Gebruiker:Notum-sit/Sugambren

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De Sugambren (Latijn: Sugambri, Sigambri, Sygambri en Sicambri) waren een Germaanse stam die rond het begin van de jaartelling in de buurt van de Lippe leefde. In de vijfde eeuw woonden ze in de buurt van de Waal. Vermoedelijk waren ze een van de stammen die later het stammenverbond van de Salische Franken zouden vormen.

Oudste geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De herkomst van de Sugambren is onbekend. Ze worden voor het eerst genoemd rond het jaar 55 v. Chr. wanneer de ze de door de Romeinen verslagen stammen der Usipeti en Tencteri onderdak verschaffen en weigeren ze aan de Romeinen uit te leveren. Julius Caesar bouwde vervolgens een brug over de Rijn, stak de dorpen van de Sugambren in brand en liet hun koren afmaaien. De Sugambren zelf hadden zich tijdig met hun vee teruggetrokken. [1]

In 53 v. Chr. vielen ze het Romeinse legerkamp bij Atuatuca aan dat toen onder bevel stond van Quintus Tullius Cicero. Ze waren de Rijn in eerste instantie overgestoken om het land van de Eburonen te plunderen, wat Caesar de naburige stammen had toegestaan om Ambiorix' opstandige Eburonen te straffen.[2]

In het jaar 16 v. Chr. doodden de Sugambren, Tencteren en Usipeten Romeinen in het gebied rechts van de Rijn en voerden ze een plundertocht uit in Gallië. Ze overwonnen daar de hen achtervolgende Romeinse troepen van de stadhouder Marcus Lollius, waaronder het Vijfde legioen Alaudae (clades Lolliana). Deze nederlaag, op zich zonder blijvende gevolgen, deed afbreuk aan het prestige van Augustus en leidde tot een agressievere Romeinse politiek in het Overrijnse.

Gedicht van Ovidius: [2]

De dooaanvallen zouden in 12 v.Chr. van start moeten gaan, maar de Sigambri en andere met hen verbonden stammen deden al eerder een inval in Gallië, waar het onrustig was wegens de door de Romeinen opgelegde belastingen. Strabo noemt de Sygambri die onder leiding stonden van Melo de aanstichters van de oorlog. [3] Strabo meldt bovendien dat de Sugambren tegenover de Menapii woonden die toen nog aan beide zijden van de Rijnmonding woonachtig waren.

Nero Claudius Drusus drong de indringers terug en voerde rechts van de Rijn vanaf 1 augustus van dat jaar de voorgenomen strafexpeditie uit. Hij trok via de gebieden van de Usipeten naar de streken der Sugambren. Er volgden nog enkele andere invallen, culminerend in de deportatie van de overlevende Sugambren in 8 v.Chr.. Onder de naam Cugerni zouden zij zijn gevestigd rond Xanten. Ook in Germanicus' triomftocht van 26 mei17 n. Chr. liepen Sugambren mee. Strabo noemt Deudorix, de zoon van Baetorix, de broer van Melo.

Latere berichten spreken elkaar tegen. Claudius Ptolemaeus (circa 87 n. Chr. - circa 150 n. Chr.) plaatst in zijn Geographia de Sygambri nog steeds rechts van de Rijn, ten noorden begrensd door de Bructeri minores en ten zuiden door de Suevi Langobardi.[4] Tacitus noemt de Sugambri echter helemaal niet in zijn Germania en zegt dat de Bructeri waren uitgemoord door hun buren. Strabo plaatste de Langobarden al in het gebied van de Elbe.

Laat-Romeinse tijd[bewerken | brontekst bewerken]

In de laat-klasssieke tijd noemt Sidonius Apollinaris (circa 431-489) de Sicambri enkele malen in zijn Carmina (Gedichten), respectievelijk opgedragen aan de Romeinse keizer Majorianus (ca 420-422 - 461) en aan Consentius, een Gallo-Romein uit Gallia Narbonensis, en in een brief aan een zekere Lampronius.[5] [6]

Hieruit valt enerzijds op te maken dat de Sugambren recent door de Romeinen verslagen waren en anderzijds dat latere generaties meenden dat hun afstammeling toentertijd dichtbij de Waal (Vachalim (acc.)) woonden. Dit kan echter ook een archaïsche uitdrukkingswijze zijn.

