Gebruiker:Phacelias/aantekeningen2

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Gebruiker:Phacelias/aantekeningen2 of aantekeningen2 kan verwijzen naar:

Het Sjabloon:Dpintro laat opsomming van minstens vier varianten toe. Sjabloon:Dp (onderaan) heeft die mogelijkheid niet.

  • Fotoreceptor (eiwit), lichtgevoelig eiwit bij organismen
  • Hou de omschrijvingen kort, het hoeven geen definities te zijn, ze moeten de lezer alleen naar de juiste pagina loodsen, zo snel mogelijk. Zie:


Dit is een doorverwijspagina, bedoeld om de verschillen in betekenis of gebruik van Gebruiker:Phacelias/aantekeningen2 inzichtelijk te maken.

Op deze pagina staat een uitleg van de verschillende betekenissen van Gebruiker:Phacelias/aantekeningen2 en verwijzingen daarnaartoe. Bent u hier via een pagina in Wikipedia terechtgekomen? Pas dan de verwijzing naar deze doorverwijspagina aan, zodat toekomstige bezoekers direct op de juiste pagina terechtkomen.


Een fotoreceptor bij fotosynthetische organismen zoals planten, is een chromoproteïne bestaande uit een eiwit dat geconjugeerd is met een gepigmenteerde prostetische groep. Fotoreceptoren kunnen worden opgedeeld in drie belangrijke groepen: fytochromen, cryptochromen en fototropinen.

Planten en fotosynthetiserende organismen in het algemeen hebben fotoreceptoren nodig om zich bijvoorbeeld naar het licht te richten, om de ontkieming op het juiste moment te laten plaatsvinden en de fotosynthese, die bewerkstelligd wordt door chloroplasten en het chlorofyl, optimaal te laten verlopen. De plant moet zich voortdurend aanpassen aan seizoenswisselingen, schaduw, zon en schommelingen in temperatuur. Om geen schade op te lopen, bijvoorbeeld door excessief licht, kunnen fotoreceptoren processen in werking zetten, zoals het regelen van de verspreiding van chloroplasten.[1]

Evolutie[bewerken | brontekst bewerken]

De evolutie van deze fotoreceptoren laat zien dat de eerste planten zoals levermossen en hauwmossen slechts één type van een klasse fotoreceptoren hadden. Bij de zaadplanten en varens daarentegen zijn er, als gevolg van duplicatie van genen, verschillende fotoreceptoren van eenzelfde klasse.[2]

Classificatie[bewerken | brontekst bewerken]

Fotoreceptoren kunnen worden opgedeeld in drie belangrijke groepen: fytochromen, cryptochromen en fototropinen.

Rood en verrood licht receptoren[bewerken | brontekst bewerken]

Er is indertijd in Nederland baanbrekend onderzoek gedaan naar de invloed van rood en verrood licht (630 - 750 nm) onder andere op het Avena-coleoptiel.[3]

Fytochroom[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Fytochroom voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Fytochroom was de eerst ontdekte fotoreceptor in planten. Er zijn vijf verschillende fytochromen die functioneren als kinasen. Fytochroom A en fytochroom B migreren naar de celkern waar ze invloed hebben op de transcriptie na hun activering. Deze fotoreceptor regelt de ontkieming en de schaduw-ontwijkende respons.[1]

Blauw licht receptoren[bewerken | brontekst bewerken]

Cryptochroom[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Cryptochroom voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1993 werd het cryptochroom cry1 ontdekt in Arabidopsis thaliana. Deze receptor leek in eerste instantie op een prokaryotische DNA fotolyase. Vervolgens werd cry2 ontdekt, die ook op de fotolyase lijkt. Het zijn flavoproteïnen.[4] Cry 3 is samen met DNA fotolyase van belang voor reparatie in mitochondriën en chloroplasten.[5] Cryptochroom komt ook voor in het dierenrijk. Het heeft dan een rol in de regeling van het circadiaan ritme bij insecten (Drosophila melanogaster) en zoogdieren (cry1 en cry2) waaronder de mens, en in magnetoceptie bij vogels (cry4).

Fototropine[bewerken | brontekst bewerken]

Fototropine werd in 1988 ontdekt. Samen met fytochromen en cryptochromen zijn fototropinen verantwoordelijk voor de processen die zich afspelen bij de groei van de plant. Ze regelen belangrijke reacties die onder invloed van het licht staan zoals positieve fototropie bij stelen, takken en bladeren en negatieve fototropie in de wortels.  Ze regelen fysiologische processen zoals de verplaatsing van chloroplasten. Deze kunnen  zich opeenhopen of juist verspreiden om licht beter te vangen respectievelijk te vermijden.[6] Ze regelen ook de opening van de huidmondjes, de bladgroei en de groei van zaailingen.

Deze receptor die geactiveerd wordt door blauw licht (400 - 500 nm) is een kinase. Als gevolg van de activering van de receptor en de kinase, ontstaat er een opeenhoping van auxine. Dit plantenhormoon hoopt zich op aan de schaduwzijde van voorgenoemde structuren waardoor de cellen aan deze kant zich strekken en de plant naar het licht toebuigt.[7]

De levermossen en hauwmossen bezitten slechts een vorm van fototropine (een gen) terwijl de mossen, lycofyta, varens en zaadplanten meerdere genen hebben voor verschillende vormen van fototropine. De duplicatie van deze genen bracht twee parallelle vormen voort die naast elkaar bestaan (phot1 en phot2) en die respectievelijk bij zwak ofwel bij sterk licht functioneren.[2]

Naast de bovengenoemde fotoreceptoren bestaan er ook nog de receptorfamilie ZTL/ADO ook gevoelig voor blauw licht en UVR8 die gevoelig is voor UV-B straling.