Naar inhoud springen

Alpenakelei

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door CommonsDelinker (overleg | bijdragen) op 19 feb 2020 om 20:42. (Aquilegia_alpina_distrib.png is op Commons verwijderd. JuTa: Source of derivative work not specified since 11 February 2020)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Aquilegia alpina
Alpenakelei
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Angiospermae (Bedektzadigen)
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Orde:Ranunculales
Familie:Ranunculaceae (Ranonkelfamilie)
Geslacht:Aquilegia (Akelei)
Soort
Aquilegia alpina
L. (1753)
Aquilegia alpina, habitus
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Aquilegia alpina op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De alpenakelei (Aquilegia alpina) is een overblijvende plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) die vooral te vinden is in de subalpiene en alpiene zone van de westelijke Alpen en de noordelijke Apennijnen.

Naamgeving en etymologie

  • Synoniem: Aquilegia pseudalpina Skalinska
  • Frans: Ancolie des Alpes, Cornette des Alpes
  • Duits: Alpen-Akelei
  • Engels: Alpine Comlumbine
  • Italiaans: Aquilegia maggiore

Kenmerken

De alpenakelei is een overblijvende, kruidachtige plant, met een tot 70 cm lange, behaarde bloemstengel met 1 tot 5 bloemen. De grondbladeren zijn gesteeld, dubbel drietallig, onbehaard, in verhouding klein, met een onregelmatig gekartelde bladrand. De verspreid staande stengelblaadjes zijn kleiner.

De bloemen zijn knikkend tot hangend, opvallend groot, tot 9 cm doorsnede, en vijfdelig. Zowel de uitgespreide kelkblaadjes als de in het midden gebundelde kroonblaadjes zijn helblauw gekleurd. De kroonblaadjes dragen aan de top een dik, haakvormig spoor. De talrijke meeldraden zijn felgeel gekleurd en zijn korter dan de kroonblaadjes.

De plant bloeit van juli tot augustus.

Habitat en verspreiding

De alpenakelei groeit voornamelijk op vochtige plaatsen op kalksteenbodem, zoals graslanden, lichte bossen en dwergstruikvegetatie in de subalpiene en alpiene zone van het hooggebergte tot op 2.600 m hoogte.

De plant komt voor in de westelijke Alpen, vooral in het oosten van Frankrijk (Savoie en Haute-Savoie, Isère, Drôme, Hautes-Alpes, Alpes-de-Haute-Provence en Alpes-Maritimes) , Zwitserland, Noord-Italië en Oostenrijk, en in de noordelijke Apennijnen (Noord-Italië).