Frits Noske

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Frits Noske
Frits Noske (rechts) met Gustav Leonhardt in 1984
Persoonlijke gegevens
Volledige naam Frits Rudolf Noske
Geboren Den Haag, 13 december 1920
Overleden Zwitserland, 15 september 1993
Werkzaamheden
Vakgebied Muziekwetenschap
Universiteit Leiden, Amsterdam
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Onderwijs

Frits Rudolf Noske (Den Haag, 13 december 1920 - Bellinzona, 15 september 1993) was een Nederlands musicoloog.

Leven[bewerken | brontekst bewerken]

Frits Noske was een zoon van Abraham Anthony Noske, uitgever van Nederlandse muziek (Muziekuitgeverij A.A. Noske), en pianiste Leny Friedländer. Broer Willem Noske was violist. Hij trouwde in 1949 met arts en sopraan Jeanne Albertine Fabius, Uit dat huwelijk kwamen dochter Barbara en zoon Roland voort. Tussen 1956 en 1962 woonde Frits Noske, van tafel en bed gescheiden, op kamers aan de Palestrinastraat in Amsterdam, vernoemd naar componist Giovanni Pierluigi da Palestrina. In 1962 volgde de definitieve echtscheiding en hertrouwde hij met Maria Catharina Nielsen. Een derde huwelijk deed hem in Airolo in Zwitserland belanden. Hij werd begraven in het dorp Villa Bedretto (Ticino).

Frits Noske begon zijn een opleiding met een studie cello en muziektheorie. In de periode van de Tweede Wereldoorlog bezocht hij daartoe de conservatoria van Amsterdam en Den Haag. In die tijd componeerde hij ook een aantal stukken ter begeleiding van toneelstukken maar ook een aantal werken binnen het genre kamermuziek. Tussen 1945 en 1949 was hij student bij de musicoloog prof. Karel Philippus Bernet Kempers aan de Universiteit van Amsterdam met in het vervolgseizoen een studie aan de Sorbonne bij Paul-Marie Masson. Hij promoveerde in 1954 in Amsterdam bij prof. Bernet Kempers op het proefschrift La mélodie française de Berlioz à Duparc, in 1970 in herwerkte vorm in het Engels verschenen als French Song from Berlioz to Duparc. Ondertussen had hij al werk in de muziekwereld: docent muziektheorie aan de Muziekschool van Bussum (1951-1953), muziekgeschiedenis aan het Amsterdams Conservatorium (1951-1965) en assistent en bibliothecaris van de Openbare Muziekbibliotheek en Toonkunstbibliotheek (1950-1968),

Van 1965-1968 was hij tevens bijzonder hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Leiden. In 1968/1969 volgde hij Bernet Kempers op als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.

In 1984 trok hij zich terug uit de actieve muziekwereld en vestigde zich in het Zwitserse Airolo. Hij werkte daar privé door binnen de Nederlandse en Italiaanse religieuze muziek van de 17e eeuw.

Hij overleed in Bellinzona. Zijn rouwadvertentie vermeldde:

Een van zijn leerlingen is Gustav Leonhardt.

Publicaties (keuze)[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1954. La mélodie française de Berlioz à Duparc. Paris: Presses universitaires de France & Amsterdam: North-Holland Publishing Company.
  • 1957. Constantijn Huygens. Pathodia sacra et profana : Unius vocis cum basso continuo. Uitgave verzorgd door Frits Noske en Noelle Barker. Amsterdam: North-Holland Publishing Company
  • 1970. French song from Berlioz to Duparc: the origin and development of the melodie. Translated by Rita Benton. - 2nd edition revised by Rita Benton and Frits Noske. New York: Dover Publications.
  • 1977. The Signifier and the Signified.:Studies in de operas of Mozart and Verdi. Den Haag: Martinus Nijhoff.
  • 1989. Sweelinck. Oxford: Oxford University Press.
  • 1989. Music bridging divided religions; The motet in the seventeenth century Dutch republic. Vols. 1 & 2. Wilhelmshaven: Noetzel.
  • 1992. Saints and Sinners: The latin musical dialogue in the seventeenth century. Oxford: Claredon Press.