De vissen zijn slank tot gedrongen, meestal rond in dwarsdoorsnede, en 2,5 tot 32 centimeter lang. In tegenstelling tot de onderorde van de ijsheek Aplocheiloidei, waarvan de buikvinbases dicht bij elkaar liggen, staan ze ver uit elkaar in de Cyprinodontoidei. Een metapterygoïde ontbreekt; bij de Cyprinodontoidei is dit schedelbeen aanwezig. De Cyprinodontoidei hebben twee basibranchialia (botten aan de basis van de kieuwboog), de Aplocheiloidei drie. Het bovenste (dorsale) hypohyale, een bot van het branchiostegale apparaat, is afwezig. De meniscus tussen premaxilla en maxilla ontbreekt. De onderkaak is robuust en in het midden verbreed. Een voorste verlenging van het autopalatine, een gepaard bot in het verhemelte van de vis, is geknikt en hamervormig. Het ligament dat normaal gesproken van het binnenste van de bovenkaak naar het midden van het kraakbeen naar de snuit loopt, ontbreekt.
Joseph S. Nelson: Fishes of the World, John Wiley & Sons, 2006, ISBN 0-471-25031-7.
E.O. Wiley & G.D. Johnson (2010): A teleost classification based on monophyletic groups. In: J.S. Nelson, H.-P. Schultze & M.V.H. Wilson: Origin and Phylogenetic Interrelationships of Teleosts, 2010, Verlag Dr. Friedrich Pfeil, München, ISBN 978-3-89937-107-9.