Judo

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jcb (overleg | bijdragen) op 27 okt 2010 om 13:40. (→‎Judoscholen)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Judo.

Judo (柔道 jūdō) is een van oorsprong Japanse vechtsport die rond 1882 is ontworpen door Jigoro Kano. Het woord betekent 'zachte weg', waarbij het woordje do (weg) verwant is aan tao en naast de betekenis 'manier' ook de connotatie heeft van 'levenspad'. Een beoefenaar van het judo heet een judoka.

Opsomming van judotechnieken

Ippon Seoi Nage

Een hoofdindeling van de judopraktijk maakt onderscheid in

  • tachi-waza (staande technieken)
  • ne-waza (liggende technieken, grondgevecht)

Daarnaast dient de judoka goed de techniek van het ukemi-waza valbreken te beheersen.

De diverse gevechtstechnieken van judo worden verdeeld in:

  • nage-waza (werptechniek, worpen)
  • katame-waza (controletechniek)

Nage-waza

De verschillende worpen kunnen ingedeeld worden als:

Katame-waza

De verschillende insluitingstechnieken worden onderverdeeld in:

Zie Lijst van judotechnieken

De technieken zijn erop gericht een tegenstander buiten gevecht te stellen zonder hem te verwonden. Slaan, stoten en schoppen zijn in de judocompetitie verboden, maar verdedigingen tegen dergelijke aanvallen worden wel aangeleerd bij de hogere graden, om de ontstaansgeschiedenis van judo beter te begrijpen maar in het begin zijn ze te gevaarlijk voor de jonge judoka's. In de examenstof voor de 3de dan bevindt zich zelfs een kata met een verdediging tegen een aanval met een zwaard.

Geschiedenis

Bij het bedenken van Judo werd geput uit de rijke Japanse traditie aan vechtkunsten. Combinaties van klemmen en worpen werden echter uit het repertoire weggelaten: die kunnen gevaarlijk zijn wanneer de partner de techniek van het meerollen onvoldoende beheerst (in bijvoorbeeld het tai-jutsu spelen júist die technieken een belangrijke rol).

Jigoro Kano had bij het ontwerpen van de sport, die ontleend is aan oudere verdedigingskunsten als jiujitsu, ook nadrukkelijk een training van de geest voor ogen. Zijn filosofie wordt gekenmerkt door twee begrippen:

  • Seiryoku Zenyo (Maximale effectiviteit met minimale inzet): wat een persoon doet, moet met optimale inzet van geestelijke en lichamelijke energie gebeuren. In het judo leert men de kracht van de tegenstander te gebruiken om hem ten val te brengen. In het leven is dit het principe van de juiste dingen doen op het juiste moment.
  • Jita Kyoei (Wederzijds profijt en welbevinden): de spelers dienen respect te hebben voor zichzelf en voor anderen. Bij het beoefenen van het judo leren ze samen te werken om zich de vaardigheden eigen te maken. Zonder tegenstander om mee te judoën kan men de sport immers niet leren; men werpt zelf en wordt op zijn beurt geworpen. Deze opvatting van samenwerkend leren is ook in andere gebieden van het leven geldig.

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat bij de beoefening kracht geen enkele rol zou spelen: door een juiste toepassing van de geleerde technieken zou een klein en zwak persoon zich op tamelijk elegante wijze tegen een grote en sterke aanvaller moeten kunnen verdedigen. Toen het echter ook een wedstrijdsport werd, vervaagde dit uitgangspunt. Immers, zodra beide tegenstanders dezélfde technieken en mogelijke reacties daarop (de overnametechnieken) in gelijke mate beheersen, gaan ook ándere factoren zoals kracht toch weer een rol spelen. Hierdoor kunnen wedstrijden vandaag de dag ook het beeld geven van onelegant trek- en sjorwerk, waarbij de gelijkenis met de oorspronkelijke opzet ver te zoeken is. Hedendaagse wedstrijd-judoka's doen dan ook aan krachttraining. Tekenend is dat tijdens wedstrijden het incidenteel zelfs voorkomt dat de gi (het pak) gescheurd wordt. Sommige judoka's doen ook specifiek op versterking van de grip gerichte krachttraining in de sportschool, door middel van trekoefeningen met een gi gewikkeld om een pulley.

