Gebruiker:Martinvanoostrom/Hiv en aids in Nederland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Inleiding: Een nieuwe dodelijke ziekte[bewerken | brontekst bewerken]

Gay Related Immune Disorder[bewerken | brontekst bewerken]

In de VS neemt in 1981 het gebruik van een geneesmiddel (pentamidine) voor een zeldzaam soort longontsteking snel toe.[1] Vooral homoseksuele mannen in Los Angeles zijn het slachtoffer. In die groep neemt ook het aantal gevallen van Kaposi's Sarcoma toe, een bepaald soort kanker.[2] De ziekte lijkt op een seksueel overdraagbare infectieziekte en heeft een dodelijke afloop.[3] [4] [5] Er wordt gesproken van ‘homokanker’. Eind 1981 werd op een congres in New York voor het eerst gerapporteerd over wat toen nog GRID heette: 'gay related immune disorder.'

Acquired Immune Deficiency Syndrome[bewerken | brontekst bewerken]

Al spoedig, in 1982, als blijkt dat niet alleen homoseksuele mannen de ziekte kunnen krijgen, maar ook drugsgebruikers en Haïtiaanse immigranten ervoor vatbaar blijken, verandert de naam in het verworven immuun deficiëntie syndroom. In het Engels: acquired immune deficiency syndrome (AIDS). [6] [7] In 1982 komen uit veertien landen berichten over de ziekte. Al spoedig volgen meldingen van de ziekteverschijnselen bij hemofiliepatiënten en ontvangers van bloedtransfusies en bloedproducten. Van meet af aan is er het sterke vermoeden dat een via bloed overgedragen virus de oorzaak is. Ook in Europa komt de ziekte voor - alle zieken hebben een link met Afrika of de Verenigde Staten. Bekend wordt dat besmette baby's de ziekte voor hun geboorte van hun moeder krijgen. In 1982 ontstond veel onrust over de mogelijke besmetting via bloedtransfusie en bloedproducten.

Ontdekking Humaan Immuundeficiëntie Virus[bewerken | brontekst bewerken]

Dr. Luc Montagnier (Frankrijk) en dr. Robert Gallo (VS) ontdekken in 1983 gelijktijdig het virus dat aids veroorzaakt. Een Frans/Amerikaans verdrag legt vast dat Luc Montagnier en Robert Gallo (die eerder de ontdekking van respectievelijk LAV en HTLV-III individueel geclaimd hadden) dat gezamenlijk hebben gedaan. Voortaan heet het virus HIV (Humaan Immuundeficiëntie Virus). Gaetan Dugas - de eerst gediagnosticeerde aidspatiënt ter wereld – overlijdt, velen waren hem reeds sinds 1981 voorgegaan.

HIV-antistoffentest[bewerken | brontekst bewerken]

In 1985 komt een test beschikbaar die hiv-antistoffen tegen hiv kan aantonen. Hierdoor wordt het mogelijk mensen op hiv te testen. Wel moet rekening worden gehouden met een window-fase waarin het lichaam nog onvoldoende antistoffen heeft aangemaakt.

Wereldwijde uitbraak[bewerken | brontekst bewerken]

in jaren 80[bewerken | brontekst bewerken]

Aids komt in 1983 al in 33 landen voor, in de VS zijn drieduizend gevallen geconstateerd en heeft de ziekte bijna 1.300 doden geëist. Eind 1981 arriveert de ziekte ook in Nederland. In Afrika begint de explosieve groei van de epidemie. De Wereld Omroep Nederland wijdt in 1984 voor het eerst een reeks uitzendingen aan aids in Afrika.In 1985 komt aids voor in 51 landen. Acteur Rock Hudson overlijdt aan de gevolgen van aids en de dertienjarige Ryan White mag niet naar school omdat hij is besmet. Duizenden mensen in Oeganda blijken te zijn geïnfecteerd; Eind 1987 zijn er bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ruim 60.000 gevallen van aids gerapporteerd, afkomstig uit 123 landen. De Wereld Gezondheidsorganisatie richtte in februari het Special Programme on AIDS op, dat later de Global Programme on AIDS werd en nog weer later opging in UNAIDS. Journalist Randy Shilts publiceert zijn boek “And the Band Played On” over de geschiedenis van de epidemie; hij zal zelf in 1994 aan aids overlijden.[8] Fotograaf Robert Mapplethorpe overlijdt in 1989 aan aids.

Jaren 90[bewerken | brontekst bewerken]

Sterbasketballer Magic Johnson maakt in 1991 bekend dat hij is geïnfecteerd en stopt met basketbal. Hij gaat voorlichting geven over aids en veilig vrijen. Ook Freddie Mercury, de zanger van de band Queen, maakt bekend dat hij aids heeft, en overlijdt een dag later. Aids krijgt een internationaal symbool, het rode lintje. Er zijn acht miljoen mensen geïnfecteerd, waarvan drie miljoen vrouwen. Rudolf Nureyev sterft in 1993 aan aids. Ook tennisser Arther Ashe overlijdt aan de ziekte. Op Wereld Aids Dag, 1 december, plaatst het kledingmerk Benetton een 22-meter hoog condoom over een beeld in Parijs. In 1994 is het officiële aantal mensen met aids is bijna 1 miljoen, maar waarschijnlijk zijn het er in werkelijkheid vier keer zoveel. De aanpak om aids met een combinatie van middelen te bestrijden wordt vanaf 1995 de standaard. Schrijver, dichter en activist Paul Monette sterft dat jaar nog aan aids; zijn laatste levensjaren worden na zijn dood verfilmd in “Paul Monette: On the Brink of Summer’s End.” Magic Johnsongaat dankzij de combinatietherapie weer basketballen. Eind jaren 90 stijgt in Rusland, maar ook in Azië, het aantal hiv-geïnfecteerden nu explosief, vooral door injecterend drugsgebruik.

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland erkent het gevaar van de epidemie en het belang de doelgroepen actief bij beleid en bestrijding te betrekken, waardoor de epidemie redelijk kan worden ingedamd. Desondanks was aids in Amsterdam in de jaren negentig de belangrijkste doodsoorzaak geworden voor mannen tussen de 30 en 45 jaar. Een derde van de injecterende drugsgebruikers in Amsterdam was met hiv geïnfecteerd. 1995 was in Nederland en vele westerse landen het laatste jaar zonder een behandelperspectief voor mensen met aids, al waren wel successen bereikt in het bestrijden en voorkomen van sommige opportunistische infecties.

