Naar inhoud springen

Gebruiker:Caribiana/Kladblok/koloniale raad

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie


Kolonie Curaçao en Onderhorigheden
Kolonie
 West-Indische Compagnie 1845 – 1954 Nederlandse Antillen 
Vlag van Nederland
(Details)
Algemene gegevens
Hoofdstad Willemstad
Oppervlakte 980 km²
Talen Nederlands (officieel), Engels, Papiaments Spaans
Religie(s) overwegend christendom
Volkslied Wilhelmus
Munteenheid Antilliaanse gulden
Regering
Regeringsvorm kolonie van Nederland
Dynastie Oranje-Nassau
Staatshoofd Koning der Nederlanden
Plv. staatshoofd Gouverneur
Legislatuur Koloniale Staten (1833-1938)
Staten van het gebiedsdeel Curaçao (1938-1949)
Staten van de Nederlandse Antillen (1949-2010)
Geschiedenis
- Oprichting 1856
- Wet op de staatsinrichting van Gebiedsdeel Curaçao 1937
- Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden 1954

De Koloniale Raad was tussen 1833 en 1938 een advieslichaam van de Kolonie Curaçao en voorloper van de Staten van de Nederlandse Antillen.[1] De Koloniale Raad werd ingesteld om de hoogste gezagsdrager in de Kolonie Curaçao bij te staan en haar leden werden benoemd door de Koning der Nederlanden. Zij was gevestigd op Curaçao.

Vóór de Koloniale Raad (1635-1833)

[bewerken | brontekst bewerken]

Na bezitneming van de voormalige koloniën in het Caribisch gebied door de West-Indische Compagnie (WIC) vestigden kolonisten zich daar permanent. Zij verwierven bezittingen of beheerden bezittingen namens derden. Voor hen en hun afstammelingen was de kolonie hun vaderland en hadden zij belang in de toekomst voor hun kinderen en kleinkinderen. Vanaf 1682 was de bevolking van de kolonie Curacao reeds van een dergelijk omvang dat er een uit ingezetenen gekozen politieke raad bestond, die hun belangen betreffende wetgeving, bestuur en rechtspraak bij de WIC-directeur, later de gouverneur behartigde.[2] Johannes van Walbeeck was de eerste directeur die deze raad voorzat.[3]

Koloniale Raad (1833-1938)

[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat de eilanden in 1815, na een periode van Engelse overheersing, weer in Nederlandse handen kwamen, werd er in 1833 in de plaats van de politieke raad een nieuw vertegenwoordigend advieslichaam ingericht, de Koloniale Raad.[4][3] Tot de grondwetswijziging van 1848 was het bestuur van de kolonie uitsluitend in handen van de Koning.[4]De raad bestond uit negen leden, hiervan waren zes ingezetenen en drie ambtenaren. Leden-ingezetenen waren de notabelen afkomstig uit de kring van kolonisten en hun afstammelingen. Hun benoeming vond plaats door de gouverneur op voordracht van het Hof. Het ambtelijke lidmaatschap was voorbehouden aan de functies van gouverneur, procureur-generaal en administrateur van financiën. De bevoegdheden van de raad beperkten zich tot het geven van advies.

Leden van de Koloniale raad in de raadszaal (tussen 1920 en 1940)

De raad vergaderde in de raadszaal van het gouvernementshuis binnen het Fort Amsterdam, waar ook zittingen voor belanghebbenden werden gehouden om hun bezwaren aan te horen. Taken werden onder de leden verdeeld middels commissies, die naar namen luisterden zoals “weeskamer, schoolcommissie, maatschappij van weldadigheid, en collegie der wees-onbeheerde en desolate boedelkamer”.

