Naar inhoud springen

Willem II van der Marck

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door ErikvanB (overleg | bijdragen) op 19 apr 2020 om 18:18. (je moet beslist dit zien: https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Willem_II_van_der_Marck_Lumey&diff=48823023&oldid=48231518)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Willem II van der Marck Lumey
De inname van Brielle - gravure door Frans Hogenberg (1535-1590)
Lumey door Félicien Rops (prent voor La Légende d'Ulenspiegel, 1869)

Willem II van der Marck (ca. 1542Bisdom Luik, 1 mei 1578) was Heer van Lumey (toenmalig Frans voor Lummen), Seraing, Borsset en Minderheyt, erfvoogd van Franchimont en vorst van het Heilige Roomse Rijk. Lumey stond bekend als een beruchte en wrede geuzenleider.[1] Lumey stamt uit het huis Van der Marck (De la Marck), een adellijke familie die naast prins-bisschoppen ook beruchte personen heeft voortgebracht, zoals Willems gelijknamige overgrootvader Willem van der Marck. Lumey was een zoon van Jan van der Marck en Margaretha van Wassenaar (dochter van Jan van Wassenaar, burggraaf van Leiden) en een volle neef van Hendrik van Brederode. Zijn overgrootvader van moederszijde was Manke Jan van Egmont.

Wraak

Bij de onthoofding van Egmont en Horne zwoer Lumey zijn baard en nagels te laten groeien totdat hij wraak had genomen, hetgeen hem de bijnaam 'Overste Langnagel' opleverde. Willem sloot zich aan bij het protestantisme, samen met tientallen andere edellieden uit het prinsbisdom Luik. Hij viel op door zijn roof- en plundertochten. Samen met Willem van Oranje stak hij in 1568 de Maas over bij Stokkem. Deze campagne leverde de Oranjes nog geen politiek resultaat op. Willem van der Marck deed zich in deze periode opnieuw opmerken door geweld, afpersing en doodslag. Zo plunderde hij het nonnenklooster van Hoei, een monnikenklooster aan de oever van de Maas en mishandelde hij een monnik door deze aan de staart van een paard te binden.

Den Briel

In 1571 werd Lumey opperbevelhebber van de vloot der watergeuzen. Begin 1572 vertrok Lumey, met 25 schepen en ongeveer 1200 man (waaronder Willem Bloys van Treslong, Jacob Blommaert en Lenaert Jansz de Graeff), van de Engelse kust nadat de Engelse koningin Elisabeth I genoeg kreeg van de piratenacties van de Geuzen en deze het land uitstuurde. Zwervend over de Noordzee, zonder haven waar ze konden landen, kwamen ze door een storm per toeval in de Maasmonding terecht. Toen de plaatselijke veerman Jan Koppestok de vloot zag liggen nam hij contact op met de admiraal en vroeg of hij het vlakbijgelegen Den Briel kwam bevrijden. Dit was eigenlijk niet de bedoeling, maar toen bleek dat er geen Spaans garnizoen gelegerd was en er ook in de buurt geen troepen waren, besloot Lumey de stap te wagen. Hij ontscheepte zijn bemanning en veroverde op 1 april 1572 Den Briel. Hier komt het spreekwoord vandaan: op 1 april verloor Alva zijn bril, waarbij bril een verbastering is van Den Briel.

Vanuit Den Briel werden er tochten ondernomen richting de andere steden in Zuid-Holland en Zeeland. Veel steden gingen om en verklaarden zich voor de prins van Oranje. Zo ook de stad Gorkum. In die stad werden door de nieuwe regering de katholieke geestelijken gevangengezet en naar Brielle gestuurd. Aldaar besloot Lumey op 9 juli 1572 deze 19 katholieke geestelijken (17 priesters en 2 broeders) te vermoorden door ophanging, nadat ze op beestachtige wijze waren mishandeld. Ze zijn bekend geworden als de martelaren van Gorkum. Andere geestelijken waren reeds op de Grote Markt van Den Briel verbrand. Bij de verovering van Schoonhoven waren ook twee monniken vermoord.