Aids in Nederland in de 20e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Eerste drie mannen met aids in Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

De eerste twee, bekende gevallen van mannen met aids in Nederland dateren van eind 1981. Vaak wordt 1982 genoemd, maar dat komt omdat de aids-statistieken pas in 1982 beginnen.[9] Er was een vermoeden dat de veroorzaker een virus is, maar hiv, het virus dat aids veroorzaakt, werd pas in 1984 ontdekt. De hiv-antistoffentest kwam pas in 1985 beschikbaar.

In Nederland werd de eerste, gediagnosticeerde persoon met aids (man, 42 jaar) in november 1981 opgenomen in een niet nader bekend gemaakt Amsterdams ziekenhuis en na twee weken weer ontslagen. Op 1 april 1982 volgde een tweede ziekenhuisopname, nu in het AMC, waar hij 24 dagen later overleed.[10]

De tweede persoon (man, 19 jaar) met een aangetoonde hiv-infectie werd op 15 december 1981 in het OLVG opgenomen met aids-achtige verschijnselen. Vanwege berichten over verworven immunodeficiëntie in de Verenigde Staten [4] werd op 20 januari 1982 bij deze man het eerste immunologische onderzoek verricht op geleide van een Amerikaanse publicatie. Op 1 februari 1982 werd hij in goede toestand weer ontslagen. In de casuïstiek werd eerst nog gesproken over een gemitigeerde vorm van hiv.[11] Later bleek uit retrospectief onderzoek dat dit de allereerste, casuïstische beschrijving was van een primaire symptomatische hiv-infectie ter wereld.[12] Bij een primaire hiv-infectie treedt na een periode een zeker evenwicht in tussen virusvermenigvuldiging en afweersysteem. Op het moment dat het afweersysteem uitgeput raakt, dan zal aids ontstaan. Zo ook bij deze patiënt die uiteindelijk begin jaren negentig overleed. In zijn inaugurale rede memoreert Peter Reiss deze gebeurtenis [13].

Op 1 oktober 1982 werd hiv-patiënt drie (man, 23 jaar) in een Amsterdams ziekenhuis opgenomen, maar drie dagen later werd hij naar de neurologische kliniek van het Wilhelmina Gasthuis overgebracht. Hij overleed eind februari 1983 [14].

Achteraf bleek uit de opgeslagen bloedmonsters van de homoseksuele mannen die in 1980 deelnamen aan de Amsterdamse hepatitis B-studie dat het bloed van vijf van de achthonderd deelnemers hiv bevatte. [15]. In 1984 bleek meer dan 30 procent van de eerste 750 deelnemers aan de Amsterdamse Cohortstudies seropositief [16].

Epidemiologische gegevens[bewerken | brontekst bewerken]

Thans kan vastgesteld worden dat in Nederland de hiv-epidemie door een adequate aanpak (zie aldaar)relatief beperkt is gebleven. De dreiging in het begin van de jaren 90 was er niet minder om. De aidsepidemiie heeft vooral slachtoffers geëist in de Randstad, met name Amsterdam, onder de bekende risicogroepen: homoseksuele mannen en intraveneuze druggebruikers. Daarnaast bleek in de jaren 90 de heteroseksuele overdracht in relatie met herkomst uit endemische gebieden steeds belangrijker te worden. Dat desondanks de betekenis voor de volksgezondheid groot is geweest, blijkt uit een onderzoek van de Amsterdamse GG&GD uit 1993, waarin wordt vastgesteld dat aids sinds 1990 in de hoofdstad de belangrijkste doodsoorzaak is geworden voor mannen in de leeftijd 25-54 jaar en dat naar verwachting dit binnen enkele jaren ook het geval zou zijn voor mannen tussen de 15 en 64 jaar.[17] Hierbij dient men zich te realiseren dat het in het begin van epidemie om relatief jonge mensen ging, veel jonger dan bij de meeste andere ernstige ziekten, zoals kanker en hart- en vaatziekten.

In de algemene bevolking was het risico op een hiv-infectie gering; onder bekende bloeddonoren werd in 1994 een prevalentie van 0,0007% gevonden en voor de groep nieuwe bloeddonoren bedroeg de prevalentie in dat jaar 0,0055%. In de groep die werd getest om niet-medische redenen (meestal in het kader van de aanvraag voor levensverzekering) werd bij de laboratoriumsurveillance in Arnhem in 1994 een prevalentie van 0,2% vastgesteld tegen 0% in 1992 en 1993.[18][19]

Buiten Amsterdam gaf onderzoek onder zwangere vrouwen een lage prevalentie te zien. Bij de laboratoriumsurveillance in Arnhem werd in 1991-1992 een prevalentie 0,03% gevonden en in 1994 werd bij de hiv-screening onder zwangeren in het Academisch Ziekenhuis Utrecht in 1989-1991 een prevalentie van 0% vastgesteld.[20]

Ten aanzien van heteroseksuele overdracht bleef de bij surveillance in de Amsterdamse polikliniek in 1991-1994 de prevalentie stabiel en bedroeg over de hele periode voor mannen 0,6% en voor vrouwen 0,3%, waarbij de gevonden hiv-infecties voornamelijk werden aangetroffen bij niet uit Nederland afkomstige personen.[21] Ook in Rotterdam werd een belangrijk aandeel in de hiv prevalentie verklaard door de afkomst voor een uit hiv endemisch gebied.[22] Bij de laboratoriumsurveillance in Arnhem in 1994 werd bij testen om medische redenen voor zowel mannen als vrouwen met heteroseksueel risico een prevalentie van 0% vastgesteld.[23] Daarbij moet worden opgemerkt dat over de periode 1990-1994 voor de groep met wisselende heteroseksuele contacten bij mannen een prevalentie van 0,1% en voor vrouwen 0,0% werd gevonden, terwijl dit voor de groep met als risico verblijf in een voor hiv endemisch gebied respectievelijk 1,6 en 0,6% bedroeg. Het risico op heteroseksuele besmetting door hiv-positieve partner bedroeg in deze periode in Arnhem bij testen om een medische reden voor mannen 4,8% en voor vrouwen 5,3%, terwijl dit bij mensen met een partner uit een risicogroep respectievelijk 0,5 en 0,7% was.[23] De hivsurveillance in de Rotterdamse polikliniek werd in 1993-1994 een prevalentie van 1,2% gevonden bij deelnemers met een heterseksueel risico.[24]

Onder homo- en biseksuele mannen werd ook buiten Amsterdam een in verhouding hoge prevalentie aangetroffen. Bij de hiv-surveillance in de polikliniek voor geslachtsziekten in Rotterdam werd in 1993-1994 een prevalentie van 7,4% vastgesteld voor homoseksuele mannen en 4,2% bij biseksuele mannen.[25] Bij de laboratoriumsurveillance in Arnhem in de jaren 1990-1994 een prevalentie tussen 6,3 en 9,6%.[23]

