Slag bij Crécy: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 41: Regel 41:


Het Engelse leger was waarschijnlijk 15.000 man sterk en telde zo'n 3000 ridders. Het waren grotendeels betaalde manschappen die tegen een vooraf vastgestelde prijs bereid waren te vechten. In de achterhoede werden karren in een cirkel opgesteld om de bagage te beschermen.
Het Engelse leger was waarschijnlijk 15.000 man sterk en telde zo'n 3000 ridders. Het waren grotendeels betaalde manschappen die tegen een vooraf vastgestelde prijs bereid waren te vechten. In de achterhoede werden karren in een cirkel opgesteld om de bagage te beschermen.
Hier stonden ook enkele luidruchtige, maar weinig doeltreffende kanonnen opgesteld. Het Engelse leger bestond uit drie eenheden. [[Eduard van Woodstock]], zoon van Eduard III en [[prins van Wales]] voerde samen met de graven van [[William de Bohun|Northampton]] en Warwick de eerste eenheid aan, de koning de tweede, en de graven van Huntington en Arundel de derde. De Engelse ridders en krijgslieden stegen af om te voet te vechten, iets wat ze in de oorlogen tegen de Schotten hadden geleerd.
Hier stonden ook enkele luidruchtige, maar weinig doeltreffende kanonnen opgesteld. Het Engelse leger bestond uit drie eenheden. [[Eduard van Woodstock]], zoon van Eduard III en [[prins van Wales]] voerde samen met de graven van [[William de Bohun|Northampton]] en [[Thomas Beauchamp|Warwick]] de eerste eenheid aan, de koning de tweede, en de graven van Huntington en Arundel de derde. De Engelse ridders en krijgslieden stegen af om te voet te vechten, iets wat ze in de oorlogen tegen de Schotten hadden geleerd.


De Fransen waren ongetwijfeld in de meerderheid, maar werden veel minder goed geleid. Er werd zelfs getwist over de vraag of ze nog een dag langer met aanvallen moesten wachten. Ten slotte won het ongeduld het van het verstand. De Fransen zwaaiden met hun versierde standaard, de [[oriflamme]], en aan beide zijden klonk het bevel dat men geen duimbreed moest wijken. De [[Republiek Genua|Genuese]] kruisboogschutters aan Franse zijde, die door tijdgebrek niet eens al hun wapens gereed hadden kunnen maken en hun ''pavises'' (grote schilden) moesten missen, werden als eersten naar voren gestuurd. Zij werden afgeslacht of teruggedrongen, waarbij ze door de oprukkende Franse cavalerie onder de voet werden gelopen.
De Fransen waren ongetwijfeld in de meerderheid, maar werden veel minder goed geleid. Er werd zelfs getwist over de vraag of ze nog een dag langer met aanvallen moesten wachten. Ten slotte won het ongeduld het van het verstand. De Fransen zwaaiden met hun versierde standaard, de [[oriflamme]], en aan beide zijden klonk het bevel dat men geen duimbreed moest wijken. De [[Republiek Genua|Genuese]] kruisboogschutters aan Franse zijde, die door tijdgebrek niet eens al hun wapens gereed hadden kunnen maken en hun ''pavises'' (grote schilden) moesten missen, werden als eersten naar voren gestuurd. Zij werden afgeslacht of teruggedrongen, waarbij ze door de oprukkende Franse cavalerie onder de voet werden gelopen.

Versie van 3 jan 2020 00:30

Slag bij Crécy
Onderdeel van de Honderdjarige Oorlog
De Slag bij Crécy
Datum 26 augustus 1346
Locatie ten zuiden van Calais, bij Crécy-en-Ponthieu.
Resultaat Engelse overwinning
Strijdende partijen
Frankrijk
Republiek Genua
Bohemen
Majorca
Engeland
Leiders en commandanten
Filips VI Eduard III
de Prins van Wales
Troepensterkte
7400 cavalerie
6000 Genuese kruisboogschutters
4000 infanterie
7000 boogschutters
5000 piekeniers
5 kanonnen
Verliezen
1500 ridders gedood en een onbekend aantal voetsoldaten 100-300 gedood
Kaart van de Slag bij Crécy

De Slag bij Crécy is een veldslag uit de Honderdjarige Oorlog die plaatsvond op 26 augustus 1346 nabij het plaatsje Crécy in Picardië, waarbij de Franse koning Filips VI werd verslagen door de Engelse koning Eduard III.

Aanleiding

Aanleiding voor de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland was het uitsterven van de hoofdtak van het Franse koningshuis Capet.

Volgens de Salische Wet was na het overlijden van Karel IV in 1328 zijn neef Filips VI van het huis Valois troonopvolger, hoewel ook de Engelse koning Eduard III van het koningshuis Plantagenet aanspraak maakte op de Franse troon. Eduard III's moeder Isabella was de dochter van Filips de Schone. Daarbovenop was Eduard III hertog van Guyenne (Aquitanië met hoofdstad Bordeaux) en dus leenman van de Franse koning. Hij hield zich echter op de achtergrond en betoonde zelfs leenhulde aan zijn nieuwe leenheer, Filips VI.

