Joseph Schumpeter: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Xqbot (overleg | bijdragen)
k robot Erbij: hr:Joseph Alois Schumpeter; cosmetische veranderingen
LinkFA-Bot (overleg | bijdragen)
k Bot: Link FA +la
Regel 37: Regel 37:


[[Categorie:Oostenrijks econoom]]
[[Categorie:Oostenrijks econoom]]

{{Link FA|la}}


[[bg:Йозеф Шумпетер]]
[[bg:Йозеф Шумпетер]]

Versie van 28 jul 2010 11:41

Joseph Alois Schumpeter (8 februari 18838 januari 1950) was een Oostenrijks econoom (maar geen lid van de Oostenrijkse School van economen), die vooral bekend staat om zijn idee van innovatie als creatieve vernietiging.

Levensloop

Hij werd geboren in Triesch, Moravië, dat toen deel uitmaakte van Oostenrijk-Hongarije, maar nu in de Tsjechische Republiek ligt. In 1901 begon hij een studie rechten aan de Universiteit van Wenen onder de Oostenrijkse kapitaaltheoreticus Eugen von Böhm-Bawerk, bij wie hij in 1906 promoveerde. Na enige studiereizen werd hij in 1909 benoemd tot professor economie en bestuur aan de universiteit van Czernowitz (deze stad lag toen in Oostenrijk-Hongarije, maar tegenwoordig in de Oekraïne). Na twee jaar verhuisde hij naar de Universiteit van Graz, waar hij tot het begin van de Eerste Wereldoorlog bleef. In de chaotische jaren 1919-1920 diende hij als Oostenrijks Minister van Financiën, waarna hij in 1920 tot president-directeur van de Beiderman Bank werd benoemd. Deze bank kon in 1924 als gevolg van de economische depressie van het begin van de jaren twintig echter niet meer aan zijn verplichtingen voldoen en ging ten onder. Voor Schumpeter betekende dit ook privé zijn faillissement.

In de periode 1925-1932 bekleedde hij een leerstoel aan de Universiteit van Bonn, Duitsland. Tijdens de opkomst van het nazisme verhuisde hij naar Harvard, waar hij al eerder, in 1927-1928 en 1930, college had gegeven. Hij zou er van 1932 tot het jaar van zijn dood in 1950 lesgeven. Tijdens zijn jaren aan Harvard werd hij in het algemeen niet beschouwd als een goede docent, maar hij verwierf zich wel een school van trouwe volgelingen. Zijn prestige onder zijn collega's was ook niet erg groot, omdat zijn standpunten verouderd leken en botsten met het toen modieuze Keynesianisme. Deze periode van zijn leven werd gekenmerkt door hard werken, maar weinig erkenning voor zijn fundamentele ideeën.

Hoewel Schumpeter sommige jonge wiskundig economen aanmoedigde en zelfs enige tijd voorzitter was van de Econometric Society (1940-41), was Schumpeter geen wiskundige, maar veeleer een econoom, die probeerde om sociologische begrippen in zijn economische theorieën te integreren. Vanuit huidig perspectief heeft men betoogd dat Schumpeters ideeën over de conjunctuurcyclus en economische ontwikkeling niet konden worden gevangen in de wiskunde van zijn tijd - om ze gedeeltelijk te formaliseren heeft men het toen nog niet bestaande begrippenkader van de niet-lineaire dynamische systemen nodig.

Creatieve vernietiging

Onder creatieve vernietiging (Engels: 'creative destruction') verstaat Schumpeter een proces van voortdurende innovatie, waarbij succesvolle toepassingen van nieuwe technieken de oude vernietigen. Schumpeter houdt technische innovatie voor de enige werkelijke bron van economische groei. Succesvolle innovatie verschaft tijdelijke marktmacht, die de winsten en marktaandelen van op voorgaande technieken gevestigde bedrijven aantast. In een nooit eindigend proces van opkomst en ondergang worden oude bedrijven vernietigd door nieuwe. Daar technische innovatie volgens Schumpeter de enige manier is waardoor de welvaart kan toenemen, ziet hij niets in maatregelen waarbij ongericht geld in de economie wordt gepompt om groei te bevorderen.

