Naar inhoud springen

Lijst van oudste mannen van Nederland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Cornelis Petrus Jansen)

Dit is een lijst van mannen die sinds 1949 de oudste man van Nederland zijn geweest.

Het uitgangspunt hierbij is dat het gaat om mannen die in Nederland wo(o)n(d)en en dus bij een Nederlandse gemeente ingeschreven staan of stonden.

Naam Bereikte leeftijd Geboortedatum Overlijdensdatum Woonplaats bij overlijden en opmerking(en)
Jannes Reiling 104 jaar en 130 dagen 20 december 1846 29 april 1951 Drouwenermond[1]
Hendrikus van Horsen 103 jaar en 328 dagen 31 maart 1848 22 februari 1952 Haaften
Petrus Bartelen 102 jaar en 355 dagen 28 juli 1849 17 juli 1952 Roosendaal
Keimpe Piers Nijdam 103 jaar en 140 dagen 26 december 1850 15 mei 1954 Sneek
Jan Kip 107 jaar en 248 dagen 18 maart 1851 21 november 1958 Dreischor
Wilhelminus Hendrik (Willem) Kostering[2] 109 jaar en 17 dagen 22 november 1851 9 december 1960 Delft
Willem van der Hulst 102 jaar en 301 dagen 19 augustus 1858 16 juni 1961 Avereest
Marinus Cornelus Wolffensperger 103 jaar en 144 dagen 17 november 1858 10 april 1962 Enschede
Johannes Antonius Hesseling 104 jaar en 136 dagen 10 december 1859 24 april 1964 Zwolle
Jacob Hendrik Obbo Hazewinkel 104 jaar en 56 dagen 23 juni 1860 18 augustus 1964 Zevenaar
Willem Wels 103 jaar en 347 dagen 26 december 1861 8 december 1965 Hilversum
André Laurent Cornelis Beekman 104 jaar en 79 dagen 3 januari 1862 23 maart 1966 Aerdenhout
Watze Ruurds Watzema 104 jaar en 259 dagen 11 januari 1862 27 september 1966 Haarlem
Henri Chretien Theodore van Dooren[2] 106 jaar en 253 dagen 2 augustus 1863 12 april 1970 Maastricht
Cornelis Bredijk[2] 106 jaar en 189 dagen 3 december 1863 10 juni 1970 Amsterdam
Huibert Prins 104 jaar en 241 dagen 7 juli 1866 5 maart 1971 Harmelen
Hendrikus Johannes Verhoeven 104 jaar en 298 dagen 20 september 1866 15 juli 1971 Arnhem
Johannes van der Hoeven 104 jaar en 300 dagen 12 april 1867 6 februari 1972 Rozenburg
Marcus Faasse 104 jaar en 172 dagen 10 december 1867 30 mei 1972 Dordrecht
Gerrit van der Horst 105 jaar en 291 dagen 2 mei 1868 17 februari 1974 Haarlem
Martin Hendrix 104 jaar en 119 dagen 17 januari 1870 16 mei 1974 Helden
Hendrik Christiaan Franciscus Nessen 105 jaar en 68 dagen 24 maart 1870 31 mei 1975 Zutphen
Pieter Zandee 105 jaar en 115 dagen 23 september 1870 16 januari 1976 Goes
Johannes Willem Rijstenbil 105 jaar en 181 dagen 13 mei 1871 10 november 1976 Poortvliet
Pieter Kuiper 105 jaar en 77 dagen 12 mei 1872 28 juli 1977 Echten[3][4]
Arthur Emile Notté 105 jaar en 166 dagen 25 mei 1872 7 november 1977 Westdorpe
Johannes Linning 107 jaar en 122 dagen 18 september 1872 18 januari 1980 Amsterdam
Gerardus Boomaerts 107 jaar en 60 dagen 24 november 1872 23 januari 1980 Roosendaal[5]
Jan Nijenhuis 108 jaar en 194 dagen 20 oktober 1873 2 mei 1982 Hoogeveen
Dirk Johannes van der Kooij 108 jaar en 20 dagen 17 december 1875 6 januari 1984 Rotterdam
Pieter Zaaijer 106 jaar en 275 dagen 19 augustus 1877 20 mei 1984 Velsen-Noord
Albert Geerlings 109 jaar en 3 dagen 9 januari 1878 12 januari 1987 Leiden
