Naar inhoud springen

Afrikaanse literatuur

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Afrikaanse literatuur is literatuur in het Afrikaans; een taal gesproken in Zuid-Afrika en Namibië. Het Afrikaans is een dochtertaal van het Nederlands, ontstaan uit Nederlandse dialecten die de Nederlandse kolonisten in de zeventiende eeuw invoerden.

Zie Afrikaans voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Afrikaans is een Germaanse taal die vooral verwant is met het Nederlands. Het wordt in heel Zuid-Afrika gesproken, en is de moedertaal van zowel blanken als kleurlingen. De oorsprong van het Afrikaans ligt in de 17e eeuw, maar het werd pas officieel erkend in 1875 toen de Genootskap vir Regte Afrikaners werd opgericht. Onder druk van het nationalisme werd het Nederlands, dat tot dan de officiële taal was in het bestuur en in de scholen, in 1925 volledig vervangen door het Afrikaans. De literatuurgeschiedenis is dus kort, maar verrassend levendig. In tegenstelling tot andere talen uit Afrika staat Afrikaanse literatuur meer open voor Europese artistieke bewegingen zoals symbolisme, expressionisme, modernisme, postmodernisme en dadaïsme. Daardoor is zij voor Europese en Amerikaanse lezers toegankelijker en vertrouwder.

Literatuurgeschiedenis

[bewerken | brontekst bewerken]

Van groot belang voor de vroege ontwikkeling van Afrikaanse literatuur was C.J. Langenhoven, die romans en gedichten schreef, de Rubáiyát van Omar Khayyám in het Afrikaans vertaalde, en de tekst van het Zuid-Afrikaans volkslied "Die Stem" schreef. Zijn inspanningen leidden tot het opstellen van een Afrikaans woordenboek. Andere bekende Afrikaanse schrijvers waren de dichters C. Louis Leipoldt, Christiaan M. van der Heever en Eugène Marais. A.A. Pienaar schreef natuurverhalen onder het pseudoniem Sangiro. Uys Krige was zeer veelzijdig: zijn werken omvatten romans, korte verhalen, gedichten en toneelstukken, zowel in het Afrikaans als in het Engels. Belangrijke dichters die in het Afrikaans schreven waren W.E.G. Louw en zijn broer N.P. van Wyk Louw, Adam Small, Ingrid Jonker en Elisabeth Eybers.

De 20e-eeuwse Zuid-Afrikaanse literatuur na 1960 reageerde tegen het apartheidssysteem en de spanningen die het meebracht. De belangrijkste "Sestigers" waren de romanschrijvers Etienne Leroux, André P. Brink en de dichters Breyten Breytenbach en Adam Small. Belangrijke dichters na 1960 zijn onder meer Wilma Stockenström, Sheila Cussons en Antjie Krog. Bekende namen onder de Zuid-Afrikaanse toneelschrijvers zijn Bartho Smit, de al eerder genoemde André P. Brink, en Pieter Fourie. Ook de klassiek geïnspireerde stukken van N.P. Van Wyk Louw - Germanicus (1956) en Oppermans Periandros van Korinthe (1954) - krijgen veel waardering. Literaire kopstukken onder de Zuid-Afrikaanse romanciers zijn Elsa Joubert met Die swerfjare van Poppie Nongena (1978), John Miles met Kroniek uit die doofpot (1991), Etienne van Heerden met Toorberg (1986) en Kikoejoe (1996) en Karel Schoeman met ’n Ander land (1984) en de driedelige reeks Stemme. Eenentwintigste- eeuwse meesterwerken zijn Eilande van Dan Sleigh (2002) en Agaat van Marlene van Niekerk (2004).

De belangrijkste handboeken over de literaire geschiedenis van het Afrikaans zijn:

  • Gerrit Dekker, Afrikaanse Literatuurgeskiedenis, Nasionale Pers, Kaapstad, 1935
  • J.C. Kannemeyer, Geskiedenis van die Afrikaanse literatuur, Academica, Pretoria, 1978-1983 (2 dln.), tweede druk 1984
  • H.P. van Coller, Perspektief en Profiel. 'n Afrikaanse Literatuurgeskiedenis, Van Schaik, Pretoria, 1999 (3 dln.), tweede druk 2015-2016.
Zie de categorie Afrikaans literature van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.