Onder intraveneuze druggebruikers werd in Amsterdam een hoge prevalentie vastgesteld. In een survey op 'straat' werd in 1993 een prevalentie 26% gevonden en in de polikliniek voor geslachtsziekten in dat jaar 18,2%. Buiten Amsterdam werden in 1991-1992 door middel van gericht seroprevalentieonderzoek in Arnhem, Alkmaar en Deventer relatief lage prevalenties van respectievelijk 2,2, 2,7 en 0% gevonden, waarbij echter wel een hoog risicogedrag werd geconstateerd[26][27][28] In de Arnhemse laboratoriumsurveillance werd in 1990 een prevalentie van 0% vastgesteld, in 1991 van 4,4%, in 1992 en 1993 van 4,9% en tenslotte in 1994 van 5,3%.[23] De in 1994 gestarte hiv-surveillance onder intraveneuze druggebruikers in verschillende plaatsen in Nederland richt zeer meer op de grensgebieden met een aanzienlijke drugsproblematiek en de grote steden. Als eerste werden de resultaten van de surveillance in de regio Heerlen-Maastricht bekend, waar een prevalentie aan van 9,7% werd aangetroffen.[29] Bij de hiv-surveillance in de polikliniek voor geslachtsziekten in Rotterdam werd in 1993-1994 een prevalentie van 1,9% onder intraveneuze druggebruikers vastgesteld.[30]

Aids-bestrijding in Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Eerste Nederlandse aids-symposium[bewerken | brontekst bewerken]

De casussen van de ‘eerste’ (d.w.z. de eerst gediagnosticeerde) Nederlandse aidspatiënten werden op 14 mei 1982 in Rotterdam op het eerste Nederlandse symposium over aids gepresenteerd. De werkelijk eerst gediagnosticeerde Nederlandse patiënt werd niet als zodanig aangemerkt, omdat zijn ziektebeeld werd beschreven als een ‘lichte vorm van aids.’ Achteraf is dit de eerste beschrijving ter wereld van een primaire hiv-infectie. Het congres in Rotterdam en de eerste reacties hierop worden beschouwd als de start van de aidsbestrijding in Nederland.

Homo-emancipatie[bewerken | brontekst bewerken]

De angst was groot dat alles wat in decennia aan homo-emancipatie was opgebouwd, door aids in een klap teniet zou worden gedaan. Homo’s zijn van meet af aan zeer betrokken geweest bij de Nederlandse aidsbestrijding. Het emancipatieproces had hoogtepunten in de onthulling van het Homomonument in Amsterdam (1987), de International Gay Games in Amsterdam(1997) en de openstelling van het huwelijk voor mensen van gelijk geslacht in Nederland (2001).

Veilige bloedvoorziening[bewerken | brontekst bewerken]

Ook in Nederland ontstond veel onrust over de mogelijke besmetting via bloedtransfusie en bloedproducten. Mensen met hemofilie zijn voor hun bloedstolling afhankelijk van bloedproducten en zijn daardoor extra gevoelig voor door bloed overgedragen infecties: ‘Bloed geven is geen recht’, aldus de Nederlandse Vereniging van Hemofilie Patiënten. Het nationaal overleg hierover op 30 januari 1983, werd door de betrokkenen ‘Bloody Sunday’ genoemd. In overleg met homo-organisaties worden homomannen opgeroepen geen bloed meer te geven. Testen op hiv (1985) en later de verhitting van bloed maakten het donorbloed veiliger. Toch oordeelde de Nationale Ombudsman in 1995 dat de maatregel van het verhitten eerder had kunnen worden ingevoerd. De met hiv geïnfecteerde hemofiliepatiënten (170 van de 1.300) kregen een financiële compensatie, die deels aan de nabestaanden werd uitgekeerd.[Mooij] Met enige regelmaat leeft de discussie op of homomannen geen bloed mogen geven of dat niet naar seksuele geaardheid moet worden gekeken, maar alleen naar seksueel risicogedrag. Laatstelijk werd de discussie in 2012 gevoerd en berichtte Minister Schippers de Tweede Kamer dat het beleid vooralsnog ongewijzigd wordt voortgezet.

Nederlands top-onderzoek[bewerken | brontekst bewerken]

Wetenschappelijk onderzoek levert bij uitstek de basis voor de ontwikkeling en verbetering van aidsvoorlichting en -preventie, van behandeling en begeleiding van mensen met hiv, van de maatschappelijke positie van mensen met hiv en het ondervangen van maatschappelijke gevolgen van de hiv-epidemie. Viro-immunologisch onderzoek richt zich op het virus, het afweersysteem van de mens als gastheer en de wisselwerking tussen deze twee. Dit laatste is vooral van belang voor het vinden van een vaccin. In Nederland startte op basis van een advies van de Raad voor Gezondheidsonderzoek in 1988 het Stimuleringsprogramma Aidsonderzoek, waarin de Nederlandse overheid de volgende tien jaar 140 miljoen gulden zal investeren. Reeds in 1984 startten, met steun van het Ministerie van WVC en het toenmalige Praeventiefonds (thans ZonMw), de Amsterdamse Cohort Studies – drie decennia lang de ruggengraat van het Nederlandse aidsonderzoek – die mede dankzij de multidisciplinaire aanpak een internationaal zeer gewaardeerde bijdrage aan de wetenschappelijke vooruitgang op het terrein van aids heeft geleverd. Het Nederlandse aidsonderzoek kon snel van start gaan dankzij de eerdere nauwe samenwerking tussen de GGD Amsterdam en homo-organisaties en drughulpverlening om de verspreiding van hepatitis en syfilis terug te dringen. De cohortstudies volgen sinds 1984 en 1985 tot heden groepen homo’s en drugsgebruikers. Onderzoek van hun bloed, van hun gedrag en – later – van het effect van medicatie leverde een schat van gegevens op , die ook internationaal veel aandacht trokken en bijdroegen aan de doorbraak van de combinatietherapie. Na de komst van de behandeling in 1996 kreeg Nederland de beschikking over een uniek behandelcohort. Ook beschikt Nederland over belangrijke expertise op gebied van onderzoek in ontwikkelingslanden. Een zwarte bladzijde voor het onderzoek is de Buck-affaire in 1990. New Scientist schrijft op 15 mei 1993 ’Het Nederlandse aidsonderzoeksbudget is bescheiden en het land kent maar enkele, zeer belangrijke aidsonderzoeksgroepen, maar zij werken intensief samen en concentreren zich op een klein deel van het hele onderzoeksterrein’ De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen beschrijft in 1999 het aidsonderzoek als beste voorbeeld van hoe onderzoek in een zeer korte periode kan leiden tot klinische toepassingen en een dramatische daling van ziekte en sterfte.