Belangrijkste werken

De geschiedenis van de economische analyse

Schumpeters grote kennis komt tot uiting in zijn postuum verschenen Geschiedenis van de Economische Analyse. Sommige van zijn oordelen zijn wel enigszins merkwaardig, bijvoorbeeld zijn mening dat niet Adam Smith, maar Turgot de belangrijkste 18de eeuwse econoom was. Schumpeter bekritiseerde John Maynard Keynes en David Ricardo voor de "Ricardiaanse zonde". Volgens Schumpeter redeneerden Ricardo en Keynes met abstracte modellen, waar zij alle variabelen bevroren en dus buiten beschouwing lieten, behalve die paar variabelen, waarmee zij iets wilden aantonen, waarna zij vervolgens gemakkelijk konden aantonen dat de ene variabele de andere zou veroorzaken. Dit leidde tot het volgens Schumpeter heilloze geloof dat men gemakkelijk beleidsconclusies zou kunnen trekken uit abstracte theoretische economische modellen.

Schumpeter en het Keynesianisme

In Schumpeters theorie volstaat de Walrasiaanse evenwichtstheorie niet om de voornaamste mechanismen van de economische ontwikkeling te beschrijven. Schumpeter was van mening dat een goed ontwikkeld financieel systeem, met een reeks van instituties voor de kredietverlening, het een "entrepreneur" mogelijk maakt om zijn "ideeën" te realiseren door alle benodigde "productiemiddelen" in te kopen.

Men kan een onderscheid maken tussen economen die de nadruk leggen op de "reële" wereld en die geld beschouwen als niet meer dan een smeermiddel om de boel draaiende te houden en economen die monetaire instituties belangrijk vinden, omdat monetaire ontsporingen ook gevolgen hebben in de "reële" wereld. Zowel Schumpeter als Keynes vallen in de laatste categorie. Desondanks verwierp Schumpeter, die een klassiek liberaal was, het keynesianisme.

Schumpeter en de aangekondigde ondergang van het kapitalisme

Schumpeters meest gelezen boek is waarschijnlijk Capitalism, Socialism, and Democracy (Kapitalisme, Socialisme en Democratie), waarin hij de theorieën van Karl Marx bespreekt. Schumpeter staat sympathiek tegenover Marx' analyse, maar concludeert dat het kapitalisme door het socialisme vervangen zal worden om andere redenen dan Marx denkt. In dit boek presenteert Schumpeter ook zijn beroemde concept van creatieve vernietiging, wat inhoudt dat oude manieren van werken en oude structuren telkens vervangen worden door nieuwe.

Zijn nalatenschap

De eerste tijd na zijn dood beperkte Schumpeters invloed zich voornamelijk tot verschillende heterodoxe, vooral Europese economen, die geïnteresseerd waren in industriële organisatie, evolutionaire theorie en economische ontwikkeling, en die meestal aan de andere kant van het politieke spectrum stonden dan Schumpeter zelf. Vaak werden zij beïnvloed door Keynes, Karl Marx en Thorstein Veblen. Robert Heilbroner was een van Schumpeters meest gerenommeerde leerlingen. Heilbroner heeft uitgebreid over hem geschreven in zijn werk The Worldly Philosophers.

Andere bekende studenten van Schumpeter zijn de econoom Nicholas Georgescu-Roegen, de voormalige voorzitter van de Federal Reserve, Alan Greenspan,[1] en Robert Solow, Nobelprijs voor de Economie, die tijdens zijn studietijd in Harvard bij hem studeerde en die Schumpeters theorie later verder heeft uitgebreid. [1].

Vandaag de dag heeft Schumpeter een aanhang bij economen die zich bewegen op gebieden buiten de standaardeconomie van de leerboeken, zoals economisch beleid, management studies, industrieel beleid en het onderzoek naar innovatie. Schumpeter was waarschijnlijk de eerste onderzoeker die theorieën over het ondernemerschap ontwikkelde. Het innovatieve programma van de Europese Unie en de voornaamste concretisering hiervan, de Strategie van Lissabon, is bijvoorbeeld beïnvloed door Schumpeter.

Voetnoten

  1. "Ik heb gedurende mijn gehele carrière het proces van de [creatieve vernietiging] in de praktijk aan het werk gezien, "P. 48, Greenspan, Alan The Age of Turbulance: Adventures in a New World (Het tijdvak van de turbulentie: avonturen in een nieuwe wereld), (2007) New York: Penguin Press