Oostwoldzijlvest
Waterschap in Nederland | |||
---|---|---|---|
Locatie | |||
Provincie | Groningen | ||
Geschiedenis | |||
Opgeheven | 1871 | ||
Opgegaan in | Duurswold | ||
|
Het Oostwoldzijlvest, Oostwolderzijlvest of Zijlvest van Oostwold is een voormalig waterschap in Duurswold, dat grotendeels samenviel met het oostelijke deel van het kerspel Siddeburen. Het is genoemd naar het middeleeuwse kerspel Oostwold. Het bestuur lag vermoedelijk bij de commandeur van het klooster Oosterwierum bij Heveskes, dat in het gehucht Eelshuis een voorwerk bezat. Het zijlvest omvatte een oppervlakte van 2000 deimten schatplichtig land, later ruim 1580 ha.
Via het Eelwerdermaar en het Eelwerder of Solwerder Brandzijltje loosde het zijlvest zijn water in het Damsterdiep. Het Eelwerdermaar nam het water op van de Dijksloot en het Holemaar, die ontsprong in het Meedhuizermeer en een voortzetting vormde van de Munnikesloot. Zijtakken van de Dijksloot waren de Borg- of Borgwatering, de Borgsloot en de Bolhamstersloot (ook Boerhamstersloot of Olde Maar). De verlengde Dijksloot liep door tot aan de Sijpe aan de grens met het Oldambt. Mogelijk was was er een nog oudere afwateringssloot in het verlengde van het Holemaar, die via een duiker in het Damsterdiep uitmondde.
De grens met het Woldzijlvest werd gevormd door een kade (de latere Kooilaan), die door het zijlvest werd onderhouden. Daarlangs liep de Kaaijingssloot (of Kaaijensloot), die door het zijlvest werd onderhouden.[1]
De archieven van het zijlvest gaan niet verder terug dan 1635. De Eelwerder Zijlle wordt al genoemd in 1420. Het reglement dateert uit 1755.[2]
Het zijlvest had vier onderdelen, eden of kluften, waarvan men in 1755 de ligging niet meer kende.[3] Het bestuur bestond uit uit vier personen. Het zwaartepunt van het zijlvest lag in Siddeburen (oostzijde) en Oostwold. De lager gelegen onderdelen Tjuchem en Oosterweeren (Weringe) hadden geen zitting in het bestuur. Ook de landerijen van Eelwerd en Opwierde (met Appingedam Zuidzijde ten oosten van de Scharreweersterweg), die deel uitmaakten van het Dorpsterzijlvest, betaalden mee aan de kosten. Dat had waarschijnlijk te maken met het verplaatsen van de zeesluizen van Winneweer naar Delfzijl rond 1300. Kennelijk heeft het Oostwoldzijlvest ingestemd met deze maatregelen op voorwaarde dat de lager gelegen delen van het zijlvest niet extra belast zouden worden.
De afbakening met het Woldzijlvest is niet in alle opzichten duidelijk. Mogelijk hoorde niet heel Tjuchem, maar alleen het oostelijke deel bij het Oostwoldzijlvest.[4] De jaartax van 1555 noemt De Tiuchen en Holen apart van Oesterwolt.
In 1632 werd in Siddeburen onderscheid gemaakt tussen het binnendijkse akkerland en het hooi- en weiland buitendijks. Ook was er verschil tussen het weer landt en het dijk landt aan de kant van de oudste Dollardpolders.[5]
Tot de aanleg van de Drie Delfzijlen maakten de noordelijke dorpen gebruik van de uitwatering van het Farmsumerzijlvest. Opwierde moest namelijk nog in 1306 samen met Tuikwerd, Geefsweer en Meedhuizen meebetalen aan een nieuwe sluis bij Farmsum. Hoe het water van de zuidelijke onderdelen de zee bereikte, is niet duidelijk. Misschien maakte men gebruik van een duiker of grondpomp. Waarschijnlijker is echter dat het water via de Bolhamstersloot (verbasterd uit Boerhamstersloot) oftewel het Olde Maar en de Borgwatering zijwaarts wegstroomde. Dit kon hetzij naar het westen door de Buxzijl aan de Woldweg naar de Groeve, hetzij naar het oosten via het (latere) Meedhuizermeer naar Farmsum. De Borgwatering had vermoedelijk geen directe uitgang naar het Schildmeer, voordat er in 1803 een poldermolen bij Steendam werd geplaatst.[6]
Het bestuur over het Oostwoldzijlvest was in de 18e eeuw in handen geraakt van de familie Rengers op het Huis te Farmsum, die zich heer van Siddeburen en Oostwold noemden.
