Naar inhoud springen

Milieuwetenschappen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Milieuwetenschap)

Milieuwetenschappen, voorheen ook wel milieukunde of milieustudie genoemd, is een interdisciplinair vakgebied waarbinnen de aarde, de effecten van de mens op de omgeving en milieuproblemen bestudeerd worden. Het vakgebied houdt zich bezig met de natuurlijke leefomgeving of milieu, waartoe ook alle biotische en abiotische factoren horen die organismes beïnvloeden. In de enge zin bestuderen de milieuwetenschappen "de impact van de mens op zowel de fysische als de fysische en biologische omgeving van een organisme".[1] In de brede zin wordt er ook gekeken naar de maatschappelijke en culturele factoren van de omgeving.

Wetenschappelijk activisme

[bewerken | brontekst bewerken]
Industriële luchtverontreiniging.

In het begin van de jaren zeventig van de twintigste eeuw ontstaan onder de namen milieukunde of milieuhygiëne nieuwe onderwijsactiviteiten aan de universiteiten. Milieuproblemen staan in die periode hoog op de maatschappelijke agenda. Wetenschappers uit verschillende disciplines beginnen zich in te zetten voor een systematische en geïntegreerde studie van milieuvraagstukken. Een belangrijke motivatie voor hen is dat zij vinden dat wetenschappers moeten bijdragen aan de oplossing ervan. Het onderwijs zelf is ook vernieuwend qua vorm. In werk- en projectgroepen worden concrete milieuvraagstukken vanuit verschillende wetenschappelijke invalshoeken bestudeerd. Thema’s zijn onder meer ecologische landbouw, energiebesparing en industriële luchtverontreiniging. In deze periode wordt milieukunde tot de algemene academische vorming gerekend, als toegevoegde waarde aan disciplinaire scholing.[2]

Professionalisering van de Milieukunde

[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren tachtig van de twintigste eeuw komen er zelfstandige universitaire milieukundeopleidingen met landelijke eindtermen. Karakteristiek voor de opleidingen zijn toepassingsgerichtheid en het streven naar een combinatie van wetenschappelijke benaderingswijzen. De opleidingen streven naar interdisciplinariteit: ze streven naar een zodanige integratie van kennis en methoden uit de toeleverende disciplines, zowel natuur- als maatschappijwetenschappen, dat een nieuw zelfstandig vakgebied kan ontstaan. Nieuwe concepten zoals milieukwaliteit, milieufuncties, milieudraagkracht, en nieuwe methodieken als milieueffectrapportage, milieurisicoanalyse, levenscyclusanalyse, ketenbeheer en stofstroomanalyse worden ontwikkeld en gedoceerd. Ook worden beleidsevaluatiemethodieken gedoceerd die leiden tot de eerste evaluaties van het milieubeleid. Halverwege de jaren tachtig wordt milieukunde een erkend academisch vak, wordt het wetenschappelijk tijdschrift Milieu opgericht, een Basisboek Milieukunde[3] geschreven en de Interuniversitaire Commissie Milieuwetenschappen (ICM) opgericht. Ook de Vereniging van Milieuprofessionals wordt in de jaren tachtig opgericht.[2]

Van Milieukunde naar Milieuwetenschappen

[bewerken | brontekst bewerken]
Studenten Environment and Resource Management (VU) spelen een simulatiespel over visserij.

In de jaren negentig blijken milieuproblemen dusdanig complex dat ze niet binnen één vakgebied behandeld kunnen worden. De onderzoeksinstituten wilden ook beter presteren in de wetenschap, die vooral thematisch en disciplinair is georganiseerd. De naam milieukunde wordt minder gehanteerd en maakt veelal plaats voor die van milieuwetenschappen en het streven naar interdisciplinariteit raakt op de achtergrond. Er ontstaat een scheiding tussen milieunatuurwetenschappen (Environmental Sciences) en milieumaatschappijwetenschappen (Environmental Studies). Er ontstaat een zekere verdeling tussen de universiteiten, zoals een primaire focus op milieu en energie, natuur en landschap, milieuverontreiniging en effecten, milieu en ontwikkeling, en milieubeleid en sturing. Onderwijs en onderzoek raken beter geïntegreerd.

Als gevolg van de Bolognaverklaring en de daaruit voortvloeiende invoering van de bachelor-masterstructuur kiezen de universiteiten, vooral omdat de instroom aan studenten sterk terugliep, voor een beperkt aantal bacheloropleidingen. Vele van de oudere onderwijsprogramma’s worden omgevormd tot een masteropleiding waar, onder randvoorwaarden, vanuit verschillende disciplines kan worden ingestroomd.[2]

Omvang vakgebieden

[bewerken | brontekst bewerken]

Milieuwetenschappen omvatten een breed vakgebied dat zich bezighoudt met enerzijds technologische (efficiëntie) verbeteringen van industriële processen en anderzijds met de natuur. Binnen de milieukunde komen diverse disciplines bijeen zoals:

Overzicht van universitaire milieuonderzoeksinstituten

[bewerken | brontekst bewerken]
In Nederland
In België

Overzicht opleidingen Milieuwetenschappen aan de Nederlandse universiteiten

[bewerken | brontekst bewerken]
  • BSc Environmental Sciences (CROHO 56988),
  • MSc Environmental Sciences (CROHO 60164)
  • MSc Environmental Sciences (CROHO 66988)
  • MSc Social and Political Sciences of the Environment (CROHO 66839)
  • MSc Energy and Environmental Sciences (CROHO 60608)
  • MSc Industrial ecology (track binnen MSc Scheikunde, Universiteit Leiden, CROHO 66857)
  • BSc Milieu-natuurwetenschappen (CROHO 56988)
  • BSc Milieu-maatschappijwetenschappen (CROHO 56839)
  • MSc Sustainable Development (CROHO 60810)
  • BSc Environmental Sciences (CROHO 56283)
  • MSc Environmental sciences (CROHO 60810)
  • MSc Urban environmental management (CROHO 60110)
  • MSc Environment and Resource Management (ERM) (CROHO 60045)

Overzicht opleidingen Milieuwetenschappen aan de Belgische universiteiten

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Master in de Milieuwetenschap (Instituut voor Milieu en Duurzame Ontwikkeling-IMDO)
  • Master in de milieutechnologie en milieuwetenschappen
  • Master of science in de industriële wetenschappen: milieukunde
  • Centrum voor Milieukunde

CMK

  1. Spellman, F. R., & Stoudt, M. L. (2013). Environmental Science: Principles and Practices (1ste editie). Scarecrow Press. pp. 6
  2. a b c QANU Rapport Milieuwetenschappen 2007.
  3. Boersema, J.J., J.W. Copius Peereboom en W.T de Groot (1984) Basisboek Milieukunde, Boom, Meppel, 508 pp.