Sigambri als poëtische naam voor de Salische Franken[bewerken | brontekst bewerken]

In de Romeinse en Merovingische periode was het de gewoonte lofredes af te steken om de gasten te boeien en heersers te behagen. Deze poëtische ontboezemingen speelden een belangrijke rol in de cultuuroverdracht. Een van de rituele gebruiken binnen deze lofredes was het gebruiken van archaïsche namen voor contemporaine zaken. Zo werden Romeinen vaak als "Trojanen" aangeduid. Er zijn enkele plaatsen waar Salische Franken als "Sicamber" worden betiteld. Zo spreekt Venantius Fortunatus (circa 536 - 610) de Frankische koning Charibert (517 - 567) aan met Sigamber.[7]

In dezelfde eeuw schrijft de geschiedkundige Gregorius van Tours (538 - tussen 592-596) dat bij de bekering van Clovis I (465 - 511) door Remigius (- circa 536), de bisschop van Reims, tegen Clovis zei: " Buig je nek, Sigamber. Eer wat je hebt verbrand; verbrand wat je hebt geëerd". [8]

[9]

Sicamber als poëtische naam bewoners van Gelre[bewerken | brontekst bewerken]

In de zestiende eeuw werden met Sicamber ook de bewoners van het hertogdom Gelre aangeduid en in het bijzonder de hertog van Gelre. [10][11] Sicamber werd in die tijd incidenteel zelfs als voornaam gebruikt. Een van de bekendste dragers was Rutger Sycamber van Venray (1456–ca. 1514).[12]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Gaius Julius Caesar, De bello Gallico, Boek IV
  2. Gaius Iulius Caesar, De bello Gallico VI, 35–41
  3. Strabo, Res Gestae Divi Augusti 32, 1; [[Strabo (historicus)|]] 7, 1, 4: Online versie
  4. Claudius Ptolemaeus, Geographia, II.10
  5. Sidonius Apollinaris, Carmina Nr. 13 en 23. (la) [1] Carmen XIII van Sidonius] "Sic ripæ duplicis tumore fracto,Detonsus Vachalim bibat Sicamber." Carmen XXIII van Sidonius " Tu Tuncrum, et Vachalim, Visurgin, Albin, / Francorum et penitissimas paludes / Intrares, venerantibus Sicambris, / Solis moribus inter arma tutus."
  6. Sidonius Apollinaris, Epistulae Boek VIII brief IX,5 (la) Brieven van Sidonius "Hic tonso occipiti, senex Sygamber, / Postquam victus es, elicis retrorsum / Cervicem ad veterem novos capillos, (...).".
  7. Friedrich Leo, ed. Venanti Honori Clementiani Fortunati presbyteri Italici Opera poetica, Boek VI, Carmen 2, vers 97/98, in Monumenta Germaniae Historica, Berlijn, 1881, p.133 "cum sis progenitus clara de gente, Sigamber / floret in eloquio lingua Latina tuo".
  8. Gregorius van Tours, Historiae Francorum X Libri, Boek II, 31 "Mitis depone colla, Sigamber; adora quod incendisti, incende quod adorasti"
  9. Bruno Krusch, ed, Vitae Columbani abbatis discipulorumque eius libri duo p.62 in: Passiones vitaeque sanctorum aevi Merovingici et antiquroum aliquot (II) in Monumenta Germaniae Historica, Hannover 1902, "Si enim me in hoc opere nequaque indignum judicassem, olim iam, ad ea texenda temerario quamvis conatu adgressus fuissem, quamquam me et per triennium Oceani per ora vehit et Scarbea lintris abacta ascoque Scaldeus molles secando vias madefacit saepe et lenta palus Elnonis plantas ob venerabilis Amandi pontificis ferendum suffragium, qui his constitutus in locis veteris Sicambrorum errores euangelico mucrone coercet."
  10. Opschrift van een torenklok uit 1513 in Oldenzaal luidde: "Fregit insanus rabie Sicamber; Reddidit sanus decus atque nomen Integrum, Plechelmi, tibi Gerardus Wou Schoneborch et socius Joannes; Tertio post mille decemque, junctis Quinques centum, fuit hoc sub anno 1513". Site van de Sint-Plechelmusbasiliek
  11. Studenten aangeduid als Sicamber (2) en Sycamber (1) te Heidelberg en Genève
  12. (de) http://edoc.hu-berlin.de/histlit/2006-1/HTML/MA_2006-1.php recensie van een boek over de wereld van Rutger Sycamber van Venray]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

de:Sugambrer en:Sicambri