Maar het leengebied van de Engelse koning op Franse bodem was een doorn in het oog van de Franse koning, die het wilde annexeren. Na herhaalde pogingen om het gebied in te lijven kwam het in 1337 tot een openlijk conflict. Eduard maakte nu wel aanspraak op de Franse troon.

Nadat de Engelsen onverwacht op 12 juli aan land waren gekomen in Normandië, veroverden ze vrij snel Caen. Vervolgens trokken ze verder noordwaarts, waar de bruggen over de Seine vernietigd bleken. Daardoor werden ze gedwongen langs de Seine op te rukken naar Parijs. Bij Poissy slaagden ze erin een brug te herstellen en daarvandaan konden ze weer verder noordwaarts oprukken. Uitdagingen aan het adres van Filips VI werden echter niet beantwoord.

De strijd

Bij Crécy hielden de Engelsen halt om de strijd aan te gaan. De plaats lag in Ponthieu, dat sinds 1279 Engels bezit was, maar nu door de Fransen werd bezet. Een gevecht op wat men als "thuis" beschouwde had voordelen voor het moreel. Belangrijker was de positie die de Engelsen innamen op de heuvelrug tussen Crécy en Wadicourt, de uitgelezen plek om een sterke verdedigingslinie op te stellen. Het dal werd begrensd door een steile helling, wat de Fransen weinig ruimte bood.

Het Engelse leger was waarschijnlijk 15.000 man sterk en telde zo'n 3000 ridders. Het waren grotendeels betaalde manschappen die tegen een vooraf vastgestelde prijs bereid waren te vechten. In de achterhoede werden karren in een cirkel opgesteld om de bagage te beschermen. Hier stonden ook enkele luidruchtige, maar weinig doeltreffende kanonnen opgesteld. Het Engelse leger bestond uit drie eenheden. Eduard van Woodstock, zoon van Eduard III en prins van Wales voerde samen met de graven van Northampton en Warwick de eerste eenheid aan, de koning de tweede, en de graven van Huntington en Arundel de derde. De Engelse ridders en krijgslieden stegen af om te voet te vechten, iets wat ze in de oorlogen tegen de Schotten hadden geleerd.

De Fransen waren ongetwijfeld in de meerderheid, maar werden veel minder goed geleid. Er werd zelfs getwist over de vraag of ze nog een dag langer met aanvallen moesten wachten. Ten slotte won het ongeduld het van het verstand. De Fransen zwaaiden met hun versierde standaard, de oriflamme, en aan beide zijden klonk het bevel dat men geen duimbreed moest wijken. De Genuese kruisboogschutters aan Franse zijde, die door tijdgebrek niet eens al hun wapens gereed hadden kunnen maken en hun pavises (grote schilden) moesten missen, werden als eersten naar voren gestuurd. Zij werden afgeslacht of teruggedrongen, waarbij ze door de oprukkende Franse cavalerie onder de voet werden gelopen.

Waarschijnlijk voerden de Fransen hierop verschillende charges uit op de Engelse linies van afgestegen krijgslieden. De eenheid van de prins van Wales kreeg het meeste te verduren. De prins werd door een Franse aanval tot tweemaal toe op de knieën gedwongen, maar kon standhouden. De Engelse boogschutters bleven voortdurend pijlen afvuren op de Fransen, wat uiteindelijk tot hun nederlaag leidde. De Engelsen hielden stand op de heuvelrug en verloren waarschijnlijk minder dan 100 ridders. De Fransen moesten met zwaardere verliezen afrekenen. Er wordt geschat dat zij zo'n 1500 ridders en een onbekend aantal voetvolk verloren. Jan de Blinde, koning van Bohemen, sneuvelde aan Franse zijde.

Achteraf

Het slagveld met het dorpje Wadicourt in de achtergrond

De Engelsen wonnen om verschillende redenen: ze kozen een goede positie en beschikten over uitstekende boogschutters met longbows die drie tot vier keer zo veel pijlen konden afvuren als mannen met een kruisboog. Bovendien raakten de paarden van de vijand in paniek van al die pijlen. In de strijd met de Schotten hadden de Engelsen geleerd dat ridders en krijgslieden die te voet vochten veel meer konden uitrichten.

De Fransen hadden geen lering getrokken uit hun nederlagen, zoals die van de Guldensporenslag in 1302. Ook minder tastbare factoren, zoals goed leiderschap van de koning, speelden een rol. Filips VI was misschien wel dapper, maar had lang niet zo'n charisma als Eduard III. De Genuese kruisboogschutters waren geen partij voor hun Engelse tegenhangers, en in de Franse strategie was geen rekening gehouden met de manier waarop de Engelsen vochten.

De Engelsen wonnen met de Slag bij Crécy niet de oorlog, maar als Eduard zou zijn verslagen, zou hij Frankrijk zeker hebben opgegeven. Nu kreeg hij de kans om verder te gaan naar Calais, dat 11 maanden later werd ingenomen.

Zie de categorie Slag bij Crécy van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.