Terughoudend testbeleid[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland kiest voor een ontmoedigingsbeleid bij gebrek aan behandelingsmogelijkheden voor mensen die na zo’n test hiv blijken te hebben. De vraag testen of niet testen zal in Nederland de gemoederen jarenlang bezighouden en na de komst van de combinatietherapie in 1996 blijkt de ombuiging naar een actief testbeleid een moeizaam proces. In 2012 vraagt dit nog steeds veel aandacht [zie inaugurale rede prof. dr. Jan van Bergen]

Oprichting Aids Fonds[bewerken | brontekst bewerken]

In 1985 wordt Aids Fonds opgericht door een groepje homomannen in Amsterdam. Aanleiding was dat het ingezameld geld voor kerstpakketten voor aidspatiënten ordentelijk besteed moet worden. Later worden, naast individuele hulp, voorlichting, zorg, onderzoek en projecten in ontwikkelingslanden gefinancierd. In de loop van twintig jaar krijgen duizenden mensen met hiv financiële ondersteuning. Eerst vooral homomannen, maar na actieve werving onder drugsgebruikers en hemofiliepatiënten met hiv vonden ook dezen hun weg naar het fonds. Na 1996 zijn het steeds vaker vrouwen, migranten en vreemdelingen zonder verblijfsvergunning die hulp nodig hebben. Zoals vrijwel alle gebruiken rond aids vindt Aids Memorial Day zijn oorsprong in Amerika. Het werd ook in Nederland een jaarlijks terugkerende herdenkingsdag met vaste rituelen als het ophangen van de quilts (de herdenkingsdoeken), het roepen van namen van overledenen, het oplaten van witte ballonnen op de Dam en het gezamenlijk zingen van Bette Middlers ‘The Rose’, het ‘volkslied van de strijd tegen aids’. Veel onderdelen hebben een spiritueel karakter.

Buddy-zorg[bewerken | brontekst bewerken]

Het fenomeen buddy was ook uit Amerika afkomstig. Informele zorg van vrienden voor vrienden. Tot 1995 in de meeste gevallen tot in de dood. De buddy’s kregen een geweldige status, en werden door een bewindspersoon gekarakteriseerd als ‘de parels van de gezondheidszorg’. Het model kreeg navolging. ‘Maatjes’ worden nu ingezet bij tal van chronische en psychische aandoeningen.

Nationale Commissie Aids-Bestrijding 1987-1995[bewerken | brontekst bewerken]

Oprichting Nationale Commissie Aids-Bestrijding, een adviescommissie voor de minister van Volksgezondheid, naar poldermodel (en zelfs gevestigd aan de Polderweg in Amsterdam) met vertegenwoordigers uit wetenschap en de ‘risicogroepen’. Het voorkomen van stigmatisering en discriminatie was een belangrijk uitgangspunt. In de voorafgaande jaren waren in Nederland al tal van voorlichtingsactiviteiten ondernomen, vooral aan de groepen die het meest gevaar liepen: homoseksuele mannen met wisselende contacten, intraveneuze drugsgebruikers en prostituees. De activiteiten bouwden voort op de bestrijding van hepatitis B en syfilis in deze doelgroepen. Veel aandacht trok de spuitomruil die door de Belangenvereniging Drugsgebruikers MDHG was gestart; deze werd later door de GGD-en overgenomen. De promotie van het condoom maakte in Nederland een trage start, omdat jarenlang het advies luidde: zie af van anale seks (en als je het dan echt niet kunt laten, gebruik dan een condoom). Pas begin jaren 90 werd de ondubbelzinnige promotie van het condoom ingevoerd. De gedragsverandering was hoe dan ook fenomenaal. Een van de twee hoofdstedelijke geslachtsziektepoli’s kon bij gebrek aan klandizie gesloten worden. Het leek wel of velen de lust letterlijk was vergaan. Later bleek deze ‘onlust’ van tijdelijke aard.

Van ACT UP! tot Hiv Vereniging Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Act Up! (Aids Coalition to Unleash Power!) komt uit Amerika en ageert vooral tegen overheden en de farmaceutische industrie, maar ook tegen medici en onderzoekers. De in het oog springende harde acties passen goed in het rauwe Amerikaanse klimaat, waar grote groepen mensen onverzekerd zijn tegen ziektekosten. Al snel vormen zich Europese zusterorganisaties, in 1989 in Amsterdam. Een geliefd forum voor acties vormen de Internationale Aids Conferenties. Uiteindelijk blijkt het tegelijk agressieve en speelse actiemodel niet meer te passen in Nederland en gaat Act Up! op in de Hiv Vereniging Nederland. Het is ongetwijfeld de verdienste van Act Up!, dat – en niet alleen bij aids – de patiënt voortaan centraal staat.

Silence = Death: op zoek naar behandeling[bewerken | brontekst bewerken]

De internationale beweging van mensen met aids is enorm krachtig en zorgt voor grote druk op de zoektocht naar behandeling van aids. Met leuzen als Silence = Death wordt wereldwijd de publieke opinie gemobiliseerd. In 1986 wordt op de tweede Internationale Aids Conferentie in Parijs bekend dat er een medicijn beschikbaar is: Zidovudine (AZT). AZT was ooit ontwikkeld tegen kanker maar op de plank blijven liggen. Het effect was zelfs zo spectaculair, dat trials werden afgebroken. Het werd ethisch onaanvaardbaar gevonden de placebo-groep het middel te onthouden. Hierdoor bleef het grote gevaar van resistentie tegen AZT, de achilleshiel van alle monotherapie tegen hiv, aanvankelijk onopgemerkt. Onder massale druk verlaagt Fabrikant Burroughs Welcome de prijs van het medicijn AZT met twintig procent. Het blijft met een paar gulden per capsule een kostbaar medicijn, vooral voor mensen in ontwikkelingslanden. En er komt een nieuw middel op de markt: dideoxyinosine. Het Aids Fonds maakt in 1989 een snelle start mogelijk van Nationaal Aids Therapie Evaluatie Centrum (van prof. dr. Joep Lange), dat een belangrijke rol zal spelen in het onderzoek naar de behandeling; het Ministerie van WVC (later VWS) neemt na een jaar de financiering over.