Jan Machiel Reyskens[2] 111 jaar en 241 dagen 11 mei 1878 7 januari 1990 Dordrecht[6]
Cornelis Petrus Jansen 106 jaar en 38 dagen 22 februari 1884 1 april 1990 Veldhoven
Hendrikus Theodorus de Bijl 107 jaar en 44 dagen 10 maart 1884 23 april 1991 Oss
Johannes van Capel 108 jaar en 134 dagen 22 april 1884 3 september 1992 Nieuwkoop
Reinier Pelgrom 107 jaar en 355 dagen 24 april 1886 14 april 1994 Velp
Jan de Winter 107 jaar en 275 dagen 10 oktober 1886 12 juli 1994 Gorinchem
Frederikus (Frits) Rijkens 109 jaar en 61 dagen 18 maart 1889 18 mei 1998 Vries/Drenthe
Jan Pieter Bos 111 jaar en 158 dagen 12 juli 1891 15 december 2002 Rotterdam
Fredrik (Frits) Botterblom 107 jaar en 52 dagen 15 februari 1896 8 april 2003 Bunschoten/Hooglanderveen
Gerard Henri Timmermans 107 jaar en 165 dagen 30 november 1896 13 mei 2004 Ermelo
Johan Georg Fredrik (Joop) Rosbach 106 jaar en 252 dagen 12 november 1897 21 juli 2004 Haarlem
Jacobus Johannes (Ko) de Lavoir 107 jaar en 213 dagen 14 januari 1898 15 augustus 2005 Axel
Jan Voogt Pzn 106 jaar en 238 dagen 12 oktober 1899 7 juni 2006 Haarlem
Johannes Leendert van der Giessen 108 jaar en 93 dagen 17 december 1899 19 maart 2008 Rotterdam
Adrianus van der Vaart 106 jaar en 215 dagen 26 december 1901 28 juli 2008 Wilnis
Josephus Gerardus Antonius (Jos) Wijnant 108 jaar en 91 dagen 27 maart 1902 26 juni 2010 's-Hertogenbosch[7]
Cornelis Jacobus (Cor) Geurtz[2] 110 jaar en 109 dagen 4 mei 1902 21 augustus 2012 Rotterdam
Gerardus Philippus (Gerard) Helders 107 jaar en 303 dagen 9 maart 1905 6 januari 2013 Wassenaar[8]
Adrianus (Arie) Vermeulen 107 jaar en 34 dagen 10 februari 1906 16 maart 2013 Reeuwijk
Tjeerd Epema 106 jaar en 289 dagen 16 juni 1906 1 april 2013 Oudorp
Serop Mirzoyan 108 jaar en 136 dagen 1 juli 1906[9] 14 november 2014 Amersfoort
Florentinus Anthonius (Floor) van Cleemputte 107 jaar en 234 dagen 28 september 1907 20 mei 2015 Spijkenisse
Wilhelmus Antonius Alphonsus (Wim) Hendriks 107 jaar en 62 dagen 19 januari 1909 21 maart 2016 Wanroij
Jacob (Job) Berg 106 jaar en 68 dagen 28 april 1910 5 juli 2016 Abbekerk
Dirk Franciscus Ferdinand van der Noen 106 jaar en 227 dagen 7 mei 1910 20 december 2016 Amstelveen
Jan Willem van de Kamp 107 jaar en 14 dagen 17 mei 1910 31 mei 2017 Oldebroek
Eelke Bakker 109 jaar en 280 dagen 28 juli 1910 3 mei 2020 Dokkum[10]
John Huang 110 jaar en 288 dagen 1 februari 1914 in leven

De ontwikkeling van de leeftijd van de oudste mannen en vrouwen van Nederland uit de tabel hierboven is te zien in de figuur hieronder. De figuur geeft, voor elk jaar waarin een oudste Nederlander is overleden, de leeftijd van die Nederlander. Op deze manier is te zien hoe de maximumleeftijd van de oudste Nederlander zich ontwikkelt. Er zijn jaren waarin er geen oudste mannelijke of vrouwelijke Nederlander is overleden, maar alleen jongere personen dan de op dat moment oudste Nederlander; die jaren zijn in de grafiek blanco gelaten.

Grafiek van de oudste mensen van Nederland van 1949 tot heden.

De gemiddelde leeftijd van de oudste vrouwelijke Nederlander gerekend vanaf 1971 is 109,9 jaar, die van de man is gerekend vanaf 1949 106,3 jaar.