Jaap Nanninga: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Externe links: nieuwe link
Regel 67: Regel 67:
* [https://www.dbnl.org/tekst/_ons003198601_01/_ons003198601_01_0210.php 's-Gravenhage het Parijs van het noorden - Abstractie en belle peinture in de hofstad geinspireerd door de Franse kunst, 1945-1960'], tekst van Erik Slagter over De Haagse Abstrakten waaronder Nanninga - opgenomen in ''Ons Erfdeel''. Jaargang 29 (1986)
* [https://www.dbnl.org/tekst/_ons003198601_01/_ons003198601_01_0210.php 's-Gravenhage het Parijs van het noorden - Abstractie en belle peinture in de hofstad geinspireerd door de Franse kunst, 1945-1960'], tekst van Erik Slagter over De Haagse Abstrakten waaronder Nanninga - opgenomen in ''Ons Erfdeel''. Jaargang 29 (1986)
* [https://www.simonis-buunk.nl/kunstenaar/nanninga-j/2356/ afbeeldingen van werken van Nanninga], op de website van Simonis Buunk
* [https://www.simonis-buunk.nl/kunstenaar/nanninga-j/2356/ afbeeldingen van werken van Nanninga], op de website van Simonis Buunk
* [https://vanabbemuseum.nl/zoek/?lookup[259] 5 afbeeldingen van werken van Nanninga], in de collectie van het Van Abbe-museum, Eindhoven
* [https://vanabbemuseum.nl/zoek/?q=nanninga 5 afbeeldingen van werken van Nanninga], in de collectie van het Van Abbe-museum, Eindhoven


{{Appendix}}
{{Appendix}}

Versie van 21 mrt 2019 20:52

Mee bezig Mee bezig
Aan dit artikel of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Toelichting: Verwacht nog tot en met 21-03 2019 ermee bezig te zijn
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.
Jaap Nanninga
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Persoonsgegevens
Volledige naam Jacob Nanninga
Geboren Winschoten, 19 november 1904
Overleden Den Haag, 6 januari 1962
Geboorteland Vlag van Nederland Nederland
Nationaliteit Vlag van Nederland Nederland
Beroep(en) kunstschilder
Oriënterende gegevens
Jaren actief 1943 -1962
Stijl(en) Abstracte kunst
RKD-profiel
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Jacob (Jaap) Nanninga (Winschoten, 19 november 1904 - Den Haag, 6 januari 1962) was één van de naoorlogse abstracte Nederlandse kunstenaars uit Den Haag, zoals ook zijn kunstenaarsvrienden Willem Hussem en Piet Ouborg.

Jeugd en opleiding

Nanninga kwam ter wereld in Winschoten, als oudste in een gezin van 10 kinderen; zijn vader was postbode, en werkte van 1936 tot 1947 als suppoost in het Rijksmuseum te Amsterdam. Al vroeg tekende en musiceerde Jaap en voelde zich ook sterk aangetrokken tot schilderen en tekenen. In 1928 woonde hij een half jaar in Amsterdam en schilderde er als decorateur op een atelier van lampenkappen; daarna ging hij naar Groningen. Hij trouwde 16 maart 1929 met Afke Ferwerda en al snel werden drie dochters geboren. Om in het onderhoud van het gezin te voorzien had Nanninga diverse baantjes, o.a. reclame-schilder en tekenaar in de etalages van sigarenwinkels van Theodorus Niemeijer, voor wie hij ook uithangborden maakte. De net begonnen economische crisis had invloed op zijn loopbaan; hij werkte ook nog als reclame-ontwerper en sneltekenaar. Pas op latere leeftijd zou hij als kunstenaar starten.

Van 1930 tot 1933 volgde hij een studie aan de Vrije Academie te Groningen, waar hij schilderlessen kreeg van Werkman en Wiegers. Zijn huwelijk werd ontbonden en vanaf 1936 leefde hij met paard en woonwagen een zwervend bestaan. In 1938 maakte hij o. a. reizen door Duitsland en Polen met zijn woonwagen; in Polen leerde hij Maria Lange kennen. Later dat jaar vestigde hij zich definitief in Den Haag, eerst nog met woonwagen, later op wisselende adressen. Hij liet zich inschrijven bij de Haagse Academie voor beeldende kunsten en volgde tot 1944 de dagcursus tekenen en schilderen; in 1940 ook de avondcursus modelklas. Volgens zijn medestudent Herman Berserik behoorde Nanninga echter niet tot de regelmatige en vaste leerlingen; in deze periode kreeg hij bovendien privé-lessen van Lydia Duif.
Juni 1940 trouwde hij met Maria Lange; het huwelijk zou slechts een paar jaar duren. In de winter van 1943 op 1944 verliet hij al hun woning en vestigde zich in de voormalige kantine van de Haagse Academie, waar ook andere schilders woonden en werkten, zoals Paul Citroen, Willem en Theo Bouthoorn, Gerard Lutz, Hans Kroesen, Johfra en Lou Pennock.[1]

