Pjotr Kosjevoj

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Pjotr Kirillovitsj Kosjevoj
Kosjevoj op de overwinningsparade van 24 juni 1945 te Moskou
Geboren 21 december 1904
Oleksandrija
Overleden 30 augustus 1976
Moskou
Rustplaats Novodevitsjibegraafplaats, Moskou
Land/zijde Sovjet-Unie
Onderdeel Rode Leger
Dienstjaren 19201969
Rang Maarschalk van de Sovjet-Unie
Bevel 6e Gardeleger,
5e Leger (Sovjet-Unie),
11e Gardeleger,
Militair district Siberië,
Militair district Kyiv,
Groep van Sovjetstrijdkrachten in Duitsland
Slagen/oorlogen Tichvinoffensief,
Operatie Wintergewitter,
Operatie Bagration,
Oost-Pruisenoffensief,
Slag om Koningsbergen
Onderscheidingen

Kosjevoj vooraan links in de ambassade te Berlijn in 1967 als opperbevelhebber van de Groep van Sovjetstrijdkrachten in Duitsland
Monument in Oleksandrija
Gedenkplaat in Kropyvnytsky
Postkaart van de Sovjet-Unie uit 1986
Een naar hem genoemd cruiseschip van 1988 met thuishaven Cherson, hier te Jalta in 2009

Pjotr Kirillovitsj Kosjevoj (Oekraïens: Петро Кирилович Кошовий, Petro Kirilovitsj Kosjovy, Russisch: Пётр Кириллович Кошевой) (Oleksandrija, 8 december 1904 - Moskou, 30 augustus 1976) was  een maarschalk van de Sovjet-Unie en tweemaal held van de Sovjet-Unie die vocht in de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog werd hij opperbevelhebber van de Groep van Sovjetstrijdkrachten in Duitsland en sloeg hij de Praagse Lente neer.

Jeugd[bewerken | brontekst bewerken]

Hij werd geboren in een boerenfamilie. Zijn vader was arbeider in een landelijke molen. In 1919 beëindigde hij de lagere school ging hij werken op de boerderij van zijn ouders.

Russische Burgeroorlog[bewerken | brontekst bewerken]

In februari 1920 ging hij als vijftienjarige vrijwillig bij het Rode leger van arbeiders en boeren. Hij werd ingedeeld bij het 2e regiment cavalerie van de Rode Kozakken van de 8e divisie cavalerie Rode Kozakken onder bevel van Vitali Primakov en vocht daarmee aan het zuidwestelijk front van de Pools-Russische Oorlog (1919-1921) en tegen het Revolutionair Opstandsleger van Oekraïne van Symon Petljoera en Nestor Machno. In 1921 raakte hij gewond.[1]

Interbellum[bewerken | brontekst bewerken]

In augustus 1922 volgde hij een cursus cavalerie op de Krim. In oktober 1923 werd hij starsjyna van het eskadron van het 3e regiment cavalerie van de Rode Kozakken van de 1e divisie cavalerie van de Rode Kozakken van het Militair district Oekraïne. In augustus 1924 studeerde hij aan de Oekraïense cavalerieschool. In 1925 werd hij lid van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Na zijn afstuderen in september 1927 werd hij commandant van een peloton van 61e regiment cavalerie van de speciale brigade cavalerie van het militair district Moskou. Vanaf november 1931 werkte hij aan de hogere militaire academie van het hoofdkwartier van het militair district Moskou. Hij werd dan zelf naar de Gezamenlijke Militaire School in Moskou gestuurd als assistent-commandant van een eskadron machinegewereen en commandant van een peloton van een gemechaniseerd bataljon. Van maart tot mei 1932 volgde hij te Leningrad vervolmakingscursussen over pantsertroepen. In mei 1935 werd hij hoofd van de regimentsschool van het 61e cavalerieregiment als onderdeel van de speciale cavaleriedivisie en dan assistent-hoofd van het 1e operationeel onderdeel van het hoofdkwartier van die divisie. In oktober werd hij stafchef van het 61e regiment cavalerie. Vanaf mei 1936 studeerde hij aan de Froenzeacademie. In januari 1939 werd hij stafchef de 15e divisie cavalerie van het militair district Transbaikal. In februari 1940 werd hij commandant van de 65e divisie infanterie.

Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

In oktober 1941 werd zijn divisie naar het westen verplaatst, maar paradeerde onderweg op 7 november 1941 in Koejbysjev. Vanaf 12 november vochten ze als onderdeel van het 4e leger van het Volchov Front in het Tichvinoffensief. Op 17 december 1941 kreeg hij daarvoor de Orde van de Rode Banier.

In de eerste helft van 1942 leed zijn divisie zware verliezen om bij Ljoeban het 2e Stoottroepenleger uit de omsingeling terug te trekken: er bleven 3708 man over. In juli 1942 werd Kosjevoj commandant van de 24e divisie garde fuseliers, die, na aanvulling uit de reserve, begin augustus werd opgenomen in het 8e Leger van het Volchov Front, waarna het deelnam aan de loop van de offensieve operatie Sinjavino.

In oktober werd de divisie opnieuw teruggetrokken naar de reserve van Stavka en, na aanvulling in de Oblast Tambov, in december naar het Stalingrad Front gestuurd. In haar samenstelling nam ze deel aan de Operatie Wintergewitter, waarbij ze een poging van de Heeresgruppe Don onder bevel van veldmaarschalk Erich von Manstein afsloeg om het 6e Leger (Wehrmacht) van generaal Friedrich Paulus dat in Stalingrad omsingeld was te ontzetten.

