Maria Konopnicka

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Maria Konopnicka
Maria Konopnicka (1883)
Algemene informatie
Volledige naam Maria Wasiłowska
Pseudoniem(en) Jan Sawa
Geboren 23 mei 1842
Geboorteplaats Suwałki
Overleden 8 oktober 1910
Overlijdensplaats Lviv
Land Vlag van Polen Polen
Beroep Dichteres
schrijfster
critica
vertaalster
Werk
Jaren actief 1870-1910
Genre Roman, jeugdliteratuur, proza
(en) IMDb-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Maria Konopnicka (Suwałki, 23 mei 1842Lviv 8 oktober 1910[1]), geboren als Maria Wasiłowska, was een Pools dichteres, schrijfster, vertaalster, critica en feministe. Ze schreef onder diverse pseudoniemen, waaronder Jan Sawa, en wordt beschouwd als een van de belangrijkste dichters in het positivisme tijdens de Poolse Delingen.[2][3]

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Konopnicka werd op 23 mei 1842 geboren in Suwałki.[4] Haar vader, Józef Wasiłowski, was advocaat.[4] Konopnicka kreeg thuisonderwijs en bracht één jaar (1855–1856) door op een klooster van de Eucharistische zusters in Warschau (Zespół klasztorny sakramentek w Warszawie).[5]

In 1870 publiceerde Konopnicka haar eerste gedicht getiteld W zimowy poranek (Op een wintermorgen).[6] In 1876 verkreeg ze populariteit in Polen door de publicatie van het gedicht W górach (In de bergen), wat zeer geroemd werd door nobelprijswinnaar Henryk Sienkiewicz.[6][7]

In 1862 huwde ze met Jarosław Konopnicki.[4][7] Samen kreeg het koppel zes kinderen.[4][8] Konopnicka was echter niet gelukkig[9], omdat haar man haar werk als schrijver niet goedkeurde.[7] In een brief aan een vriend schreef ze geen gezin te hebben en zich opgesloten te voelen, als een vogel in een kooi.[9] In 1878 verliet ze haar man om een carrière als schrijfster op te bouwen in Warschau.[4][9] Haar kinderen nam ze mee.[10] Tijdens haar werk ging ze regelmatig op reis door Europa. Haar eerste grote reis was in 1883 naar Italië.[6] Van 1890 tot en met 1903 was ze op diverse plekken in Europa woonachtig.[6][11]

Haar leven wordt beschreven als turbulent. Zo had ze buitenechtelijke huwelijken en maakte ze diverse overlijdens en mentale problemen van familieleden mee.[7] Ze was bevriend met collega-dichteres Eliza Orzeszkowa[12] en schilderes en activiste Maria Dulębianka (met wie ze volgens bronnen een romantische relatie zou hebben gehad).[13] Konopnicka wilde samen met Dulębianka begraven worden. Beide vrouwen werden uiteindelijk begraven op een begraafplaats in Lviv.[14][15][16][17]

Naast schrijfster was Konopnicka sociaal activiste. Ze organiseerde en nam deel aan meerdere protesten tegen de onderdrukking van etnische (met name Poolse) en religieuze minderheden in het toenmalige Pruisen.[6] Daarnaast was ze actief als feministe.[18]

In 1884 begon Konopnicka met het schrijven van kinderboeken en in 1888 maakte ze haar debuut als schrijfster van romans met het boek Cztery nowele (Vier korte verhalen).[6] Door haar groeiende popularieit kreeg ze in 1902 een Pools landhuis (dwór) geschonken van haar medeactivisten.[11] Het geld kwam uit een potje van diverse organisaties en activisten.[11] De locatie van het huis was in het Oostenrijkse deel, daar Polen op dat moment geen onafhankelijk land was.[11] In 1903 kreeg ze een nieuw huis aangeboden in Żarnowiec. Op 8 september dat jaar trok ze in.[11][19] Tijdens de lente en zomer woonde ze in het huis; tijdens de herfst en winter reisde ze door Europa.[6][11]

