Naar inhoud springen

Toetsingsrecht

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Robbot (overleg | bijdragen) op 1 dec 2019 om 09:51. (Robotgeholpen doorverwijzing: Alarmbelprocedure - Koppeling(en) gewijzigd naar ideologische alarmbel)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Toetsingsrecht is het recht om wetten te toetsen aan een wet van een hogere orde, zoals een grondwet of een verdrag.

Nederlandse situatie

Wetsartikel Nederlandse Grondwet
Land Vlag van Nederland Nederland
Wet Grondwet
Hoofdstuk 6
Artikel 120
Citaat De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.

In Nederland toetst de rechter wetten en verdragen niet aan de Grondwet; dat is hem verboden in artikel 120 van de Grondwet, dat luidt:

"De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen."

De formulering van deze bepaling komt uit de Grondwet van 1953 (artikel 60), maar werd pas met de Grondwet van 1983 een zelfstandig artikel. De achterliggende opvatting gaat al terug op de Grondwet van 1848, waarin stond dat wetten onschendbaar zijn. De reden is dat een wet geacht werd het "unanieme gevoelen van de koning en de twee kamers van de Staten-Generaal" uit te drukken, en dat aan de wet de interpretatie van de grondwet moet worden gelaten, "die niets anders is dan de zindelijke toepassing van de artikelen van de grondwet van het koninkrijk", zoals de grondwetscommissie het destijds uitdrukte. De wetgever werd dus als hoogste uitlegger van de Grondwet bestempeld. Derhalve komt toetsing van formele wetten aan de Grondwet alleen toe aan de formele wetgever.

De Hoge Raad heeft het toetsingsverbod altijd streng geïnterpreteerd: niet alleen toetsing van de inhoud van een wet aan de Grondwet (1868), maar ook aan het Statuut (Harmonisatiewetarrest 1989) en algemene rechtsbeginselen zijn door de Hoge Raad onwettig geacht. Eveneens werd toetsing of een wet wel op de juiste manier tot stand was gekomen onwettig geacht (Van den Bergh/Staat der Nederlanden 1961). Slechts bij uitzondering is het mogelijk dat de rechter de toepassing van een bindende formele wetsbepaling achterwege laat, wanneer er niet verdisconteerde omstandigheden zijn die bij strikte toepassing strijdig zou zijn met een ongeschreven fundamenteel rechtsbeginsel (Agrarische Waardebepaling 1979).

Wanneer de Raad van State de regering vóór indiening bij de Tweede Kamer adviseert over een wetsvoorstel, zal hij zich er wel over uitlaten als hij meent dat het voorgelegde voorstel in strijd met de Grondwet is; dit is dus een vorm van "preventieve toetsing", ook al is het oordeel van de Raad van State niet bindend.

Regelgeving van andere wetgevers dan de formele wetgever (regering en parlement), zoals koninklijke besluiten, algemene maatregelen van bestuur en verordeningen van provincies, waterschappen, gemeenten en andere bestuurlijke lichamen, mag wél door de rechter aan de Grondwet, Statuut en rechtsbeginselen worden getoetst. Daarnaast mag de rechter, beter gezegd móét de rechter, de wet wel toetsen aan een ieder verbindende bepalingen van verdragen (art. 94 van de Grondwet).

Wijzigingsvoorstellen

Aangezien D66 en GroenLinks vinden dat er al bij het wetgevingstraject, maar ook in de rechtspraak, te weinig rekening gehouden wordt met de sociale grondrechten, de mensenrechtenverdragen en milieu- en emancipatie-effecten van regelgeving dringen zij erop aan een toetsingsrecht aan de Grondwet en het Statuut van het Koninkrijk, maar ook aan bijvoorbeeld het Vrouwenverdrag, in te voeren in de rechtspraak. Voor een burgerlijke partij zou het daardoor mogelijk worden de Nederlandse wetgeving door de rechter te laten toetsen en middels jurisprudentie te laten corrigeren.

Bij D66 is dit al sinds het ontstaan van de partij een speerpunt van het beleid, bij GroenLinks is het standpunt met name uitgedragen sinds 2002, toen Femke Halsema het Wetsvoorstel-Halsema constitutionele toetsing indiende. Dit wetsvoorstel beoogde een wijziging van de Grondwet die uitzonderingen op artikel 120 mogelijk zou maken. Daardoor zou beperkte rechterlijke toetsing van Nederlandse formele wetten aan de Grondwet mogelijk worden. Het betrof dan met name toetsing aan grondwetsartikelen die te maken hebben met klassieke grondrechten: afweerrechten, gelijkheidsrechten en participatierechten. Het wetsvoorstel werd in eerste lezing door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen, maar in 2018 ingetrokken omdat de tweede lezing te lang op zich had laten wachten.

