Kettingbreuk

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Constante van Khinchin-Lévy)

In de wiskunde is een kettingbreuk een uitdrukking van de vorm:

,

waarin een willekeurig geheel getal is en alle overige getallen en positieve gehele getallen zijn.

Een enkelvoudige of reguliere kettingbreuk is een uitdrukking van de vorm

,

dus een kettingbreuk waarin alle zijn.

De reguliere kettingbreuken vormen een eenduidige voorstelling van de reële getallen. Daarbij tellen de eindige reguliere kettingbreuken niet eindigend met een noemer 1, dat wil zeggen kettingbreuken in kanonieke vorm, mee.

Voorbeelden[bewerken | brontekst bewerken]

Het eenvoudigste voorbeeld van een oneindige kettingbreuk is die voor het gulden getal :

Een ander voorbeeld is de uitdrukking voor de boogtangensfunctie:

Notatie[bewerken | brontekst bewerken]

Een kettingbreuk in kanonieke vorm is geheel bepaald door de getallen Er zijn verscheidene notaties bedacht om kettingbreuken eenvoudiger te noteren dan op de omslachtige manier als een echte breuk. Oskar Perron introduceerde in zijn boek Die Lehre von den Kettenbrüchen de volgende veel gebruikte notatie:

In deze notatie wordt de gulden snede .

Een andere notatie, van de hand van Pringsheim, is:

Verwant daarmee is:

Theorie[bewerken | brontekst bewerken]

Reële getallen kunnen eenduidig geschreven worden als kettingbreuken in kanonieke vorm, gegeven door een al dan niet eindige rij gehele getallen , waarvan alle termen, behalve eventueel , groter dan of gelijk aan 1 zijn. Rationale getallen hebben een eindige voorstelling: met en irrationale getallen een oneindige: .

De indeling in getallen met oneindige en eindige representatie is daarmee fundamenteler dan bij een schrijfwijze met een geheel getal, een komma en cijfers achter de komma, waar die indeling van het grondtal afhangt. Bij een kettingbreuk zijn ook de getallen in de representatie, los van hun eigen schrijfwijze, onafhankelijk van een grondtal.

De gedachte achter de kettingbreuk is dat een reëel getal de som is van een geheel getal en een reëel getal van 0 of meer, maar kleiner dan 1. Als dit deel niet 0 is kan het geschreven worden als 1 gedeeld door een reëel getal groter dan 1. Voor dit laatste getal geldt weer hetzelfde. Enzovoort. Zo ontstaat een kettingbreuk. Er geldt dus

Schrijf als voorbeeld 0,345 als een kettingbreuk:

Dus 0,345 = [0;2,1,8,1,6]

De berekening heeft een overeenkomst met het algoritme van Euclides voor het bepalen van de grootste gemene deler en kan als volgt worden weergegeven:

1000  0
 345  2
 310  1
  35  8
  30  1
   5  6
   0

De getallen in de linkerkolom worden het langzaamst kleiner en de kettingbreuk het langst als in de rechterkolom steeds lage getallen, en vooral enen, staan. Dit is het geval bij breuken in de buurt van , dus ook bijvoorbeeld bij De getallen in de linkerkolom worden dan steeds door ongeveer gedeeld. Het kan dan dat er voor iedere factor 10 in de orde van grootte van de noemer vijf extra niveaus nodig zijn. De kettingbreuk voor het getal 0,62 heeft bijvoorbeeld 8 niveaus en is [0; 1, 1, 1, 1, 1, 2, 2].

Een algemeen rekenschema voor willekeurige reële getallen is analoog aan het algoritme van Euclides:

getal
1/fractie
     geheel deel      fractie
0,345 0 0,345
1/0,345 = 2,898550725 2 0,898550725
1/0,898550725 = 1,112903226 1 0,112903226
1/0,112903226 = 8,857142857 8 0,857142857
1/0,857142857 = 1,166666667 1 0,166666667
1/0,166666667 = 6 6 0

Ordening[bewerken | brontekst bewerken]

De lexicografische volgorde van getallen en van hun weergave als kettingbreuk komen overeen. Daarbij moet in de weergave als kettingbreuk op de oneven posities de volgorde worden omgekeerd en met een blanco positie na een even kolom worden gerekend alsof daar oneindig staat. Het is op die manier mogelijk getallen geschreven als kettingbreuken te sorteren zonder ze uit te schrijven.

