Slangenkruidnetwants

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Dictyla echii)
Slangenkruidnetwants
Exemplaren uit Meijendel, Nederland.
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Hemiptera (Halfvleugeligen)
Onderorde:Heteroptera (Wantsen)
Familie:Tingidae (Netwantsen)
Geslacht:Dictyla
Soort
Dictyla echii
Schrank, 1782
Nimf.
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Slangenkruidnetwants op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

De slangenkruidnetwants[1] (Dictyla echii) is een wants uit de familie netwantsen (Tingidae).

Naam en indeling[bewerken | brontekst bewerken]

De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst voorgesteld door Franz Paula von Schrank in 1782. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Cimex echii gebruikt en later werd de naam Monanthia echii toegewezen.[2]

Uiterlijke kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De wants bereikt een lichaamslengte van 2,8 tot 3,2 millimeter en heeft altijd volledig ontwikkelde vleugels (macropteer). De lichaamskleur is bruin, het halsschild en de kop zijn donkerder. Op het halsschild zijn drie opstaande randen gelegen waarvan de middelste over de gehele lengte reikt en de twee buitenste tot halverwege het halsschild komen. Op de vleugels zijn donkere vlekken aanwezig. De nimfen zijn geheel zwart en de bovenzijde is bedekt met kleine stekeltjes.

Verspreiding en habitat[bewerken | brontekst bewerken]

De slangenkruidnetwants heeft een groot verspreidingsgebied en komt voor in delen van Europa, Azië en noordelijk Afrika. In Nederland is de soort te vinden in Noord- en Zuid-Holland en in delen van Limburg. Het habitat bestaat uit open delen van droge gebieden, de wants komt voor in lagere delen van de vegetatie.[3]

Voedsel[bewerken | brontekst bewerken]

De slangenkruidnetwants is een herbivoor die plantensappen zuigt uit de bladeren van planten met behulp van de zuigsnuit. De belangrijkste waardplant is slangenkruid (Echium vulgare) maar ook wel andere planten worden bezocht; gewone ossentong (Anchusa officinalis), Anchusa strigosa, veldhondstong (Cynoglossum officinale), Echium glomeratum, Echium italicum, Echium plantagineum, Lycopsis arvensis, longkruid (Pulmonaria) en gewone smeerwortel (Symphytum officinale). Al deze planten behoren tot de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae), waardoor de wants aangemerkt kan worden als oligofaag.[2]

Voortplanting[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn twee tot drie generaties per jaar; zowel de volwassen dieren als de eieren kunnen overwinteren. De larven zijn van juni tot oktober te vinden op de waardplanten.[3]

Bronvermelding[bewerken | brontekst bewerken]