Belgische situatie

In België ligt de situatie ingewikkelder. Aangezien het land na vele staatshervormingen zowel federale als - per taalregio - gewestelijke als gemeenschappelijke bevoegdheidsniveaus heeft, is het principe van checks and balances toegepast om belangenconflicten tussen de diverse taalgroepen te voorkomen.

Elk parlement of gewestraad in België – zowel het Vlaams, het Waals, het Duitstalig als het Brussels – kan bij de vaststelling van wetten, besluiten of decreten tevoren advies vragen aan de Raad van State en bij een communautair belangenconflict het Grondwettelijk Hof achteraf om een dirigerende uitspraak vragen. In geval van zo'n conflict kan tijdens de parlementaire behandeling – zelfs als dat gebeurt in een ander parlement – de alarmbelprocedure ingezet worden.

Ook een lagere rechtbank kan de rechtsregels (zowel bij wetten als decreten) zelf in vraag stellen in het kader van een juridische procedure. Dit gebeurt dan door een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Omdat het antwoord op deze vraag vaak cruciaal is voor het lopend proces voor de lagere rechtbank, wordt de procedure bij die rechtbank dan ook stilgelegd tot het antwoord op de prejudiciële vraag bekend is. Bij ordonnanties kan dit zelfs buiten deze prejudiciële vraagstellende procedure: rechters kunnen zelf een rechtsregel uit een ordonnantie buiten toepassing laten in een geding indien ze zelf vaststellen dat de rechtsregel in strijd is met een grondwettelijke bepaling (met uitzondering van de bepalingen waarover het Grondwettelijk Hof het toetsingsrecht beschikt).

Verenigde Staten

Zie Marbury v. Madison voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de Verenigde Staten kan het Hooggerechtshof (Supreme Court) wetten, besluiten en rechterlijke uitspraken van lagere rechters aan de Grondwet toetsen en er zelfs een interpretatie aan geven.

Dit toetsingsrecht staat niet in de grondwet maar is er via jurisprudentie door opperrechter John Marshall ingelezen bij het arrest Marbury v. Madison van 24 februari 1803.

Andere landen

In Duitsland kan het Bundesverfassungsgericht rechterlijke besluiten en zelfs wetten in abstracto aan de Grondwet toetsen. Dit gerecht waakt er echter voor geen politieke besluiten te nemen waar het niet democratisch voor gelegitimeerd is ("Parlamentsvorbehalt"). Wordt een wet strijdig bevonden met de grondwet, dan krijgt het Parlement doorgaans de opdracht op bepaalde termijn met een betere wet te komen. Na die termijn vervalt de gewraakte wet. Het parlement kan besluiten niet met een nieuwe wet te komen, en dan vervalt de wet zonder dat er een andere wet voor in de plaats komt. Dit gebeurde bijvoorbeeld met de wetgeving aangaande de vermogensbelasting, die volgens de rechter discriminerend was.

De Duitse grondwet regelt ook de bevoegdheden van de bondsregering in Berlijn, net zoals de Amerikaanse grondwet de bevoegdheden van de federale regering in Washington DC afbakent. In Duitsland zijn de deelstaten autonoom, voor zover de Grondwet niet anders bepaalt. Daarvoor staan er in de Duitse grondwet lijsten van bevoegdheden die geheel of gedeeltelijk aan de bondsregering in Berlijn toekomen. Anders dan in een eenheidsstaat als Nederland is de Bondsregering (evenmin als de federale regering in Washington) dus niet eindverantwoordelijk voor "alles".

In federale staten als Duitsland en de VS is de grondwet als het ware een verdrag van de deelstaten, en kan dus slechts gewijzigd worden als voldoende deelstaten instemmen (in de VS via "amendments" die aan de grondwet worden toegevoegd). Daarvoor is een (gekwalificeerde) meerderheid in Bundestag en Bundesrat of het Amerikaanse Congress dus niet voldoende.

In Frankrijk geeft het Conseil constitutionnel (Constitutioneel Hof) na de tweede stemming in het parlement een toetsing aan de Grondwet. Indien deze toetsing negatief uitvalt gaat de wet terug naar het parlement.

Zie ook