Op 15 juni 1848 werd een nieuw regeringsreglement op het beleid in de kolonie ingevoerd. De gouverneur, bijgestaan door de Koloniale Raad, vormde het bestuur. De raad werd voortaan samengesteld uit 6 leden, te weten 2 ambtenaren en 4 ambteloze leden.[5] De leden werden door de Koning benoemd op voordracht van de raad. De Gouverneur bepaalde over welke onderwerpen en verordeningen hij de raad wilde horen. Bij weigering door de gouverneur om agendapunten op te nemen konden de leden van de raad dit voorleggen aan het departement van Koloniën.[3]

Gouverneur N. van den Brandhof (1882-1890) op weg naar het stadhuis voor de opening van de zitting van de Koloniale Staten

Op grond van het regeringsreglement van 31 mei 1865 werd de Koloniale Raad nogmaals aangepast en vernieuwd. Dit reglement beoogde enerzijds de raad gedeeltelijke autonomie toe te kennen terwijl de betrokkenheid en de medezeggenschap van de Staten-Generaal van Nederland met betrekking tot het koloniale beleid in stand werd gehouden. Dit resulteerde in een uitbreiding van de raad tot 15 benoemde leden. Leden waren uitsluitend ingezetenen, terwijl de geziene burgerij ook in aanmerking kwam voor het lidmaatschap. De benoeming tot raadslid, danwel de aanwijzing van de voorzitter en ondervoorzitter van de raad, vond plaats bij Koninklijke Besluit op voordracht van de Minister van Koloniën. Ook verwierf de raad parlementaire bevoegdheden. Naast het recht over landsverordeningen, aangeboden door de gouverneur, te beraadslagen en daarin wijzigingen aan te brengen, beschikten de raadsleden nu ook over het recht van initiatief, het recht van petitie, het recht van amendement en een beperkt interpellatierecht.[6]

Menigte bij stadhuis na bestuursoverdracht aan Gouverneur Barge (1890-1901)

Met de invoering van het regeringsreglement van 1865 kwam er ook een nieuwe structuur voor de staatsinstellingen. De Koloniale Raad fungeerde voor de hele kolonie bestaande uit Curaçao en Onderhorigheden, alhoewel vertegenwoordigers uit de onderhorige eilanden in dit orgaan ontbraken. Sporadisch werden op Curaçao woonachtige Arubanen in de raad benoemd.[7] Bij regeringsreglement van 1 jan 1886 was de raad niet louter adviserend doch een wetgevend lichaam geworden. Amigoe, 23 oktober 1941. De raad ging voortaan in het openbaar vergaderen. De Gouverneur werd ook bijgestaan door een vijfkoppige Raad van Bestuur bestaande uit de gouverneur en de procureur-generaal en 3 leden benoemd door de Koning. Hiernaast kregen de overige vijf eilanden een advies/inspraakorgaan op lokaal niveau: de raad van politie, die de gezaghebber terzijde stond. Elk eilandelijke raad bestond deels uit door de bevolking gekozen leden.[3]

De Curaçaose staatsregeling van 1936, getiteld "Wet op de staatsinrichting van Curaçao", trad op 1 april 1937 in werking. Ingevolge de overgangsbepaling van de staatsregeling mochten de leden van de Koloniale Raad nog een jaar na haar inwerkingtreding aanblijven. De laatste vergadering van de Koloniale Raad was op 31 maart 1938. Als opvolger van de Koloniale Raad, kreeg Curaçao en onderhorigen een nieuwe volksvertegenwoordiging, genaamd de Staten van het gebiedsdeel Curaçao.

Overgangsperiode (1938-1949)

[bewerken | brontekst bewerken]

Als opvolger van de Koloniale Raad, kreeg Curaçao en onderhorigen een nieuwe volksvertegenwoordiging, officieel genaamd de Staten van het gebiedsdeel Curaçao of afgekort Staten van Curaçao. De eerste statenvergadering vond plaats op 5 april 1938. De staten was samengesteld uit 15 leden, waarvan 10 rechtstreeks door de kiezer worden gekozen en 5 door de Gouverneur na raadpleging van de Raad van Bestuur worden benoemd.[8]



[[Categorie:Nederlandse Antillen (kolonie)]] [[Categorie:Historisch land in Amerika]] Het regeringsreglement bepaalt dat de vergaderingen van de Koloniale Raad openbaar zijn.[1]