1992: Harvard - Amsterdam Conference[bewerken | brontekst bewerken]

Een kleine groep patiënten wordt voor het eerst behandeld met een combinatie van geneesmiddelen. Amerika heeft een inreisverbod voor mensen met hiv. Ondanks dringende oproepen van regeringsleiders, activisten, artsen en wetenschappers weigeren de VS deze beperking op te heffen. Het Harvard AIDS Instituut toont zich standvastig en besluit te elfder ure de XIII Internationale Aids Conferentie van Boston (Harvard) naar Amsterdam te verplaatsen. Deze principiële houding van Harvard krijgt grote bijval vanuit alle geledingen in het aidsveld. Despite the eleventh hour change of venue, the conference drew more than 10,000 scientists, clinicians, and activists, a remarkable show of solidarity in the midst of a mounting global crisis, aldus Harvard.

AmsterDamDiner[bewerken | brontekst bewerken]

De komst van de Amsterdam Harvard Conference naar Amsterdam betekent een extra impuls voor het hotelwezen en is aanleiding voor een aantal hotelmanagers het initiatief te nemen voor het eerste AmsterDamDiner. Dit ontwikkelt zich tot een van de meest gewaardeerde benefietgala's in Nederland en leidt tot de oprichting van De Grote Onderneming, een platform van 80 middelgrote en grote bedrijven dat zich inzet voor aidsprojecten, vooral op de werkplek. Tot op heden wordt elk jaar in het eerste zaterdag van juni het diner georganiseerd (en vanwege WK Voetbal in 2014 op 17 mei).

Spuitomruil[bewerken | brontekst bewerken]

Spuitomruil en andere vormen van harm reduction voorkomen sinds de jarem 90 niet alleen hiv- en andere ernstige infecties, ze bevorderen ook de algemene gezondheid van drugsgebruikers en helpen bij het behouden van hun waardigheid. Dit heeft op termijn ook positieve effecten op de algemene volksgezondheid. In Oost-Europa en Azië dringt langzaam maar zeker het belang van harm reduction door, maar voor wereldwijde acceptatie van deze beproefde preventiemethode is nog een lange weg te gaan. Desondanks is in een aanzienlijk aantal Oost-Europese en Aziatische landen ondertussen door particuliere organisaties spuitomruilprojecten van de grond getild. `Harm reduction´ is het nastreven van een daling van de schadelijke gevolgen van drugsgebruik waarbij het succes van de aanpak niet noodzakelijk afhangt van een daling van het drugsgebruik. Harm reduction is geen middel, wel een doel. Harm reduction is een relatief nieuwe benaderingswijze van drugs en drugsgebruik naar aanleiding van de opkomende aidsepidemie onder injecterende drugsgebruikers door het delen van gebruikte spuiten. Het liberale Nederland maar vooral ook het conservatieve Zwitserland hebben een voortrekkersrol vervuld bij de invoering van spuitomruil, waarmee een indrukwekkende daling van het aantal hiv-infecties werd bereikt. Ook andere methoden van harm reduction, zoals methadon- of vrije heroïneverstrekking vonden in deze beide landen hun oorsprong.

Doorbraak: preventie moeder-kind-overdracht[bewerken | brontekst bewerken]

Er wordt in 1994 ontdekt dat door een korte kuur met AZT de kans op overdracht van hiv van moeder op kind heel sterk wordt verkleind. Na de bevalling moet flesvoeding worden gegeven, omdat het virus ook via moedermelk wordt overgedragen. Met deze doorbraak was, na condooms, schone naalden, en beveiliging van donorbloed in het Westen voor alle manieren van overdracht van hiv een preventief middel voorhanden. Nadat Thailand een verkort regime voor de preventie van overdracht van moeder op kind heeft ontwikkeld, werd onder regie van UNAIDS –met steun van het Aids Fonds en de inzet van de onderzoeksgroep van de AMC-internist Joep Lange– de werkzaamheid van een extreem korte, dus nog goedkopere, kuur voor gebruik in Afrika onderzocht. Begin 1999 bleek dat ook die de kans van de overdracht van hiv van moeder op kind drastisch verminderde. De invoering ervan gaat tergend langzaam, ook in 2007 kan minder dan acht procent van alle zwangere vrouwen met hiv in Afrika er gebruik van maken. Ook schoon water, nodig voor veilige flesvoeding is een zeer schaars goed. Nog vaker is flesvoeding geen optie, omdat in veel culturen borstvoeding van de vrouw verwacht wordt. Al deze factoren tezamen leiden ertoe dat dagelijks 1.800 pasgeboren kinderen met hiv worden geïnfecteerd.

Combinatietherapie wordt standaard[bewerken | brontekst bewerken]

Reeds op het Wereld Aids Congres in Yokohama in 1994 hadden de Nederlandse arts Joep Lange en anderen geopperd dat een combinatie van middelen weleens effectiever zou kunnen zijn dan monotherapie. Hij werd erom verketterd (‘Hij wil ons vergiftigen!’ werd er geroepen). In 1996 was duidelijk geworden dat hiv tegen een combinatie van middelen veel minder snel resistent kan worden. De Hiv Vereniging NEderland en het Aids Fonds voerden actie om de middelen die nodig waren via een versnelde procedure beschikbaar te krijgen. Dit ‘plan Dees’, naar de toenmalige voorzitter van het Aids Fonds, viel bij minister Els Borst in goede aarde. Tegen een ambtenaar die voorbehoud maakte zei ze: ‘ik snap dat jij geen haast hebt, maar jij hebt ook geen aids”.

De combinatietherapie werd in 1996 de standaard. Het pillenregime was erg zwaar, tot wel 30 pillen per dag, waarvan sommige op een nuchtere, andere op een gevulde maag moesten worden ingenomen. Er waren veel bijwerkingen. In de loop van de jaren is er op dat punt veel verbeterd. Veel patiënten hoeven tegenwoordig nog maar enkele pillen per dag te slikken. De therapie kwam voor velen wel te laat. Vooral wie al aan veel trials had meegedaan had een slechtere prognose dan patiënten die nog nooit pillen hadden geslikt.

De combinatietherapie met hiv-remmers bestaat inmiddels meer dan vijftien jaar. Er is in die tijd veel verbeterd. In 1996 moesten mensen met hiv dagelijks tientallen medicijnen innemen. Inmiddels is de dosis teruggebracht naar zo’n twee tot zes pillen per dag. Onderzoekers zetten zich voortdurend in om de werking van hiv-remmers te blijven verbeteren. Internationaal zijn de laatste tien jaar grote inspanningen getroost de hiv-behandeling ook in ontwikkelingslanden beschikbaar te krijgen.