Op het grondgebied van het Oostwoldzijlvest ontstonden de molenpolders Groote en Kleine Oostwolderpolder (1787), (Wester) Tjuchemerpolder (1803, deels), Noorder- (1801) en Zuiderpolder in de Oosterweeren (1807), Ooster Tjuchemer- of Zanderpolder (1806), Osseweiderpolder (1807) en Holepolder (1854). De polder Nijverheid (1832) maakte eveneens gebruik van de afwatering van het zijlvest.
Door de bouw van poldermolens en de aanleg van het Eemskanaal en het Afwateringskanaal van Duurswold is de waterstaatkundige situatie van het gebied grondig veranderd. Waterstaatkundig gezien ligt het gebied sinds 2000 binnen dat van het waterschap Hunze en Aa's.
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- W. van Reest, Rechter helft van de Kaart van een gedeelte van het Zijlvest der Drie Delfzijlen. Beeldbank, inv.nr. NL-GnGRA_817_3586.2. Groninger Archieven (1827).
- Kaart van de molen polders gelegen in het Zijlvest der Drie Delf Zijlen, het Oostwolder-, Wold- en Farmsummer-zijlvest, 1857
- C. Tromp, Inventaris van het archief van het Oostwoldzijlvest. Groninger Archieven (1993).
Literatuur
- J.K. de Cock, 'Ontginningsgeschiedenis van de gemeente Slochteren', in: Groningse Volksalmanak 1967, pp. 162-185
- J.A. Feith, Catalogus der inventarissen van de archieven der voormalige zijlvestenijen en dijkrechten in de provincie Groningen, Groningen 1901, pp. 175-179
- O.S. Knottnerus, Natte voeten, vette klei. Oostelijk Fivelingo en het water, Profiel, Bedum 2008 (Archeologie in Groningen, dl. 3)
- J. Kooper, Het waterstaatsverleden van de provincie Groningen, Wolters, Groningen 1939
- W.A. Ligtendag, De Wolden en het water. De landschaps- en waterstaatsontwikkeling in het lage land ten oosten van de stad Groningen vanaf de volle middeleeuwen tot ca. 1870, Regio-PRojekt-uitgevers, Groningen, 1995
- B.W. Siemens, Dijkrechten en zijlvesten, H.D. Tjeenk Willink, Groningen, 1974
Noten
- ↑ De naam Kaaijen Sloot stond ingetekend op de verzamelstaat van de kadastrale minuutplans uit 1821, daarna als Kaaijings Sloot op de minuutplans van 1832, maar hij belandde op de topografische kaart onder de verbasterde naam Kudensloot. Dit op de plek waar andere kaarten de Dijksloot tekenen. Zie Groninger Archieven, toegang 44, inv.nr. 2356: Kadasterkaart Siddeburen (verzamelplan, veldplan).
- ↑ 'Reglement voor het Zylvest van Oostwolt', in: Verzameling van reglementen, instructien, en dispositien, gestatueert door ... W. C. H. Friso ..., Groningen 1761, p. 116-118.
- ↑ Volgens Ligtendag, De Wolden en het water, p. 113, bestond het zijlvest in de 18e eeuw uit vier klauwen of kluften, waarvan de namen niet zijn overgeleverd. Eelwerd en Opwierde droegen wel bij aan de kosten van het zijlvest, maar hadden geen zitting in het bestuur.
- ↑ Wim Ligtendag rekent in navolging van B.W. Siemens Tjuchem in zijn geheel tot het Oostwolderzijlvest. Van een grenswijziging was volgens hem geen sprake. Zie Ligtendag, De Wolden en het water, p. 131-132 en fig. 5.3. Waterstaatsingenieur Pieter Thomas Grinwis, Kaart figuratif van het Woldzijlvest (1816) geeft echter de Dijksloot en de Kudensloot als grens tussen beide zijlvesten, waardoor het grootste deel van Tjuchem onder het Woldzijlvest zou vallen. Dee Kaart van de molen polders uit 1857 trekt de scheidslijn iets verder westelijk.
- ↑ H.R.A. Wessels, Staatboek Andreas Spanheim. Transcriptie provincie-meiers van geestelijke goederen Groningen 1632-1719, 1719-1725 (Groninger Archieven, toegang 1, inv.nr. 2658). GeneaScript (2022).
- ↑ In 1800 was er echter wel sprake van een nieuwe til over de borg bij Steendam, bij Steendam. Groninger Courant, 1 juli 1800.