Factorij

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door InternetArchiveBot (overleg | bijdragen) op 25 sep 2018 om 11:18. (1 (onbereikbare) link(s) aangepast en 0 gemarkeerd als onbereikbaar #IABot (v2.0beta9))
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
De Nederlandse factorij in Hirado. 17e-eeuwse gravure
Het kasteel Elmina

Een factorij was een nederzetting in een ander land die fungeerde als steunpunt voor overzeese handel. Zo'n factorij was in handen van een Europese compagnie, een bedrijf dat de nederzetting liet besturen door een uitgezonden opperhoofd, directeur, commandeur of gouverneur. Alle op Azië en Amerika varende handelscompagnieën maakten gebruik van factorijen. Vaak bestond een factorij uit slechts een paar pakhuizen, woningen voor het personeel, een kerk en een hoofdkantoor, soms met een garnizoen en een versterking of fort om de handelspost tegen indringers of aanvallers te kunnen verdedigen.

Betekenis en functie van factorijen

Het woord factorij is afgeleid van het woord factoor, dat zaakgelastigde of tussenpersoon betekent. De belangrijkste man op de factorij was het opperhoofd of factoor. Hij regelde inkoop, verkoop en ruilhandel.

In de factorijen werden de te verzenden goederen gecontroleerd en kregen een eerste behandeling, ze werden gewogen en verpakt voor de lange reis over zee. Handelswaar zoals specerijen, cacao, thee, tabak, koffie, suiker, porselein, salpeter, opium, huiden en bont moest beschermd worden tegen de zoute zeelucht, vocht, ratten en bederf.

Voorbeelden van factorijen

In eigendom van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC):

Verder waren er VOC-factorijen in Perzië, Birma, Thailand, Laos, Malakka en Vietnam.[1]

In eigendom van de West-Indische Compagnie

  • Fort Oranje (Nieuw-Nederland) was eigenlijk een grote factorij

Zie ook

Varia

In de Sovjet-Unie was een factorij (фактория; faktoria) een handelsplaats in een afgelegen gebied zoals Jakoetië, Nenetsië, Tajmyr of Tsjoekotka, waar de staat huiden opkocht van Siberische jagers (uit lokale volkeren) en de jagers voorzag van basisgoederen, levensmiddelen en werktuigen voor de jacht. Deze factorijen bestaan nog op verschillende plekken, maar zijn nu onderhevig aan de vrije markt.

Ook binnen Nederland werd wel het begrip factorij gehanteerd, als filiaal of gemachtigde van een bedrijf met een hoofdkantoor elders, bijvoorbeeld "factorijen van Van Gend en Loos".[2][3]