Voorbeelden tussen 0 en 1, waaronder alle breuken met noemer tot en met 10, in stijgende volgorde:

[0;]                                   = 0
[0; 10]                                = 0,1
[0; 9, 11]                             = 0,11
[0; 9]                                  0,1111
[0; 8, 3]                              = 0,12
[0; 8]                                 = 0,125
[0; 7, 1, 2, 4]                        = 0,13
[0; 7, 7]                              = 0,14
[0; 7, 15, 1, 292, 1, ..]               0,1416 (π-3)
[0; 7]                                  0,1429
[0; 6, 1, 2]                           = 0,15
[0; 6, 4]                              = 0,16
[0; 6]                                  0,1667
[0; 5, 1, 7, 2]                        = 0,17
[0; 5, 1, 1, 4]                        = 0,18
[0; 5, 3, 1, 4]                        = 0,19
[0; 5]                                 = 0,2
[0; 4, 2]                               0,2222
[0; 4]                                 = 0,25
[0; 3, 2]                               0,2857
[0; 3, 3]                              = 0,3
[0; 3]                                  0,3333
[0; 2, 1, 8,  1, 6]                    = 0,345
[0; 2, 1, 2]                           = 0,375
[0; 2, 2]                              = 0,4
[0; 2, 2, 3, 1, 1, 2]                  = 0,41
[0; 2, 3]                               0,4286
[0; 2, 3, 14]                          = 0,43
[0; 2, 4]                               0,4444
[0; 2]                                 = 0,5
[0; 1, 1, 4]                            0,5556
[0; 1, 1, 3]                            0,5714
[0; 1, 1, 2]                           = 0,6
[0; 1, 1, 1, 1, 3, 2, 2]               = 0,61
[0; 1, 1, 1, 1, 1, 1, 1, 1, 1, 1, 5]   = 0,618
[0; 1, 1, 1, 1, 1, 1, 1, 1, 1, 1, 1,.]  0,6180 (φ-1)
[0; 1, 1, 1, 1, 1, 2, 2]               = 0,62
[0; 1, 1, 1, 2]                        = 0,625
[0; 1, 2]                               0,6667
[0; 1, 2, 3]                           = 0,7
[0; 1, 2, 2]                            0,7143
[0; 1, 2, 1, 1, 4,..]                   0,7183 (e-2)
[0; 1, 3]                              = 0,75
[0; 1, 3, 2]                            0,7778
[0; 1, 4]                              = 0,8
[0; 1, 5]                               0,8333
[0; 1, 6]                               0,8571
[0; 1, 7]                              = 0,875
[0; 1, 8]                               0,8889
[0; 1, 9]                              = 0,9
[1;]                                   = 1

Convergenten[bewerken | brontekst bewerken]

Als we een eindige kettingbreuk voor het einde afbreken of een oneindige kettingbreuk afbreken vormt de zo ontstane kettingbreuk een benadering van de gehele kettingbreuk. Men noemt zo'n eindig deel een convergent. De -de convergent is de kettingbreuk:

.

Een convergent is een rationaal getal, omdat het een eindige kettingbreuk is.

De successievelijke convergenten vormen een rij breuken die steeds beter de kettingbreuk benaderen. De convergenten, op de eventuele laatste na, met even rangnummer zijn kleiner dan de kettingbreuk en die met oneven rangnummer groter. Wanneer kettingbreuken die eindigen met een noemer 1 worden herschreven in kanonieke vorm, dus een niveau korter worden, is aan een eindresultaat niet te zien of het rangnummer van de convergent even of oneven is.

Voor het gulden getal:

,

zijn de eerste convergenten:

De opeenvolgende tellers en noemers vormen de rij van Fibonacci.

Een convergent is een breuk, en wel is voor de -de convergent van de vorm:

die kan worden berekend met de recurrente betrekkingen:

Daarbij gelden als startwaarden:

.

Beste benaderingen van de eerste en tweede soort[bewerken | brontekst bewerken]

In dit verband wordt een niet te vereenvoudigen breuk met positieve noemer als benadering van een reëel getal een beste benadering van de eerste soort genoemd als de absolute waarde van de afwijking kleiner is dan bij elke andere breuk met een kleinere of gelijke positieve noemer en een beste benadering van de tweede soort als zelfs de absolute waarde van de afwijking vermenigvuldigd met de noemer kleiner is dan bij elke andere breuk met een kleinere of gelijke, positieve noemer. Dit laatste is een sterkere eigenschap.

