Portaal:Den Haag/Uit de geschiedenis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

/maandag

/dinsdag

/woensdag

/donderdag

/vrijdag

/zaterdag

/zondag

Uitgelicht[brontekst bewerken]

Het mariakaakje-overleg kreeg internationale bekendheid door de zuinigheid van premier Willem Drees en zijn vrouw To Drees-Hent.

In 1947 ontvangen Drees en zijn vrouw twee hoge Amerikaanse ambtenaren bij hun thuis aan de Beeklaan 502 in Den Haag. Het Catshuis is dan nog niet de ambtswoning van de premier. De twee ambtenaren Harriman en Hoffman zijn verantwoordelijk voor de toekenning van de gelden in het kader van de Marshallhulp.

Mevrouw Drees serveert de twee hoge heren een kopje thee voorzien van een mariakaakje. Volgens het verhaal zouden Hoffman en Harriman tegen elkaar gezegd hebben: "Aan een land waarvan de minister-president zo woont en leeft, is ons geld goed besteed."



Op de ochtend van zaterdag 29 april 1944 'kraakten' Gerhard Badrian, Gerrit van der Veen, Verbiest, Hans van Gogh en Frans Meijers zeer succesvol de Landsdrukkerij in Den Haag. Zij reden per auto naar Den Haag toe en ontmoetten daar een aantal andere helpers die per trein gekomen waren en die de omgeving van de Landsdrukkerij in het oog zouden houden.

Ze deden alsof zij een controle kwamen uitvoeren, overmeesterden enkele personeelsleden en namen vellen met in totaal 10.000 persoonsbewijzen mee. Deze waren voor de vervalsers zeer bruikbaar en een aanmerkelijke verlichting voor de overbelaste PBC. Badrian speelde een in SS-uniform geklede Duitser.



's Gravenhage in 1649 volgens Blaeu

Den Haag bestaat sinds 1230, toen graaf Floris IV van Holland op de plek, waar reeds een hofstede stond van Vrouwe Meilindis van Wassenaer, een bescheiden kasteel bouwde. In 1248 liet graaf Willem II, tevens Rooms-koning geworden, een meer passend kasteel bouwen aan het duinmeer, de huidige Hofvijver. Zijn zoon Floris V zorgde er na Willems vroegtijdige dood voor dat de Ridderzaal voltooid werd. Ze was voorzien van verguld dak en torenspitsen.

De Ridderzaal en het Binnenhof werden versterkt, maar het dorp eromheen kreeg nooit stadsrechten, al bleef Den Haag residentie van de graven van Holland en hun opvolgers. Den Haag kon groeien als compromis tussen de Hollandse steden, maar diezelfde steden zorgden ervoor dat Den Haag geen vestingstad werd. De oppervlakte van Den Haag was aanzienlijk en omvatte behalve het dorp Die Haghe, ook Haagambacht bestaande uit het vissersdorp Scheveningen, het bedevaartsoord Eikenduinen, Halfloosduinen en de heerlijkheid Nieuwveen, dat thans Nootdorps grondgebied is.


Het Verdrag van Den Haag is een op 12 april 1433 gesloten verdrag, waarbij Jacoba van Beieren het Nederlandse deel van het hertogdom Straubing-Holland afstond aan Filips de Goede, die door de oom van Jacoba, Jan van Beieren tegen haar wil als erfgenaam was aangeduid. Filips de Goede had haar echtgenoot Frank van Borssele gevangengenomen en vroeg voor zijn vrijlating de bezittingen waarop Jacoba aanspraak maakte. Jacoba had al sinds de dood van haar vader, Willem II, in 1417 eerst met haar oom Jan en vervolgens met Filips, die zij in 1428 bij Zoen van Delft als erfgenaam had dienen erkennen, gestreden om de graafschappen Holland, Zeeland, Henegouwen en Friesland. Zij stierf drie jaar later. Haar Nederlandse bezittingen kwamen uiteindelijk bij de Habsburgers terecht.



De Slag om Den Haag was onderdeel van de Duitse invasie van Nederland (Fall Gelb) in de meidagen van 1940. Het was de eerste mislukte parachutistenaanval in de historie. De slag werd uitgevochten door het Nederlandse leger en luchtmacht, tegen Duitse parachutisten. Deze luchtlandingstroepen werden in en rond Den Haag gedropt en kregen als doel om vliegvelden rond de stad, en Den Haag zelf te veroveren. Nadat de stad in Duitse handen zou vallen was het de bedoeling om koningin Wilhelmina tot overgave te dwingen, om zodoende de oorlog binnen een dag te beëindigen. Het was de eerste grootschalige luchtlandingsoperatie in de historie.

Het algemeen effect van de slag was onvoorzien. De grote aantallen Duitse transportvliegtuigen die verloren waren gegaan, hadden volgens militair historici luitenant-kolonel Eppo Brongers en kolonel Adriaan Hakkert direct hun weerslag op de geplande invasie van Groot-Brittannië.



Het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag vond plaats op 3 maart 1945.

Op zaterdag 3 maart 1945 in de vroege ochtend vertrokken 61 middelzware bommenwerpers (49 Mitchells en 12 Bostons) van Melsbroek bij Brussel en van Vitry-en-Artois in Noord-Frankrijk, om enkele V2-gerelateerde doelen in Den Haag te vernietigen. In totaal bereikten 56 bommenwerpers het doelwit, de overige toestellen moesten door kleine technische problemen voortijdig omkeren. Het doel was het Haagse Bos, een park dat de Duitse raketeenheden al enige tijd gebruikten om hun V2-raketten op te slaan en er aan te werken, voor ze werden gelanceerd.

Door een fout in de opdracht die de vliegers hadden meegekregen, gooiden de eerste bommenwerpers die om acht minuten over negen boven Den Haag verschenen hun bommen echter niet boven het Haagse Bos uit. De bommen van de tweemotorige toestellen vielen zo'n beetje overal in de woonwijk het Bezuidenhout (ten zuiden van het Haagse Bos), maar ook op bijvoorbeeld het Korte Voorhout. Op de plek waar toen een hotel stond, zou na de oorlog de Amerikaanse ambassade worden gebouwd.



Op 15 mei 2004 brak er tijdens werkzaamheden brand uit in het Catshuis, de ambtswoning van de Nederlandse minister-president. Een groot deel van de benedenverdieping brandde hierdoor uit. Andere delen van het gebouw liepen rook- en waterschade op. Een schilder kwam hierbij om het leven. Het gebouw was niet te gebruiken tijdens het EU-voorzitterschap van Nederland. Premier Balkenende had hier hooggeplaatst bezoek willen ontvangen. Onderzoek door Koninklijke Marechaussee en Arbeidsinspectie wees uit dat hetoplosmiddel thinner door de schilder gebruikt was. Dit middel mag sinds 2000 niet meer binnenshuis gebruikt worden. De rechter in Den Haag veroordeelde het schildersbedrijf tot een geldboete van 15.000 euro wegens het overtreden van de arbeidsomstandighedenwet. Daarnaast zei de rechter letterlijk: ‘Het kan dan ook haast niet anders zijn geweest dan dat naast verdachte ook de betrokken ambtenaren van de Rijksgebouwendienst en het ministerie van Algemene Zaken van het gebruik van thinner door verdachte op de hoogte moeten zijn geweest.