Psalm 6
Uiterlijk
Psalm 6 | ||||
---|---|---|---|---|
Franse miniatuur uit de 15e eeuw. De tekst is het begin van psalm 6, geschreven in het Latijn.
| ||||
Auteur | Koning David | |||
Oorspronkelijke taal | Hebreeuws | |||
Onderwerp | Boetepsalm | |||
Genre | Psalm | |||
|
Psalm 6 is een, volgens de overlevering, door koning David geschreven psalm. Het is een van de boetepsalmen. Vanwege de vertroostende woorden aan het einde wordt deze psalm vaak als troostwoord gebruikt in moeilijk situaties.
Tekst
Hieronder staat de psalm zoals vertaald in de Nieuwe Bijbelvertaling uit 2004.
- Voor de koorleider. Bij snarenspel, op de wijs van De achtste. Een psalm van David.
- Heer, straf mij niet in uw woede, tuchtig mij niet in uw toorn.
- Heb erbarmen, Heer, want ik kwijn weg. Genees mij, Heer, ik ben doodsbang,
- ik vrees voor mijn leven. Hoe lang, Heer, moet ik nog wachten?
- Keer terug, Heer, spaar toch mijn leven, toon mij uw trouw en red mij.
- Want doden noemen uw naam niet meer! Wie in het dodenrijk kan u nog loven?
- Moe ben ik van zuchten, elke nacht is mijn kussen nat, mijn bed doorweekt van tranen.
- Mijn ogen zijn gezwollen van verdriet, roodomrand van alles wat mij benauwt.
- Weg van mij, allen die kwaad doen! De Heer hoort hoe luid ik ween,
- de Heer hoort mijn roep om erbarmen, de Heer neemt mijn smeekbede aan.
- Beschaamd en doodsbang keren mijn vijanden om, in een oogwenk met schande bedekt.