Resolutie 1330 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Resolutie 1330
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 5 december 2000
Nr. vergadering 4241
Code S/RES/1330
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Olie-voor-voedselprogramma
Beslissing Verlengde het programma met 180 dagen.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 2000
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Argentinië Argentinië · Vlag van Bangladesh Bangladesh · Vlag van Canada Canada · Vlag van Jamaica Jamaica · Vlag van Maleisië Maleisië · Vlag van Mali Mali · Vlag van Namibië Namibië · Vlag van Nederland Nederland · Vlag van Tunesië Tunesië · Vlag van Oekraïne Oekraïne
Irak.

Resolutie 1330 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd op 5 december 2000 unaniem aangenomen door de VN-Veiligheidsraad.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Golfoorlog (1990-1991) en Olie-voor-voedselprogramma voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Op 2 augustus 1990 viel Irak zijn zuiderbuur Koeweit binnen en bezette dat land. De Veiligheidsraad veroordeelde de inval onmiddellijk en later kregen de lidstaten carte blanche om Koeweit te bevrijden. Eind februari 1991 was die strijd beslecht en legde Irak zich neer bij alle aangenomen VN-resoluties. In 1995 werd met resolutie 986 het olie-voor-voedselprogramma in het leven geroepen om met olie-inkomsten humanitaire hulp aan de Iraakse bevolking te betalen.

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

Waarnemingen[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens de Veiligheidsraad bleef het noodzakelijk de bevolking van Irak humanitaire steun te verlenen tot het land onder meer aan resolutie 687 voldeed. Pas dan kon de Raad de sancties van resolutie 661 opheffen. Verder moest die humanitaire steun gelijk verdeeld worden over de bevolking in het hele land.

Handelingen[bewerken | brontekst bewerken]

De provisies van resolutie 986, het olie-voor-voedselprogramma, werden verlengd met nogmaals een periode van 180 dagen, te beginnen op 6 december. De totaalsom waarvoor landen aardolie uit Irak mochten invoeren bleef in die periode gelijk aan het door de secretaris-generaal aanbevolen bedrag van US$5,2 miljard. 13% ervan moest opnieuw naar humanitaire goederen voor de bevolking gaan en US$600 miljoen mocht weer worden gebruikt voor onderdelen voor de olie-industrie om de productie op te krikken. De Raad bekeek ook de mogelijkheid om US$15 miljoen te gebruiken voor Iraks achterstallige VN-bijdragen.

Verwante resoluties[bewerken | brontekst bewerken]

Originele werken bij dit onderwerp zijn te vinden op de pagina United Nations Security Council Resolution 1330 op de Engelstalige Wikisource.