Je vroeg nadrukkelijk om feedback dus bij deze. Om te beginnen heb ik me destijds wel behoorlijk ingelezen m.b.t. het parlement in Suriname in de periode van ca. 1866 tot 1975 (eerst als Koloniale Staten en vanaf 1937 de Staten van Suriname). Ik zie dus tal van parallelle ontwikkelingen. Echt thuis in de specifieke Antilliaanse situatie ben ik niet. Het concept artikel ziet er goed uit. Bij "... geworden. Amigoe, 23 oktober 1941. De ..." heb ik het idee dat daar een voetnoot bedoeld was maar er nog moet komen. Het stuk "... Het kiesrecht was tussen 1937 en 1948 beperkt; voor mannen bestond er beperkt passief en actief kiesrecht en voor vrouwen slechts beperkt passief kiesrecht. Het algemeen kiesrecht werd pas in 1948 ingevoerd op de Nederlandse Antillen." kan nog wel wat uitbreiding gebruiken. In het artikel Curaçao en Onderhorigheden staat "In 1937 volgden de eerste verkiezingen waaraan vanwege het toen geldende census- en capaciteitskiesrecht voor mannen slechts ± 5 procent van de bevolking mocht meedoen." en dat heb ik waarschijnlijk toegevoegd. Als dat zo is, kan ik hopelijk ook nog de bron daarbij vinden (of wellicht kun je zelf daar iets over in bronnen terugvinden). Je had het over "twijfel over publicatie ivm onjuistheden" maar welke onjuistheden bedoel je dan? Robotje (overleg) 1 jan 2020 16:16 (CET) Over die 5%, dat was inderdaad door mij in 2006 toegevoegd toen ik van het beginnetje een wat volwaardiger artikel maakte ([2]). In dit proefschrit uit 2005 staat bij pagina 27 iets soortgelijks. De pagina's 26 en 27 daarvan zijn misschien sowieso wel te gebruiken voor aanvulling van je artikel. Ken je trouwens Het wetgevend orgaan van Curaçao ? - Robotje (overleg) 1 jan 2020 16:43 (CET) Bedankt voor jouw feedback en de aanbevolen links (die ik niet kende). Die zal ik later goed doornemen. De feiten/gegevens in mijn artikel zijn al gecheckt. Mijn twijfel betrof de juiste weergave van de "geest des tijds". Allicht kan uitbreiding van het kiesrecht hiertoe nuttig zijn. Nogmaals bedankt voor het duwtje naar de afronding. Caribiana (overleg) 1 jan 2020 17:11 (CET) Voor wat betreft die laatste externe link, je kunt hier een PDF downloaden wat zoeken en bladeren aanzienlijk makkelijker maakt. Succes ermee, en als er nog vragen zijn, kun je die stellen op overleg gebruiker:Robotje. - Robotje (overleg) 1 jan 2020 17:22 (CET)[2]

Met de herziening van de Nederlandse grondwet in 1922 kwam de term 'kolonie' in die grondwet te vervallen. Pas op 23 april 1936 volgde de hiermee samenhangende herziening van wetten waarmee de staatsinrichting van Suriname en Curaçao werden aangepast. Zo werd de Koloniale Raad van Curaçao vervangen door de Staten van Curaçao. Het parlement bestond uit vijftien leden, van wie er tien werden gekozen en vijf door de gouverneur werden aangewezen. In dat jaar werd ook Curaçao en Onderhorigheden omgedoopt tot het Gebiedsdeel Curaçao.In februari 1945 werd de naam van het Ministerie van Koloniën gewijzigd. Door de herziening van de grondwet in 1948 werd het Gebiedsdeel Curaçao vervangen door Nederlandse Antillen waarna alle Statenleden door middel van algemene verkiezingen gekozen werden.