Traditie

Judoka's dragen een witte katoenen broek (zubon) en een jas (kimono) die door een band (obi) bijeen wordt gehouden. Het geheel noemt men een gi. Tijdens wedstrijden van hoog niveau, zoals de Nederlandse Kampioenschappen, draagt de ene judoka een wit pak en de andere judoka een blauw pak. Door dit onderscheid is deze dynamische sport beter te volgen voor het publiek en de scheidsrechters. Meisjes dragen een wit T-shirt onder de kimono. Judolessen vinden plaats in een dojo en beginnen in Vajrasana (geknielde houding).

Graduatiesysteem van judo

Graad Kleur Naam
6e Kyu
wit rok-kyu
5e Kyu
geel go-kyu
4e Kyu
oranje yon-kyu of shi-kyu
3e Kyu
groen san-kyu
2e Kyu
blauw ni-kyu
1e Kyu
bruin ichi-kyu
1e Dan
zwart sho-dan
2e Dan
zwart ni-dan
3e Dan
zwart san-dan
4e Dan
zwart yon-dan
5e Dan
zwart go-dan
6e Dan
rood-wit roku-dan
7e Dan
rood-wit shichi-dan (nana-dan)
8e Dan
rood-wit hachi-dan
9e Dan
rood ku-dan
10e Dan
rood ju-dan
11e Dan
wit (brede band) juni-dan

De kleur van de band geeft de graad van gevorderdheid in het judo aan; een beginner heeft een witte band, waarna geel, oranje, groen, blauw, bruin en zwart volgen (de kyu-graden, die van hoog naar laag genummerd zijn — een hoge graad heeft een laag nummer). De wachttijd tussen kyu's bedraagt minimaal zes maanden. Tussen 1e kyu en 1e dan is de wachttijd minimaal een jaar. Hoe hoger de dan, hoe langer de wachttijd.

Voor kinderen en jonge judoka's tot 12 jaar is er nog een onderverdeling waarbij aan een band een andersgekleurde slip kan zitten om aan te geven dat de beoefenaar tussen de gedragen band en de volgende in zit. Tussen de meestergraden (zwarte banden; dangraden) is het onderscheid te zien aan witte of gele streepjes dwars op het uiteinde van de zwarte band. Een hogere dangraadhouder is niet verplicht die streepjes op zijn band te dragen; een vijfde dan mag een 'kale' zwarte band dragen.

Alle judoka's moeten lid zijn van een nationale judovereniging en bezitten ook een judopaspoort voor wedstrijden en examens.

NB 1: Het systeem van gekleurde banden is een westers systeem. In Japan heeft men de indeling: wit (6e t/m 4e kyu) - bruin (3e tot 1e kyu) - zwart. NB 2: Een judoka moet voor zijn zwarte band een examen afleggen en aan wedstrijden meedoen waarin danpunten kunnen worden behaald. Bij 100 danpunten krijgt men vrijstelling voor kata. Alle kandidaten moeten hun vaardigheden bewijzen. Vroeger kregen judoka's die geen wedstrijden hadden gedaan een zwarte band met een witte streep in de lengte, in plaats van een geheel zwarte band. Daar vrouwen in die tijd geen wedstrijden mochten spelen, werd deze band al snel een 'vrouwenband' genoemd. Deze punten worden in een judopaspoort geregistreerd.

De kyu-examens worden afgenomen door de judoclubs. 1e t/m 3e dan-examens worden afgenomen door regionale examencommissies. Alleen 4e en 5e dan-examens worden afgenomen door landelijke examencommissies. De kandidaten van 4e of 5e dan worden beoordeeld door de meesters die 6e of hogere dan hebben. Dangraden boven 6e dan worden meer op grond van verdiensten voor de judosport dan voor exceptionele bekwaamheid in het uitvoeren ervan toegekend. Bij de 6e, 7e en 8e dan is er een afwisselend roodwitte band, bij de 9e en 10e dan een rode band. Deze behaalde banden worden in een judopaspoort afgetekend.

