Zweefvliegen (dieren)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Zweefvliegen
Simosyrphus grandicornis
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Diptera (Tweevleugeligen)
Familie
Syrphidae
Latreille, 1802
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Zweefvliegen op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

Zweefvliegen (Syrphidae) zijn een familie van insecten uit de orde vliegen en muggen of tweevleugeligen (Diptera). In Nederland zijn 363 soorten zweefvliegen waargenomen, 303 daarvan worden als inheems beschouwd.[1][2] Sommige andere vliegenfamilies vertonen gelijkende kenmerken, zoals de familie van de wolzwevers (Bombyliidae).

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Zweefvliegen zijn er in alle soorten en maten. De meesten zijn onopvallend en blijven in lengte onder de twee centimeter, zoals de kleine gitjes die enigszins op wapenvliegen lijken en die vaak op paardenbloemen of madeliefjes aangetroffen kunnen worden.

Een aantal opvallende zweefvliegen, zoals bijvliegen en fopwespen, bootsen vliesvleugeligen na zoals wespen, bijen, of hommels, door hun opvallend felle kleuren, overeenkomstige kleurpatronen of lichaamsbeharing op borststuk en achterlijf. Zweefvliegen die op hommels lijken, hebben een harig achterlijf, soorten die op wespen lijken meestal niet. Het lijken in kleur, vorm en/of geluid op andere, gevaarlijkere dieren heet mimicry en komt bij zeer veel diergroepen voor.

De belangrijke verschillen zijn;

  • vleugels; zweefvliegen hebben er twee, vliesvleugeligen vier.
  • bouw; een zweefvlieg heeft vaak geen taille, vliesvleugeligen vaak wel.
  • antennen; de antennen zijn drieledig bij zweefvliegen en onbeweeglijk, vliesvleugeligen hebben beweeglijke antennes met meer dan drie leden.
  • ogen; vliegenogen zijn bijna rond en vullen een groot deel van de kop, ogen van vliesvleugeligen zijn langwerpig (ze lijken nijdig te kijken) en vullen minder groot deel in van de kop.
  • vlucht; ten opzichte van de veel zwaardere hommels, bijen en wespen zijn zweefvliegen heel wendbaar en hebben ze het vermogen perfect stil te hangen, te 'zweven'; vandaar ook hun naam.

De zweefvliegen onderscheiden zich van de andere vliegen door een unieke vleugeladering. In de vleugel is namelijk een ader aanwezig die niet zoals andere aderen een begin in de vleugelbasis heeft en eindigt aan de vleugelrand, maar die een eindje van de basis af begint en voor de rand van de vleugel eindigt. Deze ader heet vena spuria en is bij bijna alle zweefvliegensoorten aanwezig.

Sekse-onderscheid[bewerken | brontekst bewerken]

Bij veel soorten zijn de mannetjes van de vrouwtjes te onderscheiden doordat de ogen van de mannetjes elkaar boven op de kop raken, terwijl bij de vrouwtjes deze juist van elkaar gescheiden zijn. Dit is geen heel harde regel, want er zijn ook soorten waarbij bij zowel de mannetjes als de vrouwtjes de ogen gescheiden zijn, maar ook in dat geval blijven de ogen van de vrouwtjes verder uit elkaar staan vergeleken met die van de mannetjes van dezelfde soort. Alle mannetjes hebben daarentegen wel een asymmetrische knobbel op hun achterlijfspunt. De vrouwtjes hebben daar een heel klein gaatje en alles is symmetrisch op de achterlijfspunt.

Ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

Zweefvliegen leven vrijwel zonder uitzondering van nectar en stuifmeel, ze zijn dan ook vaak op bloemen te zien. Veel soorten zweefvliegen zijn geliefd in kassen en de tuinbouw vanwege de vraatzuchtige larven die alleen bladluizen eten, echter niet alle soorten leven van bladluizen. De larven van zweefvliegen zien er verschillend uit, afhankelijk van waar ze leven en wat ze eten;

  • Bladluisetend; larven lijken een kruising tussen een naaktslak en een worm, leven op planten zoals de halvemaanzweefvliegen.
  • Afvaletend op het land; platte, wormachtige larven soms met beharing, leven soms in wespennesten, zoals de stadsreus (Volucella zonaria).
  • Afvaletend in het water; made-achtige dikke larve met zeer lange telescopische adembuis die boven water wordt gestoken. Deze larven worden ook wel rattenstaartlarven genoemd, onder andere de blinde bij (Eristalis tenax) heeft een dergelijke larve.

Galerij: ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

Verspreiding en leefgebied[bewerken | brontekst bewerken]

De familie komt wereldwijd voor. Volwassen zweefvliegen leven op bloemen, vooral op schermbloemigen en composieten.

In Nederland nemen zweefvliegen af, zowel in aantallen soorten als in aantallen individuen.[3] Begin jaren negentig van de vorige eeuw nam de snelheid waarmee zweefvliegsoorten uit Nederland verdwijnen plotseling opvallend toe. Deze trendbreuk viel in de tijd samen met de introductie van neonicotinoïden in de landbouw.[3][4] Droogte als gevolg van klimaatverandering is een andere mogelijke factor voor de achteruitgang van zweefvliegen in Nederland.[4]

Taxonomie[bewerken | brontekst bewerken]

De volgende taxa zijn bij de familie ingedeeld:

Geslachten en soorten[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn wereldwijd tweehonderd geslachten met in totaal zo'n zesduizend soorten beschreven, waarvan er zo'n 500 in Europa voorkomen. Onderstaand afbeeldingen van enkele algemene soorten van de ruim 250 a 300 soorten die in Nederland en België voorkomen. Klik op de Nederlandse naam om naar het artikel te gaan.

Geslachtenoverzicht[bewerken | brontekst bewerken]

De geslachten met gedefinieerde pagina staan hieronder vermeld met het (globaal) aantal soorten tussen haakjes.

Halvemaanzweefvliegen Fabricius, 1805

In Nederland waargenomen soorten[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Goot, V.S. van der, 1981. De zweefvliegen van Noordwest-Europa en Europees Rusland, in het bijzonder de Benelux. - Bibl. K. Ned. Natuurh. Veren. 32: 1-274.
  • Reemer, M., Willem Renema, Wouter van Steenis, Theo Zeegers, Aat Barendregt, John T. Smit, Mark P. van Veen, Jeroen van Steenis en Laurens J.J.M. van der Leij. De Nederlandse zweefvliegen. Nederlandse Fauna 8, ISBN 9789050112901, EIS Nederland & Naturalis, 2009.
  • Reemer, M. Zweefvliegen Veldgids, Jeugdbondsuitgeverij 2000, ISBN 90-5107-035-7, geheel vernieuwde 2e druk 2000.