DE KOLONIALE RAAD, die tot het jaar 1938 functioneerde als voorloper van de Staten van de Nederlandse Antillen, kon gezien de eenzijdige wijze van samenstelling geen aanspraak maken op hetpredikaat Vertegenwoordigend lichaam. DitCollege typeert eerder de zuiver koloniale structuur van weleer, want de Raad bestond geheel uit door deKroon — dus door de Gouverneur—benoemde leden. Met de instellingvan de Staten van de Nederlandse Antillen, waarvan tien leden door een selecte groepvan de bevolking werden gekozen en vijf door de Gouverneur, werd de eerste, voorzichtige stap gezetnaareen autonome status van de Antillen.Een nieuw bestuurstijdperk werd ingeluid.[3]

De Koloniale Raad (KR) was de advieslichaam volksvertegenwoordiging van de Kolonie Curaçao vanaf 1833 tot 1937 en een voorloper van de Staten van de Nederlandse Antillen. De raad werd ingesteld om de hoogste gezagsdrager in de Kolonie Curaçao bij te staan. De leden van de Koloniale Raad werden niet gekozen maar door de Koning der Nederlanden benoemd. Het algemeen kiesrecht voor de Staten van de Nederlandse Antillen werd pas in 1948 ingevoerd. Tussen 1937 en 1948 bestond er een beperkt mannen kiesrecht, zowel passief als actief en voor vrouwen slechts een beperkt passief kiesrecht.

Voor de Koloniale Raad (1635-1815)

[bewerken | brontekst bewerken]

Na bezitneming van de voormalige koloniën in het Caribisch gebied door de West-Indische Compagnie (WIC) vestigden vele blanke kolonisten zich daar permanent en verwierven bezittingen of beheerden bezittingen van anderen. Voor hen en hun afstammelingen was de kolonie hun vaderland en hadden zij belang in de toekomst voor hun kinderen en kleinkinderen. Reeds vanaf 1682 was de bevolking van een dergelijk omvang dat er een uit ingezetenen gekozen politieke raad bestond, die hun belangen betreffende wetgeving, bestuur en rechtspraak bij de directeur van de WIC, later de gouverneur behartigde.[4] De eerste directeur die de raad voorzat was Johannes van Walbeeck.[5] De Raad van Politie (1643-1833)

Koloniale Raad

[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat de eilanden in 1815, na een periode van Engelse overheersing, weer in Nederlandse handen kwamen, werd er in 1833 in de plaats van de Raad van Policie een nieuw vertegenwoordigend/advieslichaam ingericht, de Koloniale Raad.[6][5] De raad bestond uit negen leden, hiervan waren zes ingezetenen en drie ambtenaren. Leden-ingezetenen waren de notabelen afkomstig uit de kring van kolonisten en hun afstammelingen. De benoeming van de leden-ingezetenen vond plaats door de gouverneur op voordracht van het hof. Tot de grondwetswijziging van 1848 was het opperbestuur van de kolonie bij uitsluiting aan de Koning opgedragen.[6] De ambtelijke leden waren verbonden aan de functies van gouverneur, procureur-generaal en administrateur van financiën. De bevoegdheden van de raad beperkten zich tot het geven van advies. De Koloniale Raad was gevestigd op Curaçao en vergaderde in de raadszaal van het gouvernementshuis binnen het Fort Amsterdam. Ook werden er zittingen voor belanghebbenden gehouden om hun bezwaren aan te horen. Taken werden onder de leden verdeeld middels commissies, die naar namen luisterden zoals “weeskamer, schoolcommissie, maatschappij van weldadigheid, en collegie der wees-onbeheerde en desolate boedelkamer”.

1848 (1832??)-1865

[bewerken | brontekst bewerken]

Op 15 juni 1848 werd een nieuw regeringsreglement op het beleid in de kolonie ingevoerd. De gouverneur, bijgestaan door de Koloniale raad, vormde het bestuur. De raad had slechts adviserende bevoegdheden werd voortaan samengesteld uit 6 leden, te weten 4 ambteloze leden en 2 ambtenaren.[7] De leden werden door de Koning benoemd op voordracht van de raad. De Gouverneur bepaalde over welke onderwerpen en verordeningen hij de raad wilde horen. Bij weigering door de gouverneur om agendapunten op te nemen konden de leden van de raad dit voorleggen aan het Departement van Koloniën.[5]