Tot nu toe is de 10e dan toegekend aan slechts 18 judoka's in de hele wereld. De meeste 10e danhouders zijn Japanners. Slechts twee Nederlandse en één Britse judoka zijn in het bezit van deze dangraad. Op 8 januari 2006 werden drie nieuwe 10e danhouders verkozen door de Kodokan, dit was voor het eerst in 22 jaar. Jigoro Kano verkreeg na zijn dood de hoogste graad, de 11e dan, een brede witte band. Deze graad kan theoretisch gezien gehaald worden door elke judoka maar praktisch gezien is deze alleen voor de stichter van judo, de kans is dus vrijwel niet aanwezig dat iemand deze ooit nog zal gaan halen.

De 18 judoka's met 10e dan:

* = 10e dan Internationale IJF
# = 10e dan JBN

Wedstrijd

In wedstrijden worden, naar een idee van de Nederlandse judoka Anton Geesink, ook wel een blauw en een wit judopak gebruikt omdat de scheidsrechter dan tijdens het gevecht beter kan zien welk lichaamsdeel bij welke sporter hoort. Bovendien is het op film en tv allemaal veel duidelijker. Bij kleine wedstrijden en wedstrijden in Japan wordt een rode en een witte band gebruikt.

Het judoën wordt gedaan op een mat of tatami die enigszins meegeeft, zodat zelfs als men er krachtig op geworpen wordt er meestal geen letsel ontstaat. De techniek van het 'breken' (verzachten) van de val, van zowel het eigen lichaam als die van de tegenstander, is een belangrijk onderdeel van judo.

Doel van het spel is om de tegenstander in volle vaart plat op de rug te gooien. Als dit lukt, is het gevecht direct afgelopen. De scheidsrechter geeft hiervoor ippon. Ook een gevecht afmaken met een houdgreep (een controletechniek die je 25 seconden vast moet houden) levert een ippon en je tegenstander zich laten over geven (wat een judoka doet door af te kloppen) d.m.v. een armklem of verwurging levert een ippon op. Omdat dit doel heel moeilijk te verwezenlijken is, zijn er scores voor worpen die niet perfect lukken, of houdgrepen die korter duren dan 25 seconden.

Bij een val op de zijkant van het lichaam krijgt de werper yuko en net niet perfect is waza-ari (half punt). Een tweede waza-ari staat gelijk met een ippon (vol punt) en beëindigt dus ook de wedstrijd. Wanneer binnen een afgesproken tijd (maximaal 5 minuten) geen van beide judoka's een ippon heeft gemaakt, wordt de winnaar bepaald aan de hand van de volgende criteria:

  • indien een van beide judoka's een ippon heeft gemaakt, wint hij de wedstrijd, ongeacht het aantal yuko's of waza-ari's
  • indien een van beide judoka's twee waza-ari's heeft gemaakt wint hij de wedstrijd, ongeacht het aantal yuko's
  • indien het aantal waza-ari's gelijk is voor beide judoka's, wint de judoka met de meeste yuko's
  • indien het aantal waza-ari's en yuko's gelijk is, begint de wedstrijd opnieuw. De tijd wordt opnieuw ingesteld (afhankelijk van de wedstrijdduur 3 dan wel 2 minuten). Wie het eerste een resultaat maakt wint. Dit noemt men 'golden score'
  • wanneer het resultaat op het eind van deze golden score tijd nog steeds 0-0 is, dan wordt de winnaar aangewezen door de scheidsrechters. De scheidsrechters letten dan op hoeveel elke judoka heeft aangevallen en wie de meeste inzet heeft getoond.

Bij de jeugd wordt er vaak voor gekozen om geen golden score in te stellen.

Punten in een tabel (wordt alleen gebruikt om de winnaar van het toernooi te bepalen):

Naam punt Waarde
Yuko 5
Waza-ari 7
Ippon 10

Straffen. Je krijgt een kleine straf (Shido 1) voor het riskeren van blessures, bij jezelf of bij je tegenstander, het herhaaldelijk ontwijken van een aanval door op de knieën te vallen, het vasthouden van bepaalde pakkingen langer dan de voorgeschreven drie seconden, of voor het 'vergeten' van het doel van het spel (het gooien van je tegenstander). Wie te veel bezig is met het verdedigen op de aanval van de tegenstander en niet probeert te gooien, krijgt een straf. De eerste straf is een waarschuwing. Bij een tweede straf (Shido 2) krijgt de tegenstander een yuko (5 punten). Bij de derde straf (Shido 3) wordt de yuko in een waza-ari veranderd. Bij een vierde straf (Hansuko-make) wordt de judoka gediskwalificeerd en krijgt de tegenstander een ippon. Hij/zij wint daarmee de wedstrijd. Afhankelijk van de aard van de overtreding kan de judoka van het toernooi verwijderd worden (verboden handelingen, of het uitvoeren van een techniek waarbij de eigen nek-/ruggenwervels of die van de tegenstander in gevaar komen, geen respect voor scheidsrechter of tegenstander, etc.) of slechts de wedstrijd in kwestie verliezen (som van lichte straffen).