Confrontatie met de Staten van Holland

Lumey was op 20 juni 1572 door Willem van Oranje benoemd tot zijn luitenant in Holland maar zijn arrogantie en zijn streven naar het admiraalschap maakte zijn positie onmogelijk. Er werd getwijfeld of hij de Staten van Holland nog wel boven zich achtte. Hij werd door de Delftse stadsbestuurders aangeklaagd bij de Staten van Holland vanwege de moord op Cornelis Musius, prior van het Agathaklooster in Delft (1572).[2] Ondanks zijn belofte aan de Staten van Holland op 22 juli 1572 om zich te houden aan de instructies van Willem van Oranje had hij Musius op 9 (of 10) december laten vermoorden. Musius was een vriend van Willem van Oranje, die regelmatig in het Sint-Agathaklooster verbleef en er woonde sinds november 1572. Lumey werd ontboden naar Delft en werd vervolgens gevangengezet in het kasteel van Gouda. Vanwege de precaire situatie werd hij vervolgens weer vrijgelaten. Toen het gerucht ging dat Lumey met zijn Waalse soldaten iets zou willen uitvoeren, werd Lumey weer gevangengezet, ditmaal in het slot Honingen. Enige tijd later wist hij te ontkomen naar Rotterdam, waar hij openlijk protest aantekende. In mei 1574 werd hem verzocht te vertrekken. Hij werd door de Staten het land uitgezet en vertrok uiteindelijk naar zijn landgoed in het land van Luik. Lumey vertrok eerst naar Aken om zijn rechtszaak inzake Musius voor de keizer van het Heilige Roomse Rijk te brengen, uit beklag en wrok tegen Willem van Oranje. Lumey zou als (voormalig) bevelhebber nog gezien zijn bij de Slag bij Gembloers (1577), waar de Staatse legers een nederlaag leden tegen de legers van Don Juan en Parma.

Verzoening met de katholieken

Omdat Lumey meende nog aanspraak te moeten maken op achterstallige vergoeding, ging hij met een klein leger naar 's-Hertogenrade en Heerlen, om deze te plunderen. Omdat de Staten bevreesd waren dat Lumey zou overlopen, stuurde men een deel van de bezetting van Maastricht naar deze plaatsen. Hierop besloot Lumey zich te verzoenen met de prins-bisschop van Luik en de overige Zuid-Nederlandse katholieken. Het is niet duidelijk of dit uit opportunisme voortkwam, of uit een daadwerkelijke bekering tot het katholicisme en berouw over zijn vroegere misdaden tegen katholieken. Hij zou op bezoek zijn geweest bij de graaf van Rennenberg, domheer van Luik en oom van de in 1580 overgelopen stadhouder van Groningen. Eenmaal op zijn landgoed bij Luik (het Château de Mont-Saint-Martin) verweerde hij zich dat hij was vergeven voor zijn zonden.

Dood

Zeven dagen later overleed hij, ongehuwd en kinderloos.[bron?] Een legende vertelt dat hij omkwam door een beet van een dolle hond. Hij werd echter vergiftigd. Het is niet duidelijk of de daders in het katholieke dan wel in het protestantse kamp moeten worden gezocht.

Lumey werd door zijn broer Philips, domheer te Straatsburg, begraven in de grafkelder van de familie in de kerk van Lummen, als heer van de heerlijkheid. Op 16 oktober 1872 werd zijn stoffelijk overschot, samen met de lijkkisten van Lummense bloedverwanten overgebracht naar de grafkelder van de familie Arenberg-de Ligne, gelegen onder het priesterkoor van de toenmalige Kapucijnenkloosterkerk in Edingen (Rue des Capucins 5). Op 28 februari 1881 belandden de drie lijkkisten in de "caveau", een onderdeel van de crypte onder de Kapucijnenkloosterkerk. Sedert enkele jaren is de "kerk" ontwijd en ingevolge verkoop privébezit geworden.

Trivia

  • Lumey is de basis voor het vaste personage "Admiraal Lumey" in de Nederlandse stripreeks Gilles de Geus.
  • In de Utrechtse Geuzenwijk werden twee straten naar hem genoemd: de Lumeystraat en de Van der Marckstraat.

Voorouders

Voorouders van Willem II van der Marck Lumey
Overgrootouders Willem I van der Marck Lumey (1440–1485)

Johanna van Aerschot-Schoonhoven (1440–1506)
Wilhelm Runkel (–)

Irmgard Rollingen (–)
Jan I van Wassenaar (1410–1495)

Jeanne de Haluin van Halewijn (1460–1529)
Jan III van Egmond (1438–1516)

Magdalena van Weerdenburg (1464–1538)
Grootouders Johan I van der Mark-Arenberg (1470–1519)

Margaretha van Runkel en Wiedet (1480–1547)
Jan van Wassenaar (1483–1523)

Josina van Egmond (1486–1520)
Ouders Johan II van der Marck-Arenberg (1500–1552)

Margarethe van Wassenaar (1500-1557)
Willem II van der Marck Lumey (1542–1578)