De convergenten van een reëel getal die geen geheel getal zijn vormen de beste benaderingen van de tweede soort die geen geheel getal zijn.[1]

Er kunnen behalve de convergenten wel meer beste benaderingen van de eerste soort zijn. Dit geldt in ieder geval als de laatste noemer van de kettingbreuk van een convergent wordt verlaagd tot een waarde die meer dan de helft van de oorspronkelijke is. Dit geeft bijvoorbeeld 2/3 = [0;1,2] als benadering voor 3/4 = [0;1,3]), en soms ook als deze wordt gehalveerd (bijvoorbeeld 1/2 = [0;2] = [0;1,1] als benadering voor 7/10 = [0;1,2,3]).

Wortel 2 kan op deze manier worden benaderd.

Eindige kettingbreuken[bewerken | brontekst bewerken]

De uitgeschreven notatie van de kanonieke vorm een eindige kettingbreuk is van de vorm:

,

waarin .

Een eindige kettingbreuk is vanzelfsprekend een rationaal getal, maar omgekeerd laat ook elk rationaal getal zich als eindige kettingbreuk schrijven. Dat kan men inzien door de breuk met te bekijken en daarbij voor het gemak te kiezen. Door delen vinden we:

met . Dus is:

Daarin komt de breuk voor, waarvoor we hetzelfde doen als voor . Dit gaat in een eindig aantal stappen, omdat steeds de volgende noemers kleiner zijn dan de vorige. Als voorbeeld:

We kunnen dus schrijven:

Er geldt:

Oneindige kettingbreuken[bewerken | brontekst bewerken]

Een oneindige kettingbreuk is gezien het bovenstaande een irrationaal getal. Omgekeerd laat ook elk irrationaal getal zich schrijven als oneindige kettingbreuk. De oneindige kettingbreuken laten zich nog opdelen in periodieke en aperiodieke kettingbreuken.

De meeste irrationale getallen hebben geen periodieke of anderszins regelmatige kettingbreukontwikkeling. Alexander Khinchin bewees echter dat voor bijna alle reële getallen, voor alle reële getallen behalve een verzameling met maat nul, het meetkundige gemiddelde van de eerste 's uit de kettingbreuk voor naar oneindig één bepaalde limiet heeft, nu bekend als de constante van Khinchin, . Paul Lévy toonde aan dat de -de-machtswortels uit de noemers van de -de convergenten van bijna alle reële getallen convergeren naar dezelfde limiet, die daarom ook de constante van Lévy wordt genoemd.

Periodieke oneindige kettingbreuken[bewerken | brontekst bewerken]

Een periodieke oneindige kettingbreuk stelt een irrationaal algebraïsch getal voor, dat een oplossing is van een vierkantsvergelijking met gehele coëfficiënten. Omgekeerd kan elke zodanige oplossing als periodieke oneindige kettingbreuk worden voorgesteld.

Patronen in aperiodieke oneindige kettingbreuken[bewerken | brontekst bewerken]

Het is fascinerend dat sommige aperiodieke oneindige kettingbreuken toch regelmatige patronen vertonen.

Zo is de kettingbreukontwikkeling voor

En voor elk natuurlijk getal is:

De ontwikkeling voor het gulden getal is als volgt:

Voor de tangens geldt:

Voor elk natuurlijk getal :

en ook:

Aparte vermelding verdient de kettingbreuk:

,

de voorstelling van

,

waarin de gemodificeerde Besselfunctie van de eerste soort is.

Het getal pi[bewerken | brontekst bewerken]

Het begin van de kettingbreuk voor is [3; 7, 15, 1, 292, 1, 1, ...]. De successieve benaderingen zijn: 3, 22/7, 333/106, 355/113. Van deze laatste, [3; 7, 15, 1] = 355/113 = 3,14159292035..., zijn de eerste zes decimalen correct.

Deze reguliere kettingbreukontwikkeling voor vertoont geen enkel regelmatig patroon. De beide volgende ontwikkelingen met algemene kettingbreuken daarentegen zijn wel regelmatig:

en: