Grote wederik
Grote wederik | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Lysimachia vulgaris L. (1753) | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||
Grote wederik op Wikispecies | |||||||||||||||||||
|
Grote wederik (Lysimachia vulgaris) is een vaste plant uit het geslacht wederik (Lysimachia).
Kenmerken
[bewerken | brontekst bewerken]De plant wordt 0,5-1,5 m hoog. De bloemen staan in eindelingse pluimen. De bloemkroon is geel. De bloemen hebben vijf kroonslippen die 7-30 mm lang zijn. Aan de voet hebben de kroonslippen dikwijls een bruinrode vlek. Aan de rand zijn ze bezet met klierharen. De kelkslippen zijn 3-5 mm lang en aan de rand gewimperd. De bladeren staan soms in tweetallen of in kransen van drie of vier aan de stengel. Ze zijn kortgesteeld, langwerpig en lopen in de top uit in een spits. De nerven springen een beetje uit en vormen netwerkjes. Op de bladeren zitten onregelmatige, rode klierpuntjes, die als het blad tegen het licht gehouden wordt goed zijn te zien. De plant heeft wortelstokken, in het water kunnen die soms rood en meterslang zijn. De vrucht is een doosvrucht.
Verspreiding
[bewerken | brontekst bewerken]De grote wederik komt voor in de gematigde zone van Eurazië. In Nederland is de plant algemeen, met uitzondering van de zeekleigebieden en de Waddeneilanden. Ook in België is de plant aan de kust zeldzamer dan in het binnenland.
Grote wederik komt voor op natte tot vochtige bodems. Ze kan deel uitmaken van allerlei verschillende typen vegetaties. Zo kan ze onderdeel uitmaken van ruigten op niet te voedselrijke bodem en groeit in vrij voedselarme grasland alsook in bossen. Langs waterkanten is ze geregeld aan te treffen.
Ecologische betekenis
[bewerken | brontekst bewerken]De grote wederik heeft een bijzondere relatie met slobkousbijen (Macropis), een geslacht van solitaire bijen. Soorten daarvan zijn onder andere de gewone slobkousbij en de bruine slobkousbij. De plant vormt olieklieren aan de voet van meeldraden. De olie wordt door vrouwelijke slobkousbijen verzameld samen met het stuifmeel. Tijdens het bezoek van de bij aan de bloemen komen de olie en het stuifmeel op de borst van de bij terecht, die ze tijdens het vliegen naar de poten overbrengt en vasthecht aan speciale haren, de 'slobkousen.' Het mengsel van olie en stuifmeel dient als voedsel voor de bijenlarven. Vooral langs spoorsloten komt deze ecologische relatie voor.
Plantengemeenschap
[bewerken | brontekst bewerken]De grote wederik is een kensoort voor het onderverbond Circaeo-Alnenion van het verbond van els en gewone vogelkers (Alno-padion).
Afbeeldingen
[bewerken | brontekst bewerken]Toepassingen
[bewerken | brontekst bewerken]De grote wederik wordt evenals de puntwederik aangeplant in tuinen, al is de laatste meer een uitgesproken tuinplant. De bruinrode vlek op de kroonslippen is binnen de signatuurleer opgevat als een aanwijzing dat de plant zou helpen tegen bloedspuwingen.
Bibliografie
[bewerken | brontekst bewerken]- Heukels' Flora van Nederland, 22ste druk 1996, blz. 216-217
- Nederlandse Oecologische Flora, 1ste druk 1988, deel 3, blz. 63-65
- Flora van België, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en de aangrenzende gebieden, 3e druk 1998, blz. 282-283.
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Video determinatie van grote wederik op Flora van Nederland
- Grote wederik (Lysimachia vulgaris) op SoortenBank.nl (gearchiveerd) (gebaseerd op de Heukels23, dit is de voorlaatste uitgave)
- Grote wederik (Lysimachia vulgaris), verspreiding in Nederland, volgens de atlas van Floron.
- Gewone wederik (Lysimachia vulgaris) in: van Uildriks, F. & V. Bruinsma (1898) - Plantenschat; op de (Nederlandstalige) Wikisource.