Aids in Nederland in de 21ste eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Epidemiologische gegevens[bewerken | brontekst bewerken]

Per jaar worden in Nederland 900-1.200 hiv-infecties gediagnosticeerd, deels van eerdere datum. In Nederland leven naar schatting 18.500 mensen met hiv, waarvan jaarlijks circa 120 overlijden. Ongeveer 13.000 mensen met hiv zijn in de registratie van de Stichting Hiv Monitoring, die de gegevens van 24 hiv-behandelcentra verzamelt, opgenomen. Ongeveer een kwart daarvan is vrouw. Vooral mannen die seks hebben met mannen bepalen in Nederland de hiv-epidemie. Daarnaast groeit langzaam maar zeker de groep die via heteroseksueel contact is geïnfecteerd en waarvan meer dan de helft vrouw is. De meeste van deze heteroseksuele infecties zijn opgelopen in Nederland (43%) en Zuidelijk Afrika (41%).

Slecht 5,2 van de mensen met hiv in Nederland is intraveneuze drugsgebruiker, waarvan het grootste deel voor 1996 geïnfecteerd is geraakt (63%), slechts 14% van de infecties is opgelopen in 2000-2005. Er zijn in Nederland 106 kinderen met hiv. De mediane leeftijd is tien jaar; de meesten werden voor het eerste levensjaar gediagnosticeerd en kregen de infectie via hun moeder. De prenatale screening in combinatie met behandeling lijkt dus effectief te zijn. Door import uit endemische gebieden kan mogelijk het aantal kinderen met hiv de komende jaren weer iets gaan stijgen.

Stand van zaken[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland: Eerder onderzoek toonde aan dat homoseksuele mannen sinds de introductie van de effectieve HAART-therapie meer onveilige seks hadden. In 2007 werd vastgesteld dat drugsgebruikers niet meer risicovol gedrag vertoonden toen het perspectief van HIV-geïnfecteerde drugsgebruikers verbeterde. Drugsgebruikers kregen door een verbeterde hygiëne zowel minder HIV als hepatitis C. Door de toegenomen levensverwachting overleden in de afgelopen jaren relatief meer hiv-patiënten aan andere oorzaken. Infecties als gevolg van een verlaagde weerstand (AIDS) blijven nummer één, maar er is ook een toename te zien van sterfte aan hepatitis en leverkwalen. De oorzaak hiervan was meestal hepatitis C. Drugsgebruikers met zowel hiv als hepatitis C hebben zeven keer meer kans om te sterven aan levergerelateerde aandoeningen dan drugsgebruikers met alleen hepatitis C. Mogelijk zouden ook bijwerkingen van de therapie een oorzaak kunnen zijn van de toegenomen kans op levergerelateerde sterfte. Om hier harde uitspraken over te kunnen doen moeten patiënten langer gevolgd worden.

Internationale aidsbestrijding vanuit Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Structuur internationale aidsbestrijding[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland is vanaf het begin nauw betrokken bij de internationale aidsbestrijding. De structuur is een samenspel van organisaties van mensen met hiv, overheden, multinationale organisaties en wetenschappers. Een belangrijk ontmoetingspunt zijn de grote internationale aids conferenties georganiseerd door de International AIDS Society (IAS).

Mensen met hiv[bewerken | brontekst bewerken]

In 1987 werd het International Steering Committee of People Living with AIDS opgericht. Het Aids Fonds geeft vanaf 1992 een financiële en organisatorische impuls aan de internationale patiëntenbeweging, waardoor Steering Committee wordt hernoemd in het Global Network of People Living with or affected by HIV/AIDS (GNP+) en daarbij voor eens en altijd een belangrijker internationale speller en belangenbehartiger wordt.

VN-systeem[bewerken | brontekst bewerken]

De Wereldgezondheidsorganisatie(WHO) komt in 1986 met een internationaal plan voor de bestrijding van aids, het Global Programme on AIDS (GPA). Een belangrijke stap is in 1996 met de oprichting van het Joint United Nations Programme on Aids (UNAIDS), een organisatie die over de hele wereld aids gaat bestrijden. Het is het jaar van de combinatietherapie. In dat jaar gaat Magic Johnson weer basketballen. In juni 2001 is de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in een bijzondere zitting (UNGASS) bijeengekomen om te praten over hiv en aids hetgeen resulteert in de Declaration of Commitment.

Regeringsleiders[bewerken | brontekst bewerken]

In 1988 was in Londen de eerste wereldtop van gezondheidsministers om over de aidsepidemie te spreken. Ze spreken af dat ze hun best zullen doen om de ziekte te voorkomen, onder andere door voorlichting te geven. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) roept 1 december uit tot Wereld Aids Dag.

Een belangrijk moment vormde de Parijse Top van 1994, waar de Europese regeringsleiders het principe onderschreven dat een grotere betrokkenheid van mensen met HIV bij de ontwikkeling en uitvoering van het aidsbeleid moet worden nagestreefd en dat de behoeften van mensen met hiv daarbij centraal worden gesteld. Het Aids Fonds en andere NGO’s hanteren dit principe al sinds hun oprichting.

Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria[bewerken | brontekst bewerken]

De oproep van Kofi Annan om een Wereld Aids Fonds op te richten – het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria kan worden gezien als de bijbehorende financiële paragraaf. Dit fonds werd in 2001 nog een feit, en bestrijdt aids, tuberculose en malaria, de infectieziekten die in ontwikkelingslanden de meeste slachtoffers maken.

International AIDS Vaccine Initiative[bewerken | brontekst bewerken]

Sinds 1998 is het zoeken naar een aids vaccin onder gebracht in een wereldomvattende strategie door oprichting van het International Aids Vaccine Initiative (IAVI), waarbij het Aids Fonds zich aansluit. Nederland baant vanaf 1999 de weg voor steun van Europese landen aan dit initiatief en het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt een belangrijke financier. Het Aids Fonds organiseert in 1999 een gala ten behoeve van IAVI, dat wordt bijgewoond door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus der Nederlanden, die in zijn functie als inspecteur-generaal voor de ontwikkelingssamenwerking het belang van dit initiatief heeft benadrukt. De vaccinontwikkeling lijkt in 2007 vast te lopen en men moet weer terug naar investeringen in basaal onderzoek. Het vinden van een vaccin blijft de ultieme uitdaging. Hier liggen nog grote uitdagingen voor de toekomst.

Grotere Nederlandse inzet[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland gaat sinds de Amsterdam - Harvard Conferentie in 1992 een steeds grotere rol spelen om de Nederlandse principes van de aidsbestrijding (Dutch Approach) internationaal uit te dragen. Het voorzitterschap van Joep Lange van de International AIDS Society in 2002-2004 opent belangrijke deuren. Nederland, zowel overheid, onderzoekers als NGO's, wordt een van de invloedrijkste spelers op het veld van de internationale aidsbestrijding en blijft dat tot op heden.

