus directly to ask for healing, but secretly approaches him from behind to touch his clothes; and the fact that both the woman and girl are rendered ritually unclean by their afflictions, and yet Jesus miraculously heals them by touching them.[5]
According to Barbara E. Reid (1996), it is significant that Luke adds that it is the father's only daughter, and that the Raising of the son of the widow of Nain narrative (only told in Luke's gospel, 7:11–17) mirrors it exactly by stating that he was the mother's only son.[6] Seeing that the genders are reversed here, but nevertheless treated in the same way, Reid concluded that daughters and sons were treated as equals by Luke's Jesus, in contrast to that society's culture, which valued sons far above daughters.[6]
Rol van geloof
John Donahue and Daniel Harrington state that this episode shows that "faith, especially as embodied by the bleeding woman, can exist in seemingly hopeless situations".[12] Michael Keene states that there is a link between Jairus and the woman: "The link between them is faith since both Jairus and the bleeding woman showed great faith in Jesus".[13] John Walvoord and Roy Zuck state that: "What appeared to be a disastrous delay in the healing of the woman actually assured the restoration of Jairus' daughter. It was providentially ordered to test and strengthen Jairus' faith."[14] Johann Lange also states that: "This delay would serve both to try and to strengthen the faith of Jairus."[15]
Beschrijving van de opwekking
William Robertson Nicoll (1897) suggested that the instruction to feed the girl is placed "in a more prominent position" in Luke than in Mark "to show that as she had been really dead, she was now really alive and well; needing food and able to take it".[16] Frédéric Louis Godet remarks "on the calmness with which Jesus gave the order after such a stupendous event": "As simply as a physician feels the pulse of a patient He regulates her diet for the day".[16] Getty-Sullivan (2001) pointed out that, rather than Mark/Luke's verb ἀνίστημι ("to stand up, to get up"), Matthew used the verb ἐγείρω ("to (a)rise") that is commonly connected to the resurrection of Jesus, suggesting that Matthew wanted to cast Jesus' miraculous revival of Jairus' daughter as a foreshadowing of what would later happen to Jesus himself.[5]:61
Zie ook
- Jezus (historisch)
- Jezus (traditioneel-christelijk)
- Openbaar optreden van Jezus
- Gelijkenissen van Jezus
Bronnen, noten en/of referenties
|