Leven en werk

In 1945 vond het bombardement op Den Haag plaats van de geallieerden; Nanninga vluchtte naar Bodegraven en later naar Woerden. Zijn eerste solo-tentoonstelling had hij kort daarop in 1946, in 'Kunstzaal Les Beaux Arts' in Den Haag. Door vriendschap met Baron S. van Wijngaarden (burgemeester van Wassenaar) kon hij een tijd wonen in diens buitenhuis bij Cagnes-sur-Mer. Daar bleef hij slechts kort en betrok al spoedig een eigen studio aan de Rivièra, waar hij in contact zou komen met het werk van Marc Chagall, Georges Braque, Georges Rouault, Vincent van Gogh en anderen. Eind 1946 en gedurende 1947 verbleef hij enkele keren in Parijs waar hij hospiteerde aan de Académie Libre, ook wel de Académie de la Grande Chaumière genoemd; tegelijkertijd werd hij er door Geer van Velde begeleid (c. 1946-48). Van Velde gaf hem handreikingen tot abstract schilderen.[1] Onder invloed van kubisme en de Franse abstracte kunststromingen zou Nanninga pas circa 1949 echt in een abstracte stijl gaan werken.[2]

Later in het jaar 1948 vestigde hij zich definitief in Den Haag en kreeg al gauw een 'schuur' ter beschikking als atelier, door hem zelf als zijn 'hok' aangeduid; het lag midden tussen de bomen op het landgoed Clingendael in Wassenaar. Met wat oude stoelen en kasten had Nanninga het bewoonbaar gemaakt en er zijn eigen sfeer in aangebracht. Verwarming en sanitair waren gebrekkig en op een lage, schuine zolder stond zijn bed geplaatst. In de winter, wanneer het weer te bar werd, nam hij zijn intrek op één of ander particulier adres of in de Pauwhof.[3]

Kleur - geen Cobra

Kleur hield Nanninga veel bezig, zowel in zijn uitspraken als op papier. Altijd was het de kleur die hem zo enorm boeide, volgens zijn vriend Goos Verweij - die vaak bij de kunstenaar op zijn atelier op bezoek kwam, of naar exposities ging met hem. Toen ze een keer samen een tentoonstelling van Karel Appel bezochten was Nanninga erg enthousiast over de wijze waarop Appel zijn kleuren gebruikte, maar.. 'als ik zelf zo rood op een doek zet, dan schrik ik er van' - zo merkte hij op tijdens het bekijken van een schilderij van Appel. Volgens Verweij werkte Nanninga altijd met een matte verf die hij zelf samenstelde. Zijn doeken prepareerde hij eerst met een grondlaag waarin krijt was verwerkt [wat zuigt]. Hij bewonderde het werk van de Amsterdamse 'Experimentelen' (later Cobra) wel en bleef dat ook later volgen. Zijn belangstelling voor de experimenten van jonge kunstenaars bleek ook duidelijk doordat na zijn dood in 1962 een aantal werken van hen werd aangetroffen in zijn nalatenschap.[3] Anton Rooskens en Appel (van de jonge Cobra-groep) hadden niet toevallig dan ook hem en Piet Ouborg vanuit Amsterdam bezocht om te kijken of zich aan konden / wilden sluiten bij hun groep; daar is verder niets uit voortgekomen dan een wederzijdse belangstelling.

Nanninga was een colorist die zocht naar een heel individualistische en poëtische beeldtaal. Oosterse mystiek en 'primitieve culturen' gaven hem inspiratie; veel van zijn schilderijen droegen dan ook titels die naar deze culturen verwezen. Andere werken noemde hij 'Composities'; die verwezen naar de elementen kleur, lijn en vorm. Zijn abstracte werk bezit een stevige vormtaal met een wonderlijk subtiele en zachte uitstraling.