Een groot aantal bekende Nederlanders vraagt dat jaar aandacht voor de aidscrisis. Bridget Maasland van BNN reist met zes jongeren naar een aidsproject in Tanzania. Linda de Mol en twee Big Brother-huisbewoners bezoeken aidsprojecten in Oeganda.

Internationale solidariteit en dwanglicensies[bewerken | brontekst bewerken]

UNAIDS schat in 1998 het aantal geïnfecteerden op dertig miljoen, er komen elke dag 16.000 nieuwe gevallen bij. Er zijn in vijftien jaar 2,3 miljoen mensen aan aids overleden, waarvan bijna een half miljoen kinderen. De Nigeriaanse muzikant Fela Anikulapu-Kuti sterft aan aids. Terwijl hiv-remmers in de rijke landen tot enorme gezondheidswinst en verbetering van kwaliteit van leven hebben geleid, is de behandeling voor de meeste mensen in ontwikkelingslanden onbereikbaar en betekent een hiv-infectie een vooruitzicht van allerlei ellendige aandoeningen tot de dood erop volgt – zo kenmerkend voor de ziekte aids. Solidariteit is altijd een heel belangrijk principe geweest in de aidsbeweging. De komst van de hiv-remmers in de rijke landen stond aan de oorsprong van een nog krachtiger beweging, omdat velen het moreel volstrekt onaanvaardbaar vinden zo’n enorme groep mensen de hiv-remmers te onthouden, en daarmee het perspectief op leven met hiv simpelweg op te geven zonder een krachtige poging te hebben gedaan dit te doorbreken. De directe gevolgen van aids zijn dramatisch voor elk van deze individuele mensen, maar leidt zonder medische behandeling ook tot ontwrichting van gemeenschappen, landen en continenten, omdat de volwassenen sterven, en de kinderen geen zorg, opvoeding en onderwijs krijgen. De strijd richtte zich in eerste instantie tegen de prijzen van de medicijnen en het recht van landen om generieke middelen te mogen fabriceren om een noodsituatie te keren. Wat mogelijk is als een overheid doortastend optreedt laat Brazilië zien. In 1997 start Brazilië met de productie en gratis verstrekking van generieke aidsremmers aan alle hiv-geïnfecteerden en gaat daarmee de confrontatie aan met de Verenigde Staten, die geen enkele uitzondering op intellectuele eigendomsrechten willen. Zes jaar later is het aantal doden door aids in Brazilië gehalveerd. Zo rekent het land af met de in het westen lange tijd gangbare mening dat invoering van de hiv-remmers in minder ontwikkelde landen niet haalbaar zou zijn. Naast gratis aidsremmers is er voorlichting én worden hiv-patiënten actief begeleid. Brazilië heeft zijn succes voor een groot deel te danken aan de vastberadenheid van president Lula da Silva. Ondanks een recessie bleef aids een prioriteit. Er werden aidsklinieken door het hele land opgezet. Tegelijkertijd startte Brazilië een opzienbarende aidspreventiecampagne waarbij miljoenen gratis condooms werden verspreid. Ook Thailand laat een krachtig leiderschap zien en zet het middel van dwanglicenties in om de farmaceutische industrie tot prijsverlaging te dwingen.

STOP AIDS NOW![bewerken | brontekst bewerken]

In 2000 is voor de eerste maal een gezondheidsvraagstuk onderwerp bij de opening van het jaar door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties: het gaat over aids en de stabiliteit in de wereld. President Mbeki van Zuid-Afrika gelooft niet dat aids wordt veroorzaakt door het hiv-virus. In zijn land zijn 4,7 miljoen mensen - één op de negen - met het virus besmet. Op initiatief van het Aids Fonds wordt STOP AIDS NOW! opgericht, een samenwerkingsverband tussen Aids Fonds en de ontwikkelingsorganisaties Hivos, ICCO-KIA, Memisa (Cordaid) en Oxfam-Novib.

VN-verklaring (UNGASS)[bewerken | brontekst bewerken]

In juni 2001 is de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in een bijzondere zitting bijeengekomen om te praten over hiv en aids. Nederland is met een zware delegatie aanwezig. Voor het eerst in de geschiedenis van de VN stond de aanpak van één ziekte centraal; een illustratie dat langzaam maar zeker ook bij regeringsleiders en de internationale gemeenschap is doorgedrongen dat aids qua omvang en impact één van de grootste rampen in de menselijke geschiedenis is. De Bijzondere Zitting van de Algemene Vergadering vond op het juiste moment plaats. Tijdens de Internationale Aids Conferentie in Durban, Zuid Afrika, toonden zowel ontwikkelingslanden als donorlanden zich bereid de aidscrisis samen aan te pakken. Bovendien bleken farmaceutische bedrijven, onder grote internationale druk, bereid aidsremmers goedkoper beschikbaar te stellen voor de arme landen. De ‘Declaration of Commitment on HIV/AIDS’ die aan het eind van de bijzondere zitting door 189 landen, waaronder Nederland werd ondertekend, is eigenlijk een plan aanpak voor de bundeling van alle krachten voor een wereldwijde strijd tegen aids. De VN en belangorganisaties, maar ook overheden, hebben hiermee een krachtig instrument in handen om te controleren of de verschillende afspraken ook worden nagekomen. De doelen beslaan een groot aantal beleidsterreinen en moeten tussen nu en 2010 zijn gerealiseerd, zoals:

  • het betrekken van mensen met HIV en kwetsbare groepen op alle niveaus van het multisectorale aidsbeleid (2003),
  • het vaststellen van beleid gericht op een veilige, duurzame en effectieve toegang tot geneesmiddelen met inbegrip van HIV-remmers (2003),
  • het inzetten van alle mogelijke middelen om alle vormen van discriminatie op te heffen en mensenrechten te waarborgen (2003),
  • het zorgen voor een evaluatie van de onderzoeksprotocollen voor onderzoek naar medische behandeling en vaccins door onafhankelijke ethische commissies waarbij mensen met HIV en zorgverleners zijn vertegenwoordigd (2003),
  • het instellen of versterken van monitoringsystemen ten behoeve van het beschermen van de mensenrechten voor mensen met HIV (2003),
  • het bereiken van duidelijk zichtbare voortgang in samenhangend zorgbeleid (2005),
  • het realiseren van een ondersteunende werkomgeving voor mensen met HIV (2005), en
  • het volgen per land van de vooruitgang die op deze terreinen wordt geboekt.

Het volgen van de vooruitgang per land wordt een van de belangrijkste middelen in handen van de aidsbeweging om druk op de regering en de internationale organisaties te houden.

