Naar inhoud springen

Marcus (evangelist)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Ldhank (overleg | bijdragen) op 3 apr 2020 om 15:16.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Koptisch icoon van Sint Marcus

Marcus de evangelist (Latijn: Marcus, Hebreeuws: מרקוס; Grieks: Μᾶρκος) (1? - 63) is volgens de traditie de auteur van het Evangelie volgens Marcus. Hij is ook de stichter van de Kerk van Alexandrië, een van de vier oorspronkelijke zetels in het christendom.

Traditioneel wordt hij geïdentificeerd met Johannes Marcus die als metgezel van Paulus wordt vermeld en van wie wordt gezegd dat hij later metgezel werd van Petrus.[1][2] Tussen 10 en 20 jaar na de hemelvaart van Jezus Christus reisde Sint Marcus naar Alexandrië en stichtte de Kerk van Alexandrië, die vandaag de Koptisch-orthodoxe Kerk wordt genoemd. Delen uit de koptische liturgie kunnen worden herleid tot Sint Marcus zelf. In 43 werd hij de eerste bisschop van Alexandrië en wordt geëerd als de stichter van het Christendom in Africa.[3] Hij stierf in het achtste jaar van Nero (63) en werd in Alexandrië begraven.[4]

De koptische traditie zegt dat Marcus "drie jaar na de Heer en Redder Jezus Christus" werd geboren in Cyrene in Pentapolis, het westelijke deel van Libië, ten westen van de grens met Egypte.[2] Dezelfde traditie zegt ook dat hij in 68[5] als een martelaar stierf toen heidense aanhanger van Serapis hem aan de staart van een paard bonden en hem twee dagen door het district Bokalia sleepten totdat zijn lichaam aan stukken was gereten.[6]

Feestdag

Zijn feestdag wordt gevierd op 25 april. In de beeldende kunst wordt Marcus, sinds de 4e eeuw, ook voorgesteld als zijn symboolgestalte: 'leeuw'. Deze weergave wordt tetramorf genoemd. Valt het feest van Sint-Marcus samen met Pasen of in het octaaf van Pasen, dan wordt dit feest verplaatst naar de volgende week.

Tradities

Traditioneel wordt hij gelijkgesteld aan Johannes Marcus. Volgens sommige tradities was Marcus de man die water bracht naar het huis waar het Laatste Avondmaal plaatsvond (Marcus 14:13).[7] Toen Jezus in de nacht gevangen werd genomen, kwam er een jongeman kijken wat er gaande was. Hij had alleen een doek (chlamys) om zijn lichaam geslagen. Toen hij gegrepen werd, liet hij de doek achter en nam naakt de vlucht (Marcus 14:51, 52)[8]. Aangezien alleen Marcus gewag maakt van deze jonge man, wordt verondersteld dat dat Marcus zelf was.[9]

Sommige tradities nemen aan dat ook naar hem wordt verwezen in 2 Timoteüs 4:11 en Filemon 24. Ook in Kolossenzen 4:10 noemt Paulus een Marcus, nota bene de neef van Barnabas, waarvan sommige tradities deze identificeren als Johannes Marcus.

Ten slotte noemt Petrus "mijn zoon Marcus" in 1 Petrus 5:13. Sommige tradities stellen deze Marcus zowel gelijk aan Johannes Marcus als aan Marcus de evangelist en nemen aan dat het Evangelie volgens Marcus daarmee vooral is gebaseerd op de overlevering door Petrus.[10] Papias beweert dat de apostel Johannes placht te zeggen:

Marcus werd de tolk van Petrus en schreef nauwkeurig, weliswaar niet in volgorde, alles op wat hij zich herinnerde van wat de Heer had gezegd of gedaan. . . . Marcus deed er niet verkeerd aan toen hij aldus sommige dingen uit zijn herinnering optekende. Want voor één ding droeg hij zorg: niets weg te laten van wat hij gehoord had en zich daarin niet aan valse beweringen schuldig te maken.’[11]

Stoffelijke resten

Volgens de overlevering werd in 828 het lichaam van Marcus uit Alexandrië door Venetiaanse zeelieden ontvreemd en naar Venetië overgebracht. De legende vertelt dat zijn lichaam verborgen werd onder een stapel varkensvlees, zodat de moslims daar niet onder wilden kijken. Om het graf van Marcus werd later de Basiliek van San Marco gebouwd. Zijn relikwieën zijn daar nog te bewonderen. Kopten echter geloven dat het hoofd van Marcus in Alexandrië achterbleef, waar het bewaard wordt in de "Koptisch-orthodoxe kathedraal van Sint Marcus". In 1968 kreeg een delegatie van de Koptische Kerk een stukje bot van Marcus uit handen van paus Paulus VI.