Oosterse beuk
Oosterse beuk IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2017) | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
soort | |||||||||||||||||||
Fagus orientalis Lipsky (1898) | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||||||
Oosterse beuk op ![]() | |||||||||||||||||||
|
De oosterse beuk of Kaukasische beuk (Fagus orientalis) is een loofboom uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae).
De wetenschappelijke naam van de soort werd gepubliceerd door Vladimir Ippolitovitsj Lipsky in 1898.[2][3]
Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]
Oosterse beuken worden tussen de 30 en 40 meter hoog, met een stamdiameter van 100 cm. De oosterse beuk is verwant aan de in Nederland en België voorkomende beuk (Fagus sylvatica) en lijkt hier qua uiterlijk ook op. De oosterse beuk heeft net als de in Nederland en België inheemse soort een gladde, grijze tot zilvergrijze stam. De bladeren van de oosterse beuk zijn ovaal tot omgekeerd eirond en hebben een korte bladsteel van 10-16 mm. De bladeren zijn verspreidstaand, met een gave bladrand tot licht gekartelde bladrand. Deze worden gemiddeld 7 à 15 cm lang en 5 à 9 cm breed. Aan beide zijden van de hoofdnerf bevinden zich acht à dertien zijnerven. Ter vergelijking: De in West-Europa voorkomende beuk heeft vijf tot acht zijnerven aan beide zijden van de hoofdnerf. De bladeren zijn bij het uitlopen behaard. Later wordt de bovenzijde kaal en donkergroen, terwijl de onderzijde langs de nerven behaard blijft en lichtgroen is.
De soort heeft zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen, die van elkaar verschillen in uiterlijk. De mannelijke bloemen hangen als katjes en de vrouwelijke bloemen zijn rechtopstaand. De vrouwelijke bloemen verschijnen tegelijkertijd met de bladeren in de lente.[4]
Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]
De soort komt voor in de Kaukasus, de Krim, het Elboersgebergte, Anatolië en het zuidoosten van de Balkan. De meest westelijke uitloper van het verspreidingsgebied bevindt zich in het Rodopegebergte van Griekenland en Bulgarije. De soort is gewoonlijk te vinden op hoogten tussen 200 en 2.200 meter boven zeeniveau.[4]
Fagus orientalis is vanaf 1904 ingevoerd.[5]
-
Het aantal zijnerven aan beide zijden van de hoofdnerf is het gemakkelijkste kenmerk ter onderscheid van de beuk (Fagus sylvatica).
-
Tak met bladeren
-
Oude oosterse beuk in het Krimgebergte
-
Bladeren van de oosterse beuk in Biosfeerreservaat Teberdinski
-
Externe links
Voetnoten
Bronnen
|