Naar inhoud springen

Congo: een geschiedenis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Johannesgrillet (overleg | bijdragen) op 12 feb 2019 om 12:06. (nuancering)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Congo: een geschiedenis
Auteur(s) David Van Reybrouck
Kaftontwerper Studio Jan De Boer met een foto van Etienne Nkasi door Stephan Vanfleteren
Land Vlag van België België
Taal Nederlands
Onderwerp Congo-Kinshasa
Genre Roman
Uitgever De Bezige Bij
Uitgegeven 2010
Pagina's 680
ISBN 9789023456636
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Congo: een geschiedenis is een historisch werk (Amsterdam, De Bezige Bij, 2010) van David Van Reybrouck dat internationale erkenning kreeg. De jury van de Libris Geschiedenis Prijs prees het als "een steeds tragischer wordend verhaal vanuit het perspectief van de mensen die proberen te overleven in een land dat steeds dieper wegzakt in uitbuiting, corruptie en burgeroorlog. Het einde is verrassend en geeft ook een beetje hoop. "Congo. Een geschiedenis" vernieuwt de geschiedschrijving door een chronologische aanpak te combineren met contemporaine journalistiek en een eigen vorm van docudrama. Uitvoerig opzoekingswerk wordt leesbaar door een mengeling van roman, theater, reisverslag en non-fictie zonder moraliserend over te komen. Dit lijvig werkstuk is opgebouwd in hoofdstukken per decennium, waarbinnen sprongen in tijd en ruimte worden aangeduid met Uitzoomen. Wegtrekken. Opnieuw kadreren. Nieuwe focus.

Van Reybrouck wilde een geschiedenis schrijven van het vroegere Belgisch-Congo en het sinds 1960 onafhankelijke Congo/Zaïre omdat hiervoor nauwelijks geschreven bronnen waren. Naar het voorbeeld van Luc Huyse's geschiedenis van de collaboratie wilde de auteur een tegenwicht bieden voor de eenzijdige Vlaamse beeldvorming die zich voornamelijk baseerde op Adam Hochschild's King Leopold's Ghost: A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa uit 1998 en Ludo De Witte's De moord op Lumumba uit 1999.[1] Van Reybrouck verwerkte interviews met Congolezen vanuit het gezichtspunt van de man op de omslag van de Nederlandstalige editie: Etienne Nkasi, van wie de deels mondeling overgeleverde herinneringen teruggaan tot het jaar 1890. Hij bleek nog medewerkers van ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley gekend te hebben. De schoonheid en gruwel wordt levendig door de getuigenissen van mijnwerkers, handelaars, politici, rebellenleiders en kindsoldaten. De auteur loodst de lezer door meer dan honderd jaar bewogen geschiedenis van de Belgische kolonisatie, via de onafhankelijkheid tot aan de sinds 1994 woedende burgeroorlog en de actualiteit. Hij werpt een licht op de roof van de grondstoffen en de ermee gepaard gaande corruptie maar ook op de meer vrolijke kant met muziek van de Indépendance cha cha tot de Congolese rumba.

Eind 2010 waren er 150 000 exemplaren verkocht[1] en twee jaar later 300 000. In Nederland wordt verwezen naar gelijkenissen met het werk van Geert Mak. In het Engels taalgebied wordt het boek gesitueerd in het genre narrative non-fiction en vergelijkt men de stijl ervan met het werk van Philip Gourevitch, James Meek en Eric Schlosser.

Naast positieve recensies kwam er ook kritiek, vooral na publicatie van de vertaling in het Frans. Zo schreef Ludo De Witte dat Van Reybrouck de westerse bemoeienissen in Congo wegmasseerde. "Bladzijden die de Belgische autoriteiten in een kwaad daglicht kunnen plaatsen, lijken wel uit het boek gescheurd." De Witte relativeerde de waarde van de orale bronnen omdat die zich beperken tot interviews en getuigenissen van Congolezen of hun mondelinge geschiedenisoverdracht. Daarenboven zou Van Reybrouck zich te veel baseren op analyses van auteurs en "informanten" die het neokoloniale perspectief genegen zijn. Volgens De Witte, past het boek van Van Reybrouck in een nieuwe "pensée unique" waarbij een kritische kijk op koloniale rijken en neokoloniale interventies wordt weggewuifd als "negativistisch", "onproductief", "gauchistisch", na een periode van relatieve openheid tussen pakweg 1995 en 2000, niet toevallig de periode waarin hij zelf publiceerde.[2] Van Reybrouck beantwoordde kritiek door zijn boek te situeren als een werk "met een meer volwassen kijk op het koloniaal verleden, zonder te vervallen in koloniaal triomfalisme maar evenmin in postkoloniale zelfkastijding".[3]

Vertalingen

Daarnaast tonen ook Spaanse, Chinese en Zuid-Koreaanse uitgevers belangstelling.[4]

Prijzen en erkenningen