Michael Redgrave

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Michael Redgrave
Portret door Allan Warren in 1978
Algemene informatie
Volledige naam Michael Scudamore Redgrave
Geboren Bristol, 20 maart 1908
Overleden Denham, 21 maart 1985
Land Vlag van Verenigd Koninkrijk Verenigd Koninkrijk
Werk
Jaren actief 1934-1975
Beroep Acteur, auteur, toneelregisseur
(en) IMDb-profiel
(en) IBDB-profiel
(mul) TMDb-profiel
(en) AllMovie-profiel
Portaal  Portaalicoon   Film

Sir Michael Scudamore Redgrave (Bristol, 20 maart 1908 - Denham, 21 maart 1985) was een Engels acteur, toneelregisseur en auteur. Hij was te zien in een vijftigtal langspeelfilms.

Hij stond aan het hoofd van een hele acteursdynastie: zowel zijn kinderen Vanessa Redgrave, Corin Redgrave en Lynn Redgrave als zijn kleindochters Natasha Richardson, Joely Richardson en Jemma Redgrave zijn (of waren) werkzaam in de filmwereld.

Leven en werk[bewerken | brontekst bewerken]

Opleiding en toneeldebuut[bewerken | brontekst bewerken]

Na zijn middelbare studies in zijn geboortestad Bristol zette Redgrave zijn opleiding voort aan de universiteit van Cambridge. In de school waar hij na zijn studies als leraar werd aangesteld, regisseerde hij al gauw zijn leerlingen in stukken van Shakespeare. Na drie jaar hield hij het voor bekeken in het onderwijs. In 1934 maakte hij zijn debuut als beroepsacteur in Liverpool waar hij zijn toekomstige vrouw, actrice Rachel Kempson, ontmoette. Een jaar later traden ze in het huwelijk. In 1936 debuteerde hij in het prestigieuze Old Vic in Londen.

Filmdebuut en de eerste filmjaren[bewerken | brontekst bewerken]

In 1938 maakte Redgrave zijn filmdebuut: hij kreeg meteen de hoofdrol in Hitchcocks suspensefilm The Lady Vanishes. In die vroege periode deed Carol Reed enkele keren een beroep op hem. Vermeldenswaardig was vooral Reeds doorbraakfilm: het op de gelijknamige roman van A.J. Cronin gebaseerde mijnwerkersdrama The Stars Look Down (1939). Redgrave verzet er zich als universitair geschoolde idealist tegen het onrecht waarvan zijn vader-mijnwerker en diens collega's het slachtoffer zijn.

In 1941-1942 diende Redgrave in de Royal Navy.

Vlak na de Tweede Wereldoorlog speelde hij dan ook de hoofdrol in twee Tweede Wereldoorlogsfilms: The Way to the Stars (Anthony Asquith, 1945) en The Captive Heart (Basil Dearden, 1946) waarin hij de hoofdrol deelde met zijn vrouw Rachel Kempson. Die films luidden het begin in van een hele reeks oorlogsfilms waarin hij telkens hogere officieren neerzette. In de beklemmende laatste episode van de horroranthologiefilm Dead of Night (1945) gaf hij ook nog een opgemerkte vertolking weg van een onevenwichtige buikspreker wiens pop hem geleidelijk begint te domineren;

Kort Hollywoodintermezzo[bewerken | brontekst bewerken]

Aan zijn kortstondige passage in Hollywood (1947-1948, twee films) hield Redgrave een Oscarnominatie over voor zijn rol in het op het gelijknamig toneelstuk van Eugene O'Neill gebaseerde drama Mourning Becomes Electra (1947). In 1948 vertolkte hij de mannelijke hoofdrol in Fritz Langs film noir Secret Beyond the Door.

De jaren vijftig[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuurverfilmingen[bewerken | brontekst bewerken]

De belangrijkste films van die periode betreffen een hele reeks filmadaptaties van literaire werken waarin Redgrave steevast de hoofdrol speelde:

  • Oude bekende Anthony Asquith gaf hem de gelegenheid een verbitterde leraar klassieke talen die zich een mislukkeling voelt, te belichamen in het aangrijpend drama The Browning Version (1951), de eerste verfilming van het gelijknamige toneelstuk van Terence Rattigan.