De Posthoorn-groep

Op initiatief van Nanninga werd er vanaf 1949 door een aantal experimenteel-ingestelde Haagse schilders in café 'De Posthoorn' geëxposeerd. Dit had zo'n succes dat de eigenaar van het café, de heer Knijnenburg in 1950 het naburige pand huurde en de kunstenaars mochten daar gratis exposeren. Vanaf 1956 werd deze locatie ingericht als kunstzaal, en vervolgens als galerie door de kunstverzamelaar Frits Becht; wie de tentoonstelling wilde zien kon aan het buffet van het café de sleutel ophalen. Kunstenaars als Jan Roëde, Jaap Nanninga, Willem Hussem, Hans van der Lek, Gerard Verdijk, Dirk Bus, Nol Kroes, George Lampe, Jan Cremer, Lotti van der Gaag, Theo Bitter, Karel Bleijenberg, Kees van Bohemen, Jos van den Berg, Aat Verhoog en anderen, mochten er gratis exposeren. Er werden bijna maandelijks tentoonstellingen georganiseerd, waar zowel de werken van Nederlandse als buitenlandse kunstenaars werden getoond. Zo exposeerde ook de Italiaanse kunstenaar Piero Manzoni er in 1959. De jaren 1956-1959 waren de meest succesvolle, daarna nam de belangstelling snel af; in 1962 sloot de galerie haar deuren. De Posthoorngroep wordt beschouwt als een van de peilers van de Nieuwe Haagse School.[4]

Eigentijdse commentaren

Op de eerste groepstentoonstelling in de galerie De Posthoorn in juli 1956 werd het werk van Nanninga door kunstcriticus Berenson in 'Het Vaderland' van 1956 als het belangrijkst gezien. Zij bleef ook bij volgende Posthoorn-tentoonstellingen enthousiast en gaf een lyrische beschrijving: 'Bij een dergelijk serieus en bezield geheel kan men zich de ogen gaan openen voor de non-figuratieve kunst. Deze kunst roept het beeld op van toestanden of processen, die niet in het zintuiglijke liggen, maar behoren in die wereld, waar de mens thuis is, zodra hij zich van zijn indrukken terugtrekt tot zijn innerlijk wezen.' Nanninga kwam als een evenwichtige, zeer verfijnde schilder in de kritieken naar voren, zoals bij Penning in De Haagsche Courant, 26/7/1956: 'Maar ook Nanninga is altijd subtiel en dromerig, dichterlijk in zijn composities van grijze blauwe en okerige tinten.' [5]

Laatste jaren

In de zomer van 1957 werd hij opgenomen in ziekenhuis Westeinde voor een maagkwaal. De eerste weken na de operatie waren kritiek. Juist in die tijd zag de toenmalige directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, Willem Sandberg met zijn vrouw een reeks werken van hem die zijn vriend Verweij hen toonde. Sandberg besloot direct tot het maken van een tentoonstelling van Nanninga's werk in het "Stedelijk" en deelde dit de doodzieke kunstenaar zelf mee in het ziekenhuis. Hij kreeg van Nanninga de sleutel mee van zijn atelier om werken te kunnen selecteren. De tentoonstelling werd al op 8 november 1957 door kunstcriticus Hans Redeker en duurde tot 10 december; daarna gingen de schilderijen over naar het Gemeentemuseum in Den Haag, tot en met maart 1958. De belangstelling voor beide exposities was groot en gaven Nanninga meer bekendheid in Nederland. Ondanks zijn aanvankelijk nog wankele gezondheid werkte hij vanaf die tijd hard en met veel plezier. Er volgden enkele vruchtbare jaren, waarin hij zijn werk beter verkocht en de waardering - ook van de kant van de grote musea - toenam.[3]

In januari 1962 verongelukte Nanninga, na een bezoek aan café De Posthoorn in Den Haag. Zijn werk wordt gerekend tot de kunststroming de Nieuwe Haagse School.

Lidmaatschappen

Erkenning

De Jacob Marisprijs (een materiaalprijs) ontving hij in 1951 en 1953; van de Jacob Hartog Prijs ontving hij de tweede prijs in 1956 en 1959.[6] Samen met Gerrit Benner werd Nanninga geselecteerd voor de Nederlandse vertegenwoordiging op de Biënnale van Venetië (1958) en, samen met Karel Appel en Corneille voor de Biënnale van São Paulo (1959). In 1964 stelde kunstcriticus Lampe een bloemlezing over Nanninga samen.

Zie ook

Externe links