Konopnicka overleed op 8 oktober 1910 in Lwów (thans Lviv) in Oekraïne).[11] Ze werd samen met Dulębianka begraven op de Lychakiv-begraafplaats.[4][1]

Werk[bewerken | brontekst bewerken]

Konopnicka schreef proza (vooral korte verhalen) en gedichten.[20] Een van haar meest karakteristieke stijlen was het schrijven van gedichten in de vorm van folknummers.[6] Konopnicka schreef echter ook literatuur in vele andere genres, zoals sketches, memoires en psychologische studies.[6]

Een terugkerend thema in haar werk was de onderdrukking en armoede van de arbeidersklasse en Poolse joden.[3][4] Door haar sympathie voor het Joodse volk, werd ze beschouwd als filosemiet.[2] Ook is in haar werk veel patriottisme en nationalisme terug te vinden.[2][21][22]

Een van Konopnicka's bekendste werken is een episch gedicht onderverdeeld in zes canto's genaamd Pan Balcer w Brazylii (Meneer Balcer in Brazilië, 1910). In het gedicht wordt verteld over het leven van Poolse emigranten in Brazilië.[4][6] Een ander bekend gedicht van haar is Rota (Getuigenis, 1908), wat geschreven was op de muziek van Feliks Nowowiejski. Twee jaar na publicatie werd het gezien als het onofficiële volkslied van Polen, met name in het Pruisische deel van het land.[19][23] Het gedicht is patriottisch van aard, met sterke kritiek op de Germanisering van het beleid en de wetten. Het gedicht wordt daarom ook wel anti-Duits genoemd.[24]

Konopnicka's bekendste kinderboek is O krasonoludkach i sierotce Marysi (Over de kleine wees Maria en haar dwergen, 1896).[22] Haar kinderboeken werden goed ontvangen en worden vergeleken met veel andere boeken uit dezelfde periode.[6]

Konopnicka heeft ook een gedicht geschreven over het ombrengen van de Ierse patriot Robert Emmet. Emmet werd in 1803 door de Britse autoriteiten in Dublin omgebracht, maar Konopnicka publiceerde haar gedicht in 1908.

Konopnicka was tevens actief als vertaalster. Zo vertaalde ze onder meer de boeken Fatalita en Tempeste van Ada Negri. Deze verschenen in 1901 in Polen.[25]

Literatuur (selectie)[bewerken | brontekst bewerken]

Gedichten[bewerken | brontekst bewerken]

  • Linie i dźwięki (Lijnen en geluiden, 1897)
  • Śpiewnik historyczny (Historisch muziekboek, 1904)
  • Głosy ciszy (Stiltegeluiden, 1906)
  • Z liryk i obrazków (Teksten en afbeeldingen, 1909)
  • Pan Balcer w Brazylii (Meneer Balcer in Brazilië, 1910)

Proza[bewerken | brontekst bewerken]

  • Cztery nowele (Vier korte verhalen, 1888)
  • Moi znajomi (Mensen die ik ken, 1890)
  • Mendel Gdański (Mendel uit Gdansk, 1890)
  • Na drodze (Op weg, 1893)
  • Ludzie i rzeczy (Mensen en dingen, 1898)

Kinderboeken[bewerken | brontekst bewerken]

  • Śpiewnik dla dzieci (Liedjesboek voor kinderen)
  • O Janku Wędrowniczku (Over Jan de rondreiziger)
  • O krasnoludkach i sierotce Marysi ( Over de kleine wees Maria en haar dwergen)
  • Na jagody (Blauwe bessen plukken)

Gedichten[bewerken | brontekst bewerken]

  • Rota (Getuigenis, 1908)
  • Stefek Burczymucha (Stiefvader)
  • Wolny najmita (De vrije-dagarbeider)

Galerij[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Maria Konopnicka van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.