Oorlogsfilms[bewerken | brontekst bewerken]

Ook in de jaren vijftig verleende Redgrave zijn medewerking aan twee Tweede Wereldoorlogsfilms gewijd aan de RAF: The Sea Shall Not Have Them (Lewis Gilbert, 1954) en The Dam Busters (Michael Anderson, 1955). Deze bekend gebleven film was het grootste Brits commercieel succes van 1955 en vertelde het verhaal van de Operatie Chastise: bommenwerpers van de RAF gooiden in 1943 stuiterbommen, ontwikkeld door Barnes Wallis (Redgrave), op de dammen in het Ruhrgebied.

Latere carrière[bewerken | brontekst bewerken]

In het 'kitchen sink'-drama The Loneliness of the Long Distance Runner (Tony Richardson, 1962), naar het gelijknamig kortverhaal van Alan Sillitoe, gaf Redgrave gestalte aan de humane directeur van een heropvoedingsinstelling die ambitieuze plannen heeft met een heel getalenteerde jeugdmisdadiger.

Ook in de jaren zestig was hij te zien in Tweede Wereldoorlogsfilms: de gevangenisfilm The Hill (Sidney Lumet, 1965), de sabotagefilm The Heroes of Telemark (Anthony Mann, 1965), de antimilitaristische muziekfilm Oh! What a Lovely War (Richard Attenborough, 1969) en Battle of Britain (Guy Hamilton, 1969) die de Slag om Engeland reconstrueerde.

Joseph Losey bedacht Redgrave voor de tweede keer met een ontroerende rol in het romantisch drama The Go-Between (1971), naar de gelijknamige en bekendste roman van L.P. Hartley. Redgrave nam er de titelrol, als de oud geworden boodschapper die mijmerend terugblikt op zijn jeugd, voor zijn rekening.

Vanaf de jaren zeventig begon Redgrave met zijn gezondheid te sukkelen. In 1976 diagnosticeerde men de ziekte van Parkinson bij hem. De vlug voortschrijdende ziekte zorgde ervoor dat hij zich uit de film- en toneelwereld terugtrok.

Toneel[bewerken | brontekst bewerken]

Naast zijn filmactiviteiten ontplooide Redgrave een heel drukke theatercarrière als acteur, regisseur en producent. Hij schreef en bewerkte ook stukken. Hij werkte onder meer samen met John Gielgud, Laurence Olivier, Peter O'Toole, Edith Evans, Flora Robson en Ingrid Bergman. Net als Gielgud en Olivier wordt hij gerekend tot de beste Shakespeare-vertolkers.

Privéleven[bewerken | brontekst bewerken]

In 1935 trouwde Redgrave met de Engelse actrice Rachel Kempson en hij bleef met haar gehuwd tot aan zijn dood. Samen hadden ze drie kinderen: twee dochters - actrices Vanessa (1937) en Lynn (1943-2010) - en een zoon - acteur en politiek activist Corin (1939-2010). Natasha (1963-2009), Joely (1965) en Jemma (1965), drie kleindochters, zijn eveneens actrices.

Aan het begin van zijn Londense toneelcarrière had Redgrave een hartstochtelijke verhouding met Edith Evans, zijn twintig jaar oudere tegenspeelster in Shakespeare's pastorale komedie As You Like It.

Toen Corin in 1982-1983 zijn vader hielp met het schrijven van diens tweede autobiografie, bekende Redgrave dat hij al heel lang biseksueel geaard was. Corin vermeldde dit niet in die autobiografie maar hij behandelde het onderwerp later in zijn BBC-televisiedocumentaire Michael Redgrave: My Father (1996, gebaseerd op zijn gelijknamig boek). Biograaf Strachan gaf in zijn werk uit 2004 een overzicht van Redgraves verhoudingen met vrouwen en met mannen.

Redgrave overleed in 1985 op 77-jarige leeftijd aan de ziekte van Parkinson.

Filmografie[bewerken | brontekst bewerken]

Prijzen en nominaties[bewerken | brontekst bewerken]

Prijs[bewerken | brontekst bewerken]

Nominaties[bewerken | brontekst bewerken]

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Michael Redgrave: The Actor's Ways and Means, Heinemann, 1953 (bundel lezingen gegeven aan de universiteit van Bristol)
  • Michael Redgrave: Mask or Face: Reflections in an Actor's Mirror, Heinemann, 1958 (autobiografie)
  • Michael Redgrave: The Mountebank's Tale, Heinemann, 1959 (roman)
  • Michael Redgrave: In My Mind's I: An Actor's Autobiography, 1983 (autobiografie)
  • Corin Redgrave: Michael Redgrave: My Father, Richard Cohen Books, juli 1996
  • Alan Strachan: Secret Dreams: A Biography of Michael Redgrave, Weidenfeld, 2004 (biografie)