Namen van de straffen:

Naam straf Waarde
Eerste straf (waarschuwing) 0
Tweede straf Shido (was Chui) 5
Derde straf Shido (was Keikoku) 7
Vierde straf (gediskwalificeerd) Hansoku-make 10

Het gevecht vangt staande aan; de tegenstanders grijpen elkaar bij de jas, bij voorkeur een mouw en revers en proberen elkaar op de grond te werpen. De manier waarop de jas vastgepakt wordt, is erg belangrijk voor het gevecht en heel bepalend voor het verloop van de wedstrijd. Om een bepaalde worp perfect te kunnen maken, is een bepaalde 'pakking' nodig. Men vecht voor die pakking en probeert er tegelijk voor te zorgen dat de tegenstander zijn favoriete pakking niet kan maken (kumi kata). Als het goed is, ken je de specialiteit van je tegenstander. Het gevecht begint dus vaak met wat leken omschrijven als: dat gepluk.

Ook weet je van je tegenstander of je daarmee het grondgevecht wel aan moet gaan. Je weet dus of je een reële kans hebt om met een houdgreep, verwurging of armklem te winnen, of dat je meer kans hebt in het staande gevecht. Als je geen zin hebt in een grondgevecht, dan probeer je dit te voorkomen. Andersom zijn er ook technieken om zonder spectaculaire worp een grondgevecht aan te kunnen gaan. Voor publiek is dit gevecht minder spectaculair dan een staande partij en daarom wordt tegenwoordig het grondgevecht door de scheidsrechters veel sneller afgebroken dan een aantal jaar geleden. De meeste partijen worden derhalve staande beslist.

Ieder gevecht wordt beslist. Als de speelduur voorbij en de stand gelijk is, volgt er golden score. Is er na de tijd van de golden score nog geen winnaar, dan zal de hoofscheidsrechter de winnaar aanwijzen. Bij wedstrijden waar hoekscheidsrechters aanwezig zijn zal er door middel van het opsteken van een gekleurde vlag gestemd worden. En overeenkomstig de meerderheid de winnaar aangewezen worden. Tegenwoordig komen dergelijke situaties niet, of slechts zelden voor in professionele partijen.

De sport wordt over de gehele wereld beoefend door jonge en oude judoka's en maakt deel uit van het olympisch programma. De meeste judoka's nemen nooit deel aan officiële wedstrijden en maken die alleen onderling tijdens de trainingen. Gehandicapte sporters zijn geïntegreerd, maar hebben wel hun eigen wedstrijdkalender.

De pedagogische waarden van het recreatief judo zijn aangetoond. Ook voor mensen met beperkingen kan het judo van waarde zijn. Een positief effect is aangetoond voor (met name kinderen met) autisme en ADHD[1].

Judoka's

Zie: lijst van judoka's

Zie ook artikel: voeding bij gewichtsklassesporten

Judoscholen

Judo.

Een judoschool is een vereniging, vaak judovereniging genoemd, of sportschool waar les wordt gegeven in judo door een judoleraar. Kinderen en volwassenen zijn hiervan lid en beoefenen en leren hier de judosport. Bij grote verenigingen zijn professionele krachten bij andere veel vrijwilligers. Een judovereniging verzorgt ook wedstrijden. Veel wedstrijden die door clubs waren georganiseerd zijn bestemd voor kinderen tot 18 jaar om behoud van het aantal leden te stimuleren.

De Judobond Nederland en de Vlaamse Judo Federatie zijn overkoepelende organisaties waarbij veel judoscholen zijn aangesloten en waar judoka's lid van kunnen worden.

Wereldkampioenschappen

Zie Wereldkampioenschappen judo voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Zie ook

Referenties

  1. ::Judo Club Koksijde::

Externe links

Zoek judo op in het WikiWoordenboek.
Zie de categorie Judo van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.