Hiv-behandeling in ontwikkelingslanden[bewerken | brontekst bewerken]

In 2002 werd het eerste front in de strijd tegen aids gesloten om de behandeling van hiv/aids voor zo veel mogelijk mensen mogelijk te maken. De tijd was daar rijp voor. Vooral omdat de handreiking van de farmaceutische industrie ten aanzien van de prijs van de hiv-remmers zo snel mogelijk moet worden opgevolgd door wetenschappelijk goed opgevolgde behandelprogramma’s, zodat zo snel mogelijk kan worden aangetoond dat behandelprogramma’s ook in ontwikkelingslanden mogelijk zijn. In Sesamstraat in Zuid-Afrika komt vanaf 2002 een pop voor en die hiv-geïnfecteerd is, en die laat zien dat je gewoon met mensen met hiv kan omgaan.

Met steun van het Aids Fonds werd PharmAccess Foundation opgericht om de hiv-therapie en de bijbehorende zorg ook in ontwikkelingslanden op verantwoorde wijze beschikbaar te stellen. Vrij snel werden projecten in meer dan 10 Afrikaanse landen, zoals Oeganda, Tsjaad, Tanzania, Congo, Burundi, Botswana, Zuid-Afrika en Rwanda, maar ook Thailand en India gestart, waarbij de verkiezing van initiatiefnemer prof. Joep Lange tot voorzitter van de International AIDS Society een niet onbelangrijke rol speelt. Voorafgaand aan de Internationale Aids Conferentie in Barcelona hebben STOP AIDS NOW! en the International AIDS Society met steun van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een internationale conferentie georganiseerd, waarin de vraag centraal werd gesteld hoe de toegang tot behandeling in ontwikkelingslanden kan worden verbeterd. Dit leidde tot intensieve samenwerking tussen UNAIDS en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op het terrein van toegang tot behandeling en gesteund door het Global Fund tot de start van grootschalige behandelprogramma’s. Het in 2003 gelanceerde 3 by 5 programma van de WHO wilde het aantal mensen in ontwikkelingslanden dat behandeling krijgt van enkele honderdduizenden laten groeien naar 3 miljoen aan het eind van 2005. Deze doelstelling werd niet gehaald, maar het heeft een enorme impuls gegeven aan de behandelprogramma’s. Het '3 by 5'-initiatief van de WHO komt in 2004 onder zware druk te liggen, omdat experts verwachten dat dit niet gaat lukken. Er zijn in deze landen niet genoeg voorzieningen om iedereen aan medicijnen te helpen. Ook is er niet genoeg geld voor. Door forse investeringen en gezamenlijke inspanningen is het aantal mensen dat wereldwijd behandeling nodig is en ook krijgt. Een steeds dringender probleem wordt dat de meeste arme landen slechts één behandeloptie kennen en er geen alternatieven voor uitbehandelde patiënten zijn (zogenaamde tweedelijns medicatie). Thailand zette eind 2006 opnieuw het middel van dwanglicenties in om de farmaceuten te bewegen tot prijsverlaging van twee nieuwe-generatie hiv-remmers, waarmee uitbehandelde patiënten weer een nieuwe kans krijgen.

Dance4Life[bewerken | brontekst bewerken]

Dance4Life, een Nederlands project om jongeren bewust te maken van de aidsproblematiek, oorspronkelijk gelieerd aan STOP AIDS NOW!, haalt ruim 2 miljoen euro op voor aidsbestrijdingsprojecten in ontwikkelingslanden, mede dankzij een speciale uitzending van het tv-programma Kopspijkers.

Voortgang‘Declaration of Commitment’[bewerken | brontekst bewerken]

In 2006 moest Nederland aan de Verenigde Naties rapporteren over de stand van zaken met betrekking tot aids vijf jaar na ondertekening van de ‘Declaration of Commitment.’ De NGO-sector heeft een schaduwrapport opgesteld ‘Is the Netherlands keeping the promise?’ Veel zaken in de aidsbestrijding zijn in Nederland zijn goed geregeld, maar er zijn ook nog enkele punten ter verbetering. De belangrijkste kritiek in de schaduwrapportage op het Nederlandse beleid betreft de wijze waarop met asielzoekers en illegale migranten wordt omgegaan. Deze groepen zijn extra kwetsbaar zowel vanwege hun precaire status in de Nederlandse samenleving als vanwege hun verhoogde kans om hiv-geïnfecteerd te zijn. Als het eerste verzoek om een verblijfstatus is afgewezen, is er wel toegang tot medische zorg, maar geen ondersteuning voor onderdak en levensonderhoud. Dit verhoogt de kans op resistentie en is een direct gevaar voor de individuele en algemene volksgezondheid. Het gaat overigens hierbij hoogstens om 125 à 150 mensen met hiv. Het Aids Fonds biedt via Het Kerkhuis in de Bijlmer (Diaconie) steun aan deze groep in Amsterdam en via individuele hulp ook in andere plaatsen.

Vrouwelijke asielzoekers die door de algemene screening tijdens de zwangerschap ontdekken dat ze hiv-positief zijn, mogen in Nederland blijven voor een behandeling om overdracht op de baby te voorkomen. Maar daarna geldt de algemene regel dat alleen bij ernstige ziekte een tijdelijke verblijfsvergunning kan worden gegeven. Als een patiënt dankzij medicijnen opknapt, dan heeft dit tot gevolg dat de verblijfsvergunning niet meer wordt verlengd. De meeste zwangere vrouwen hebben na de bevalling zelf nog geen behandeling nodig en verliezen hun tijdelijke verblijfsvergunning. Hetzelfde gebeurt met vrouwen met hiv die getuige zijn in rechtszaken m.b.t. vrouwenhandel op het moment dat de rechtszaak wordt afgesloten Er is wel politieke aandacht voor dit probleem maar een oplossing is nog niet gevonden. Asielzoekers en ongedocumenteerden hebben formeel wel gewoon, maar in de praktijk een slechte, toegang tot preventie, zorg en ondersteuning, niet in de laatste plaats door angst voor discriminatie en stigma in de eigen gemeenschap. De omvang is gering maar de individuele situaties zijn vaak schrijnend.

Vredesprijs voor Nkosi Johnson[bewerken | brontekst bewerken]

Nkosi Jonhnson krijgt postuum de kindervredesprijs. Deze Zuid-Afrikaanse jongen overleed in 2001 en streed in zijn korte leven voor rechten van kinderen met hiv en aids. Nelson Mandela maakt bekend dat zijn zoon aan aids is overleden. Mandela greep de dood van zijn zoon aan om de Zuid-Afrikanen nogmaals te wijzen op het belang hiv en aids bespreekbaar te maken.


[[Categorie:Homoseksualiteit]] [[Categorie:Emancipatie]] [[Categorie:Aids]]