Naar inhoud springen

Yelaphomte

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Yelaphomte
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Laat-Trias
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Pterosauria
Familie:Raeticodactylidae
Geslacht
Yelaphomte
Martínez et al., 2022
Typesoort
Yelaphomte praderioi
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Yelaphomte is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs, behorende tot de Eopterosauria, dat leefde tijdens het Laat-Trias in het gebied van het huidige Argentinië.

Vondst en naamgeving

[bewerken | brontekst bewerken]

In 2012 en 2014 voerde een team van het Museo de Ciencias Naturales van de Universidad Nacional de San Juan opgravingen uit op de vindplaats van Quebrada del Puma, in het departement van Caucete in de provincie San Juan. Daarbij werden vier fragmenten van pterosauriërs gevonden. Twee daarvan zouden ieder een aparte soort vertegenwoordigen.

In 2022 werd de typesoort Yelaphomte praderioi benoemd en beschreven door Ricardo Nestor Martinez, Brian Andres, Cecilia Apaldetti en Ignacio Alejandro Cerda. De geslachtsnaam is een combinatie van het Alyentiyak, de taal van de Huarpe, yelap, 'beest', en homtec, 'lucht', een verwijzing naar de vliegende levenswijze en de pneumatisering van het skelet. De soortaanduiding eert Angel Praderio die het fossiel vond. De publicatie vond plaats in een elektronisch tijdschrift en daarom waren Life Science Identifiers nodig voor de geldigheid ervan. Deze zijn 25398AC3-1B62-46D3-8CC3-2F1F498B8408 voor het geslacht en 17D80B70-6B98-4831-A5DD-DC51C493A2E1 voor de soort.

Het holotype, PVSJ 914, is gevonden in een laag van de Quebrada del Barro-formatie die dateert uit het Norien-Rhaetien. Het bestaat uit een stuk snuit dat de achterkanten van de praemaxillae omvat alsmede de voorkanten van de bovenkaaksbeenderen en verhemeltebeenderen tot aan de voorkanten van de neusgaten.

Grootte en onderscheidende kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]

Yelaphomte is een kleine pterosauriër waarvan de vleugelspanwijdte lastig te bepalen is maar vermoedelijk niet veel meer dan een halve meter zal hebben bedragen. Het kaakfragment is maar 15,4 millimeter lang.

De beschrijvers wisten enkele onderscheidende kenmerken vast te stellen. Een daarvan is een autapomorfie, unieke afgeleide eigenschap. De snuitkam heeft op de zijkant een paar uitwaaierende dunne groeven die ver uit elkaar staan.

Daarnaast is er een unieke combinatie van op zich niet unieke kenmerken. Er loopt een rechte versmolten beennaad tussen de praemaxilla en het bovenkaaksbeen van de voorste onderhoek van het neusgat schuin naar beneden en onderen. Het bovenkaaksbeen draagt minstens zes tanden die een gelijke tussen afstand hebben en licht naar voren hellen. Het voorste deel van het bovenkaaksbeen is tandeloos.

Yelaphomte zou niet identiek zijn aan de tegelijkertijd benoemde Pachagnathus uit dezelfde formatie omdat die veel groter is en diens tanden verticaal staan. Omdat die vorm slechts bekend is van een onderkaak, kan een identiteit echter niet geheel worden uitgesloten.

De snuit is smal en loopt naar voren taps toe. De dwarsdoorsnede is driehoekig met de punt naar boven gericht. Er is geen spoor van een rosette, verbreding, aan de voorste punt. Op de bovenrand loopt een dunne massieve lengtekam waarvan de lengte en hoogte niet geheel duidelijk is. De beschrijvers denken dat de kam vrij hoog doorliep. De groeven op de zijkanten zijn uniek omdat er geen richels naast liggen, zoals bij Austriadactylus en Raeticodactylus wel het geval is , maar ze evenwijdig noch verticaal lopen, anders dan bij Gnathosaurus en Germanodactylus. De voorzijde van de snuit is sterk gepneumatiseerd met per zijde twee holten langs de middenlijn en vier holten aan de zijkant. Naar achteren lopen deze holten uit in een grote hoge centrale luchtkamer net voor de neusgaten.

Het bovenkaaksbeen heeft een lage lange voorste tak die taps naar voren toeloopt. De meeste verwanten hebben hogere takken en als de voorste tak dan dun is, zoals bij Preondactylus buffarinii, Austriadactylus cristatus en Caelestiventus, ligt deze onder het neusgat en niet ervoor. De zijwand staat vrijwel verticaal.

Het verhemelte heeft geen middenrichel maar wel zijrichels van de bovenkaaksbeenderen gescheiden door smalle groeven. Bovenop heeft het verhemelte een middentrog.

Het bovenkaaksbeen draagt minstens zes tanden. Voor de tandenrij is een tandeloze sector zichtbaar met een lengte van minstens vier tandposities. Het is echter mogelijk dat in de praemaxillae tanden stonden en de sector dus een hiaat of diasteem vertegenwoordigt, net als bij Dsungaripteridae. Door breuken is de vorm van de tanden onbekend. De dwarsdoorsnede van de tandkassen is ovaal, tweemaal breder over de lengteas van de kop gemeten dan overdwars. Ze staan dicht op elkaar met tussenruimten iets smaller dan een tandkas. Ze zijn regelmatig over de kaakrand verdeeld. Ze hebben één wortel. In vooraanzicht staan ze verticaal maar ze hellen 60° naar voren, afwijkend van de in zijaanzicht verticale positie bij de meeste basale Eopterosauria.

Yelaphomte werd binnen de Eopterosauria in de Raeticodactylidae geplaatst, in een polychotomie met Pachygnathus en Raeticodactylus. Yelaphomte en Pachagnathus zijn de eerste triadische pterosauriërs die in het Zuidelijk Halfrond zijn gevonden, met mogelijke uitzondering van de Brazilaanse Faxinalipterus minima, waarvan de status als pterosauriër omstreden is.

De positie van Yelaphomte in de evolutionaire stamboom volgens een analyse die deel uitmaakt van het beschrijvende artikel toont het volgende kladogram.

Pterosauria 

Macronychoptera


Eopterosauria 


Austriadactylus cristatus



Preondactylus buffarinii





Peteinosaurus zambellii


Eudimorphodontoidea 
Raeticodactylidae

Caviramus schesaplanensis




Pachagnathus benitoi



Raeticodactylus filisurensis



Yelaphomte praderioi




Eudimorphodontidae 

Seazzadactylus venieri




Eudimorphodon cromptonellus (=Arcticodactylus)




Eudimorphodon rosenfeldi (=Carniadactylus)



Eudimorphodon ranzii