In januari 1943 werd zijn divisie overgebracht naar het Zuidelijk Front, waar ze vocht in de Noordelijke Kaukasus en Rostov aan de Don, en in juli bij Mioes. In augustus 1943 werd hij commandant van het 63e korps fuseliers, dat vocht in de Donbas en bij Melitopol. Tijdens de offensieve operatie op de Krim toonde hij militaire bekwaamheid door de diepteverdediging te doorbreken in hardnekkige veldslagen van 8 april tot 10 april 1944 in de sectie tussen de meren rond Karanki - Ver, bezette de zwaar versterkte punten van Karanki, Ver, Samaj, Ass-Man, Tomasjevka, Tsjoetsjak, Kirk-Isjoen en brak op 10 april door naar het schiereiland Krim. Tegelijkertijd kreeg het korps aanvankelijk de taak een hulpaanval uit te voeren. Op 11 april viel Kosjevoj Dzjankoj en op 13 april Simferopol, waarbij hij het 17e Duitse leger in twee sneed. Op 18 april 1944 bereikte zijn korps de rivier de Tsjernaja en de toegangen tot Sevastopol, waarbij de steden Bachtsjysaraj en Balaklava werden bevrijd en ook Karasoe Bazaar en 200 nederzettingen. In die gevechten schakelde hij 6371 vijandelijke soldaten en officieren, 121 machinegeweren, 181 stukken artillerie van verschillende kalibers en 20 tanks uit. Hij maakte 2120 paarden, 8193 geweren en machinegeweren, 775 lichte en zware machinegeweren, 61 mortieren, 304 kanonnen van verschillende kalibers, veel handvuurwapens en militair materieel buit en nam, 8471 vijandelijke soldaten en officieren krijgsgevangen. Het korps viel met succes Sevastopol aan van 5 tot 9 mei 1944, en nam de Duitse vestingwerken op Sapoen Gora in. Op 16 mei 1944 werd hij Held van de Sovjet-Unie met gouden ster Nr. 3598 “voor het succesvolle leiderschap van militaire formaties en de moed en heldenmoed die tegelijkertijd werden getoond”[2] en tegelijk een Leninorde.

In mei 1944 werd hij commandant van het 71e korps fuseliers, dat zich onderscheidde tijdens offensieven in Wit-Rusland en bij Gumbinnen en Gołdap.

In januari 1945 werd hij commandant van het 36e gardekorps fuseliers, dat vocht in het Oost-Pruisenoffensief, waarbij hij de oorlog beëindigde met de Samlandse offensieve operatie en de aanval op de vestingstad Baltiejsk. Hij werd vooral opgemerkt in de Slag om Koningsbergen op 6-9 april 1945.[3] Op 19 april 1945 werd hij Held van de Sovjet-Unie met de tweede gouden ster nr. 43/2 “ voor de voorbeeldige uitvoering van gevechtsmissies van het commando aan het front van de strijd tegen de nazi-indringers en de getoonde moed en heldhaftigheid van de verdedigers”.[4] Bij de overwinningsparade te Moskou op 24 juni 1945 voerde hij het bevel over een geconsolideerd regiment van het 3e Wit-Russische Front.

Na de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Na het einde van de oorlog bleef hij in zijn oude functie. In juli 1946 werd hij commandant van het 6e Gardeleger van het militair district Oostzee. In maart 1947 studeerde hij aan de Hogere Militaire Academie "Kliment Vorosjilov". In april 1948 werd hij commandant van het 5e Leger in het militair district Primorje, vanaf april 1953 omgevormd tot het militair district Verre Oosten. In juni 1954 werd hij commandant van het 11e Gardeleger van het militair district Oostzee.

In juli 1955 werd hij 1e Plaatsvervangend Opperbevelhebber van de Groep van Sovjetstrijdkrachten in Duitsland. In juli 1957 werd hij commandant van de troepen van het militair district Siberië.[5] In april 1960 werd hij commandant van het militair district Kyiv. In januari 1965 werd hij opperbevelhebber van de Groep van Sovjetstrijdkrachten in Duitsland, waar hij ijverde om de gevechtscapaciteit te versterken “om in drie dagen Gibraltar te bereiken”. Op 15 april 1968 werd hij maarschalk van de Sovjet-Unie. Op 20 augustus 1968 sloeg hij tijdens de inval van het Warschaupact in Tsjecho-Slowakije de Praagse Lente neer met het 20e Gardeleger.

In oktober 1969 ging Kosjevoj met pensioen met de eretitel inspecteur-generaal van de groep van inspecteurs-generaal van de Minister van Defensie van de Sovjet-Unie. Hij stierf op 30 augustus 1976 te Moskou en ligt er begraven in sectie 7 van de Novodevitsji-begraafplaats.[6][7]

Militaire graden[bewerken | brontekst bewerken]

Onderscheidingen[bewerken | brontekst bewerken]

Sovjet-Unie[bewerken | brontekst bewerken]

Bulgarije[bewerken | brontekst bewerken]

Nagedachtenis[bewerken | brontekst bewerken]

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

Kosjevoj schreef twee boeken en twee artikels in het Tijdschrift voor militaire geschiedenis

  • “Tijdens de oorlogsjaren” Militaire uitgeverij Moskou 1978 283 pagina’s, zijn memoires
  • “Voor Leningrad! Voor Stalingrad! Voor de Krim!” Algoritme, Moskou 2017, 331 pagina’s, Herinnering aan de Helden van de Sovjet-Unie ISBN 978-5-906947-64-2
  • “Op de Sivasj” Tijdschrift voor militaire geschiedenis 1976 Nr. 3 p. 57 - 65
  • “Doorbraak” Tijdschrift voor militaire geschiedenis 1976 Nr. 4 p. 71 - 80
Zie de categorie Pyotr Koshevoy van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.