Naar inhoud springen

Jean Carmet

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Gérarddelafeuille (overleg | bijdragen) op 2 mrt 2019 om 18:27. (linken)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Jean Carmet
Jean Carmet (1991)
Jean Carmet (1991)
Algemene informatie
Geboren 25 april 1920
Geboorteplaats Bourgueil
Overleden 20 april 1994
Overlijdensplaats Sèvres
Land Vlag van Frankrijk Frankrijk
Werk
Jaren actief 1940-1994
(en) IMDb-profiel
(mul) TMDb-profiel
(en) AllMovie-profiel
Portaal  Portaalicoon   Film

Jean Carmet (Bourgueil, 25 april 1920 - Sèvres, 20 april 1994) was een Frans acteur. Hij was te zien in ongeveer 170 langspeelfilms waarin hij hoofdzakelijk tweedeplansrollen speelde.

Leven en werk

Bescheiden beginjaren

Jean Carmet zette zijn studies vrij vroeg stop om naar Parijs te trekken. Hij werd loopjongen en deed stage als assistent-toneelmeester bij enkele toneelhuizen. Hij bekwam figurantenrolletjes, eerst in toneelstukken in een regie van Marcel Herrand. Weldra kreeg hij ook figurantenwerk in films van onder meer Marcel Carné en Yves Allégret.

Jaren vijftig en zestig: de bijrollen

Daarna kwam hij in contact met het acteursgezelschap Branquignols dat onder de bezielende leiding van Robert Dhéry dertig jaar lang acteurs, zangers en muzikanten verenigde. Vanaf dan trad hij voortdurend op in films, meestal komedies en af en toe politiefilms. Hij nam altijd pretentieloze bijrollen voor zijn rekening. Robert Dhéry, Louis Daquin, de naar Frankrijk uitgeweken John Berry die in Hollywood op de zwarte lijst stond, Jean Girault, Jean-Pierre Mocky, Pierre Tchernia, Michel Audiard en Yves Robert deden meermaals een beroep op hem. Zijn acteursprofiel bleef zo vijfentwintig jaar lang vrij bescheiden.

Jaren zeventig: doorbraak en grote rollen

Michel Audiard, die hem met een bijrol had bedacht in al zijn komedies, schonk hem de hoofdrol in Comment réussir quand on est con et pleurnichard (1974) en in Bons baisers... à lundi (1974), zijn laatste twee komedies als regisseur. Ongeveer tezelfdertijd werd Carmet echt beroemd in Frankrijk met het komische tweeluik Le Grand Blond avec une chaussure noire (1972) en Le Retour du grand blond (1974). De altijd wat cynisch ingestelde Claude Chabrol had oog voor Carmets dramatisch potentieel en castte hem perfect in drie van zijn drama's uit de jaren zeventig. Carmet belichaamde die complexere personages feilloos zoals bleek uit de geile vaderfiguur in Violette Nozière (1978). Yves Boisset ging nog verder door hem ronduit een hoofdrol te geven in het sociaal drama Dupont Lajoie (1974) waarin hij gestalte gaf aan een benepen laffe racist, in het oorlogsdrama Allons z'enfants (1981) en in de misdaadfilm Canicule (1984). Internationale bekendheid verwierf Carmet dankzij de hoofdrol die hij vertolkte in Jean-Jacques Annauds eerste film, de satirische komedie La Victoire en chantant (1976), die in 1977 bekroond werd met de Oscar voor Beste Niet-Engelstalige film. Grote rollen werd hem nu aangeboden. Sinds zijn rol van enge racist in Dupont Lajoie zette hij in de jaren zeventig zonder probleem nog andere dramatische, groteske, zielige of ronduit hatelijke personages neer in onder meer de satirische komedie Le Sucre (1978), de tragikomedie Buffet froid (1979), de politiefilm Un si joli village (1979) en het drama Il y a longtemps que je t'aime (1979).

Jaren tachtig en negentig: de bevestiging

Carmet werd niet meer gevraagd slechts bijrollen te vertolken. Hij zette de jaren tachtig krachtig in met personages zoals de vriendelijke bescheiden priester in Le Curé de Tours, de malafide journalist in het bankiersdrama La Banquière (1980), de harde luitenant in het oorlogsdrama Allons z'enfants (1981), de venijnige Thénardier in Les Misérables (1982) of de boerenkinkel in Canicule (1984). Dat hij zijn komisch talent niet kwijt was bewees hij met La soupe aux choux (1981), Papy fait de la résistance (1983) en Les Fugitifs (1986), drie absolute commerciële toppers. Hij verdeelde nu zijn aandacht evenredig over de (tragi)komedie en het drama. Vermeldenswaardig waren onder meer Merci la vie (1991), na Buffet froid de tweede tragikomedie waarin hij speelde voor Bertrand Blier en het naturalistische mijnwerkersdrama Germinal (1993), zijn op een na laatste film en het grootste kassucces waaraan hij heeft meegewerkt. Hij had zich ertoe verbonden de hoofdrol te vertolken in de komedie Le bonheur est dans le pré van Étienne Chatiliez maar hij overleed voor de opnames. Zijn vriend Michel Serrault verving hem op de filmset.

Televisie

Hij heeft regelmatig voor de televisie gewerkt. Hier zijn vooral de literatuurverfilmingen het vermelden waard : Le Curé de Tours (1980) en Eugénie Grandet (1993) (naar de gelijknamige romans van Honoré de Balzac), de miniserie La Double Vie de Théophraste Longuet (1981, naar de gelijknamige roman van Gaston Leroux), Bouvard et Pécuchet (1990, naar de gelijknamige onvoltooide roman van Gustave Flaubert) en La Controverse de Valladolid (1992).

Carmet stierf ten gevolge van een hartaanval in 1994 op 73-jarige leeftijd. Hij ligt begraven op het cimetière du Montparnasse.

Filmografie (selectie)

Prijzen

Bibliografie

  • Jean Carmet : Je suis le badaud de moi-même, Éditions Plon, Paris, 1999.
  • Jean Carmet : Ce semblant de journal, Éditions Plon, Paris, 2001.
  • Jean-François Carmet : Carmet intime, Le Cherche-Midi, 2004.