T-helpercel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Ellywa (overleg | bijdragen) op 29 mrt 2020 om 15:53. (Repareer link naar doorverwijspagina met Zeusmodus - OvergevoeligheidAllergie)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
De aanwezigheid van antigeen stimuleert de omzetting van T-cellen naar "cytotoxische" CD8+ T-cellen of "helper" CD4+ T-cellen

T-helpercellen (kortweg Th) zijn een vorm van witte bloedcellen die een belangrijke rol spelen in het immuunsysteem. Het hiv vernietigt deze cellen, zodat het immuunsysteem niet langer in staat is om virussen en bacteriën onschadelijk te maken. Er zijn ook zeldzame genetische ziektes die hetzelfde effect hebben op de T-helpercellen.

T-helpercellen geven verschillende soorten cytokinen af die verschillende processen reguleren. Bepaalde cytokinen stimuleren bijvoorbeeld de werking van cytotoxische T-cellen. Onder invloed van cytokinen ontwikkelen ook specifieke B-lymfocyten zich tot antilichaamproducerende plasmacellen.

Er zijn twee soorten T-helpercellen:

De immuunrespons door Th1-cellen wordt celgemedieerde immuniteit genoemd, terwijl die volgens Th2 humorale immuniteit wordt genoemd

De T-helpercel 1 (Th1) is vooral aanwezig bij een infectie, de T-helpercel 2 (Th2) vooral bij een allergie. Bij allergie ziet men in de verhouding Th1 en Th-2 een duidelijke verschuiving naar Th2. Bij immunotherapie (desensibilisatie) is er een daling van Th2-cellen en een stijging van Th1-cellen (die IgG-productie stimuleren).

Werking activatie

Op de T-helpercellen komen oppervlakte-receptoren voor. Zo zijn er bij alle T-cellen CD3-moleculen aanwezig. Typisch voor T-helpercellen zijn echter de CD4-moleculen. CD4 komt voor op ongeveer 60% van de mature T-cellen. Deze worden ook CD4+ T-helpercellen genoemd.

De TCR (T-Cel-Receptor) van de T-cel kan binden aan een klasse 2-molecule (MHC-II of HLA-II), die een antigeen presenteert. Deze klasse 2-molecule bevindt zich op een antigeen-presenterende cel, bijvoorbeeld een dendritische cel, of een granulocyt. Deze MHC-II-moleculen kunnen wel gestimuleerd worden tot expressie op bijvoorbeeld endotheelcellen en fibroblasten door interferon-gamma.

Voor de activatie van de T-cel moet er nog een secundair signaal zijn. Dit signaal bestaat uit het binden van CD40 op de antigeen presenterende cel (APC) met CD154(CD40L) op de T-cel. Hierdoor wordt het B7-eiwit aangemaakt op de antigeen presenterende cel. Dat eiwit gaat op zijn beurt weer binden op het CD28-eiwit op de T-cel. Bij afwezigheid van een van deze signalen gaat de T-cel in apoptose of wordt ze niet geactiveerd.