Op grond van het regeringsreglement van 31 mei 1865 werd de Koloniale Raad aangepast en vernieuwd. Dit reglement beoogde enerzijds de KR gedeeltelijke autonomie toe te kennen terwijl de betrokkenheid en de medezeggenschap van de Staten-Generaal van Nederland met betrekking tot het koloniale beleid in stand werd gehouden. Dit resulteerde in een uitbreiding van de raad tot 15 benoemde leden. Leden waren uitsluitend ingezetenen, terwijl de geziene burgerij ook in aanmerking kwam voor het lidmaatschap. De benoeming tot raadslid, danwel de aanwijzing van de voorzitter en ondervoorzitter van de raad, vond plaats bij Koninklijke Besluit op voordracht van de Minister van Koloniën. Ook verwierf de KR parlementaire bevoegdheden. Naast het recht over landsverordeningen, aangeboden door de gouverneur, te beraadslagen en daarin wijzigingen aan te brengen, beschikten de raadsleden nu ook over het recht van initiatief, het recht van petitie, het recht van amendement en een beperkt interpellatierecht.[8]

Met de invoering van het regeringsreglement van 1865 kwam er ook een nieuwe structuur van de staatsinstellingen. De op Curaçao gevestigde Koloniale Raad fungeerde voor de hele kolonie Curaçao en Onderhorigheden, alhoewel vertegenwoordiging van de onderhorige eilanden in dit orgaan ontbrak. Sporadisch werden op Curacao woonachtige Arubanen in de KR benoemd.[9] Hiernaast kregen de overige vijf eilanden een advies/inspraakorgaan op lokaal niveau: de raad van politie, die gezaghebber terzijde stond. Elk eilandelijke raad bestond uit deels door de bevolking gekozen leden.[5]

Bovendien zou de KR voortaan in het openbaar vergaderen. De Gouverneur werd ook bijgestaan door een Raad van Bestuur = 5 leden == gouverneur + procureur-generaal plus 3 leden benoemd door de Koning

In 1866 werd de Koloniale Raad voor de kolonie Curacao ingesteld. De Koloniale Raad was de staatkundige voorganger van de Staten van de Nederlandse Antillen.[10]

Bij regeringsreglement van 1 jan 1886 was de raad niet louter adviserend doch een wetgevend lichaam geworden. Amigoe, 23 oktober 1941.

Op 1 april 1937 trad de "Wet op de staatsinrichting van Curaçao", de Curaçaose staatsregeling van 1936, in werking. Als opvolger van de Koloniale Raad, kreeg Curaçao een nieuwe volksvertegenwoordiging, genaamd de Staten van het gebiedsdeel Curaçao. "De Staten" was samengesteld uit 15 leden, waarvan 10 rechtstreeks door de kiezer worden gekozen en 5 door de Gouverneur na raadpleging van de Raad van Bestuur worden benoemd.[11]

=== Overgang: 1936-1938 Ingevolge de overgangsbepaling van de staatsregeling mochten de leden van de Koloniale Raad nog een jaar na haar inwerkingtreding aanblijven. De laatste vergadering van de Koloniale Raad vond plaats op 31 maart 1938 en op 5 april 1938 begonnen de leden van de Staten. Een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de staatregeling (1 april 1937) treden alle leden van de Koloniale Raad af en geschiedt de verkiezing en benoeming voor de eerste Staten op de voet van die regeling en, wat de verkiezing betreft, overeenkomstig de bepalingen vna het "Curacaosche kiesreglement 1937" (P.B. 1937 nr.41).[12] De eerste verkiezing voor de Staten vond plaats op 20 december 1937.[13]

Overgang: 1936-1938

[bewerken | brontekst bewerken]

De Curaçaose staatsregeling van 1936, getiteld "Wet op de staatsinrichting van Curaçao", trad op 1 april 1937 in werking. Ingevolge de overgangsbepaling van de staatsregeling mochten de leden van de Koloniale Raad nog een jaar na haar inwerkingtreding aanblijven. Als opvolger van de Koloniale Raad, kreeg Curaçao een nieuwe volksvertegenwoordiging, genaamd de Staten van het gebiedsdeel Curaçao. "De Staten" was samengesteld uit 15 leden, waarvan 10 rechtstreeks door de kiezer worden gekozen en 5 door de Gouverneur na raadpleging van de Raad van Bestuur worden benoemd.[14]

