Gebruiker:Lord Snoeckx/Zandbak

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Bezig met herschrijven!:

In het Nederlands worden bijvoeglijke naamwoorden in sommige gevallen verbogen, afhankelijk van hun functie in de zin:

  • Het bijvoeglijk naamwoord is gezegde (het wordt voorafgegaan door een koppelwerkwoord).
  • Het bijvoeglijk naamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord en wordt voorafgegaan door een bepaald lidwoord (de zwakke verbuiging).
  • Het bijvoeglijk naamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord en wordt voorafgegaan door een onbepaald lidwoord of door geen lidwoord (de sterke verbuiging).
  • Het bijvoeglijk naamwoord staat achter een hoeveelheidswoord (iets, wat, nogal ...), dit is de partitieve genitief.
  • Het bijvoeglijk naamwoord wordt zelfstandig gebruikt.
  • Het bijvoeglijk naamwoord versterkt een zelfstandig naamwoord, in dit geval is het geen bijvoeglijk naamwoord maar een (onveranderlijk) bijwoord - een heel andere woordklasse.

Het bijvoeglijk naamwoord is gezegde[bewerken | brontekst bewerken]

In dit geval wordt het niet verbogen:

  • De kast is mooi.
  • De man wordt groot.

Zwakke verbuiging[bewerken | brontekst bewerken]

Enkelvoud
Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig
de grote man de grote vrouw het grote (soms groot) kind
Meervoud
Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig
de grote mannen de grote vrouwen de grote kinderen

De zwakke verbuiging wordt gebruikt:

  • Na een bepaald lidwoord (dit komt omdat bepaalde lidwoorden al sterk verbogen zijn, en er kunnen nooit twee sterke verbuigingen na elkaar komen).
  • Na een aanwijzend voornaamwoord: dit, dat, deze (deze zijn ook sterk verbogen) - met uitzondering van zulk en zo'n.
Of om het eenvoudig te maken: elk voornaamwoord dat met een d begint.

Sterke verbuiging[bewerken | brontekst bewerken]

Enkelvoud
Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig
een grote man een grote vrouw een groot kind
Meervoud
Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig
grote mannen grote vrouwen grote kinderen

De zwakke verbuiging wordt gebruikt:

  • Na een onbepaald lidwoord (dit komt omdat onbepaalde lidwoorden al zwak verbogen zijn, en er kunnen nooit twee zwakke verbuigingen na elkaar komen).
  • Na een bezittelijk voornaamwoord: mijn, jouw, zijn, haar, ons/onze, jullie, hun (deze zijn zwak verbogen).
  • Na een betrekkelijk voornaamwoord: wiens, wier.
  • Na een vragend voornaamwoord: welk, wat voor een.
  • Na een ontkenning: dit is geen groot kind.
  • Na zulke en zo'n.

Waarom een sterke en een zwakke verbuiging?[bewerken | brontekst bewerken]

Dit heeft te maken met het oude Indo-europese naamvallensysteem, waarin er ablautering gebeurde. In het Duits is dit systeem nog zeer uitgebreid. Het Nederlands heeft het grotendeels verloren (geen -en, -em, -er of -es suffixen meer; geen naamvallen: alleen de nominatief bleef over ...)

Bijwoordelijk gebruik van het bijvoeglijke naamwoord[bewerken | brontekst bewerken]

Een bijvoeglijk naamwoord dat bijwoordelijk gebruikt wordt is een bijwoord en dus altijd onveranderlijk.

  • Het postmodern figuratieve schilderij is mooi: postmodern slaat hier op figuratief, niet op schilderij (anders zou er staan het postmoderne figuratieve schilderij is mooi).
  • met het openbaar vervoer: hoewel grammaticaal gezien geen bijwoord (bijwoorden kunnen niet voor zelfstandige naamwoorden staan), heeft openbaar hier toch de semantische functie van een bijwoord, namelijk het aanvullen bij vervoer.

De partitieve genitief[bewerken | brontekst bewerken]

Één van de weinige restanten van het oude naamvallensysteem van het Nederlands is te merken aan de zgn. partitieve genitief: achter een hoeveelheidswoord krijgt het bijvoeglijke naamwoord een -s.

  • iets moois
  • weinig goeds
  • veel appelblauwzeegroens

Het bijvoeglijk naamwoord wordt zelfstandig gebruikt[bewerken | brontekst bewerken]

Het bijvoegelijke naamwoord wordt als zelfstandig naamwoord erkend[bewerken | brontekst bewerken]

Enkelvoud
  Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig
Nominatief de grote de grote het grote
Meervoud
  Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig
Nominatief de groten de groten de grote


  • Merk op dat het bijvoeglijk naamwoord nu verbogen wordt als een zelfstandig naamwoord.
  • Merk op dat tegenwoordig enkel nog de nominatief, de genitief en de datief na het voorzetsel te gebruikt worden, al komt de genitief wat archaïsch over. Verder worden de datief en accusatief enkel nog in versteende uitdrukkingen gebruikt, vaak na voorzetsels met een figuurlijke betekenis.
  • Merk ook op dat bij stofnamen met een stam op -en (bv. houten, koperen) de -en nu wegvalt: bv. het hout, het koper. Andere adjectieven op -en krijgen nu wel een uitgang, bv. een volwassene, de volwassenen.
  • Merk ook op dat adjectieven met een stam op -en (bv. houten, koperen) altijd op -en eindigen: bv. de houten pop, de koperen klink.
  • Dit geldt trouwens ook voor alle stofnamen: zij krijgen nooit een uitgang: bv. de platina plaat, de linoleum vloerbedekking.
  • Er bestaat een onderscheid tussen het groot kind en het grote kind (nom./acc. onz. enk.):
    • het groot kind duidt op een veralgemeende uitspraak: Wat gedraagt hij zich toch belachelijk! Het groot kind! [groot = bijwoord!!! -> modifieerd "kind"]
    • het grote kind is de normale vorm; deze wordt altijd gebruikt indien er van meerdere (in dit geval kinderen) sprake is: Het grote en het kleine kind

Het bijvoegelijke naamwoord wordt als zelfstandig naamwoord beschouwd[bewerken | brontekst bewerken]

Let op: soms worden bijvoegelijke naamwoorden niet meer als bijvoegelijke naamwoorden gezien, maar zuiver als zelfstandig naamwoord, de verbuigings -e in de nominatief verliest dan haar betekenis en wordt dan niet meer als verbuigingsvorm gezien, bijvoorbeeld in bijnamen of familienamen:

  • De Kleines pet werd door de klas gesmeten. (Kleine = bijnaam)
  • De De Grotes waren weeral 'ns te laat. (De Grote = familienaam)


Enkelvoud
Nominatief Kleine


Enkelvoud
Nominatief de De Grote
Meervoud
Nominatief de De Grotes/De Groten


Verzwegen zelfstandig naamwoord[bewerken | brontekst bewerken]

Let op: soms wordt een zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord niet als een zelfstandig naamwoord erkend, en gedraagt het zich alsof het zelfstandig naamwoord verzwegen is:

  • De kleine leerlingen moeten vooraan komen zitten, de grote (leerlingen) mogen achteraan plaatsnemen.

[[categorie:grammatica]] [[categorie:nederlandse grammatica]] [[categorie:nederlands]]