Onno Reint van Andringa de Kempenaer

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Onno Reint van Andringa de Kempenaer
Portret van Onno Reint van Andringa de Kempenaer door Joseph Kayser (1837)
Algemene informatie
Volledige naam Jhr. mr. Onno Reint van Andringa de Kempenaer
Geboren 1 juli 1801
Geboorteplaats Groningen
Overleden 8 augustus 1868
Overlijdensplaats Bad Neuenahr, Duitsland
Partij Ultraconservatieven
Religie Gereformeerd
Titulatuur Jhr. mr.
Alma mater Universiteit van Leiden
Politieke functies
1824-1827 Lid van Provinciale Staten van Friesland
1825-1836 Grietman van Lemsterland
1827-1850 Lid van Provinciale Staten van Friesland
1830-1837 Grietman van Rauwerderhem
1837-1850 Lid van Gedeputeerde Staten van Friesland
Handtekening
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Nederland

Onno Reint van Andringa de Kempenaer (Groningen, 1 juli 1801 - Bad Neuenahr, Duitsland, 8 augustus 1868) was een Nederlands bestuurder.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

De Kempenaer was een zoon van Antoon Anne van Andringa de Kempenaer (1777–1825), grietman van Lemsterland, en Anna Maria Catharina Alberda van Ekenstein (1779-1854). Hij is een telg uit het geslacht Van Andringa de Kempenaer en werd vernoemd naar zijn grootvader Onno Reint Alberda van Ekenstein.

In 1818 werd hij ingeschreven als student aan het Rijksathenaeum te Franeker.[1] Hierna werd hij in 1820 ingeschreven als student rechten aan de universiteit van Leiden waar hij in 1824 promoveerde. Hij vestigde zich als advocaat in Lemmer. Naast dat hij in 1824 lid van provinciale state van Friesland was geworden, volgde hij in 1825 zijn vader op als grietman van Lemsterland. In 1830 verwisselde hij het grietmanschap van Lemsterland met dat van Rauwerderhem.[2] De Kempenaer vestigde zich in Irnsum waar hij het landgoed Schoonzicht liet bouwen. Ter plaatse verrees later de Marcuskerk van Irnsum. Voor de tuinaanleg werd Lucas Pieters Roodbaard ingeschakeld. In 1845 verhuisde hij naar Oudeschoot waar hij het landgoed Jagtlust had gekocht. Ook hier werd de tuinaanleg verzorgd door Roodbaard.[3] In 1855 verhuisde hij naar Echten.[4]

De Kempenaer was nauw betrokken bij de modernisering van de landbouw. Hiertoe liet hij rond 1858 te Rottum twee boerderijen bouwen met een verbeterde Hollandse stal. Hiervoor kocht hij twee boerderijen van Pieter Cats, voormalig schoonvader van zijn vrouw. Ook adviseerde hij Jan Bieruma Oosting, kleinzoon van Pieter Cats, bij de bouw van een andere moderne boerderij, de Oranjehoeve te Oudeschoot.[5] Daarnaast was hij betrokken bij de vervening rond Munnekeburen. Deze onderneming zou hij nalaten aan zijn stiefzoon Pieter Heringa Cats.[6]

Huwelijken[bewerken | brontekst bewerken]

De Kempenaer trouwde op 18 november 1829 te Leeuwarden met Richtje Johanna Gosliga, dochter van Pier Gosliga, raadsheer aan het Hof van Friesland, en weduwe van Adrianus Heringa Cats. Na haar overlijden hertrouwde hij op 21 oktober 1858 met Maria Henrica Poelman. Beide huwelijken bleven kinderloos.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • De ludo et sponsionibus secundum principia juris hodierni. Lugduni Batavorum [1824] (proefschrift).

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Voorganger:
A.A. van Andringa de Kempenaer
Grietman van Lemsterland
1825 - 1830
Opvolger:
W. van Andringa de Kempenaer
Voorganger:
T.A.J. van Eysinga
Grietman van Rauwerderhem
1830 - 1837
Opvolger:
F.J.J. van Heemstra