Naar inhoud springen

Pieter Verhage

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Pieter Verhage
Geboren 17 november 1921, Vrouwenpolder
Overleden 29 februari 1944, 's-Gravenhage, Waalsdorpervlakte
Land Vlag van Nederland Nederland
Code Erelijst V1041
Groep Oranje Vrijbuiters
Portaal  Portaalicoon   Tweede Wereldoorlog

Pieter Verhage (Vrouwenpolder, 17 november 1921[1]'s-Gravenhage, Waalsdorpervlakte, 29 februari 1944) was een Nederlandse student en verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Pieter Verhage werd geboren in de gemeente Vrouwenpolder als zoon van Jakob Verhage en Hendrika Maria van Doornik. Zijn vader was hoofdonderwijzer van beroep. In 1929 verhuisde het gezin naar Rotterdam.

Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de oorlog studeerde hij economie aan de Nederlandsche Economische Hoogeschool in Rotterdam, waar hij op kamers woonde bij een hospes en hospita. Hij maakte in Rotterdam het bombardement van 28 januari 1942 mee.[2][3] Vijf maanden later werd hij ingeschreven in de gemeente Lange Ruige Weide. In 1943 kreeg hij een adres in Bodegraven.[4]

Verhage sloot zich aan bij de verzetsgroep Oranje Vrijbuiters, onder leiding van Klaas Postma. Hij was lid van de knokploeg.

In augustus 1943 werd de verzetsgroep opgerold. Verhage werd samen met Leo, Bart en Kees Heij op 17 december 1943 in Arnhem gearresteerd. Ze waren in de val gelokt door medelid Joop de Heus, die had voorgesteld om een overval te plegen op het distributiekantoor in Elst. Diens contactpersoon die hen van wapens zou voorzien werkte echter voor de Sicherheitsdienst. De gearresteerden werden overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen, waar al meer Oranje Vrijbuiters werden gevangengehouden. Verhage werd vastgezet in cel 375.

Op 28 februari 1944 volgde een proces voor het Polizeistandgericht, waarbij twintig Oranje Vrijbuiters, onder wie Verhage, ter dood werden veroordeeld. Het vonnis werd op 29 februari op de Waalsdorpervlakte voltrokken. Achttien Oranje Vrijbuiters werden gefusilleerd; Bart Heij en Jan van der Voort hadden gratie gekregen.

Na de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Na de oorlog werden de lichamen van de gefusilleerde verzetsstrijders op de Waalsdorpervlakte teruggevonden. De lichamen werden na identificatie tijdelijk begraven in een massagraf op de Algemene Begraafplaats in Den Haag. In 1946 werden de gefusilleerde Oranje Vrijbuiters herbegraven op begraafplaats Tolsteeg in Utrecht. De plechtigheid was georganiseerd door Frits Meulenkamp en Bart Heij. De achttien verzetsstrijders werden begraven in negen graven. Pieter Verhage deelt een graf met Johannes Holswilder.[5]

Op 10 mei 1947 werd op de begraafplaats een monument onthuld. Tijdens de onthullingsplechtigheid droeg zijn vader, die lid was van het comité dat het monument had geregeld, het gedicht “De Ploeger” van Adriaan Roland Holst voor. Jakob Verhage had van Roland Holst toestemming gekregen om een strofe uit het gedicht op het gedenkteken aan te brengen.[6] Op de grafzerk van Pieter Verhage staat als geboorteplaats Gapinge vermeld.

Eerbetoon[bewerken | brontekst bewerken]

  • Zijn naam staat vermeld op de Erelijst van Gevallenen 1940-1945.[7]
  • Zijn naam staat vermeld op het digitaal Monument Oranjehotel.[8]
  • Zijn naam staat vermeld op het Monument voor Bodegraafse oorlogsslachtoffers in Bodegraven.[9]