Het kiesrecht was tussen 1937 en 1948 beperkt; voor mannen bestond er beperkt passief en actief kiesrecht en voor vrouwen slechts beperkt passief kiesrecht. Het algemeen kiesrecht werd pas in 1948 ingevoerd op de Nederlandse Antillen. De eerste statenverkiezingen op grond van het "Curacaosche kiesreglement 1937" vonden op 20 december 1937 plaats.[15][16] De laatste vergadering van de Koloniale Raad was op 31 maart 1938 en de eerste vergadering van de Staten van de Nederlandse Antillen vond op 4 april 1938 plaats.


Wikiwand St Eustatius: Met de herziening van de Nederlandse grondwet in 1922 kwam de term 'kolonie' in die grondwet te vervallen. Pas op 23 april 1936 volgde de hiermee samenhangende herziening van wetten waarmee de staatsinrichting van Suriname en Curaçao werden aangepast. Zo werd de Koloniale Raad van Curaçao vervangen door de Staten van Curaçao. Het parlement bestond uit vijftien leden, van wie er tien werden gekozen en vijf door de gouverneur werden aangewezen. In dat jaar werd ook Curaçao en Onderhorigheden omgedoopt tot het Gebiedsdeel Curaçao. In 1937 volgden de eerste verkiezingen, waaraan vanwege het toen geldende census- en capaciteitskiesrecht voor mannen slecht ± 5 procent van de bevolking mocht meedoen.

  1. https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010281510:mpeg21:a0027%7Ctitel=Koloniale Raad|werk=Amigoe|datum=15 september 1937|bezochtdatum=10 mei 2020}}
  2. https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB05:000034146:pdf proefschrift
  3. "Strijd voor algemeen kiesrecht begon reeds in negentiende eeuw", Amigoe, 6 april 1988. Geraadpleegd op februari 2019.
  4. "Onze West-Indische Koloniën", Nieuwe Rotterdamsch Courant, 5 augustus 1848. Geraadpleegd op februari 2019.
  5. a b c d Bastiaan B. van der Velden (2011). Ik lach met Grotius, en alle die prullen van boeken: de rechtsgeschiedenis van Curaçao. Carib Publishing/B.V. Uitgeverij SWP Amsterdam.
  6. a b Van Aller, H.A. (september 1994). Van kolonie tot koninkrijksdeel. Wolter-Noordhoff B.V. Groningen.
  7. "Nederlandsche Koloniën", Algemeen Handelsblad, 21 juli 1848. Geraadpleegd op februari 2019.
  8. "Volksvertegenwoordiging (Staten) veertig jaar", Amigoe, 5 april 1978. Geraadpleegd op ??.
  9. Alofs, Luc (2012). Onderhorigheid en separatisme: koloniaal bestuur en lokale politiek op Aruba, 1816-1955.
  10. "Statenvoorzitter onderscheiden", De Volkskrant, 6 juni 1966. Geraadpleegd op februari 2019.
  11. "Wet op de Staatsinrichting van Curacao", Amigoe, 3 juli 1936. Geraadpleegd op 15 juni 2019.
  12. "Wet op staatsinrichting van Curacao", amigoe, 24 oktober 1936. Geraadpleegd op 15 juni 2019.
  13. Bekendmaking Centraal Verkiezingsbureau. Amigoe (8 december 1937). Geraadpleegd op 15 juni 2019.
  14. "Wet op de Staatsinrichting van Curaçao", Amigoe, 3 juli 1936. Geraadpleegd op 15 juni 2019.
  15. "Wet op staatsinrichting van Curaçao", Amigoe, 24 oktober 1936. Geraadpleegd op 15 juni 2019.
  16. Bekendmaking Centraal Verkiezingsbureau. Amigoe (8 december 1937). Geraadpleegd op 15 juni 2019.