Naar inhoud springen

Prijs van de Zweedse Rijksbank voor economie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Prijs van de Zweedse Rijksbank voor economie 2008 voor Paul Krugman

De Prijs van de Zweedse Rijksbank voor Economische Wetenschappen ter nagedachtenis aan Alfred Nobel, veelal aangeduid als de Nobelprijs voor Economie, werd ingesteld en voor het eerst uitgereikt in 1969, ter herdenking van het 300-jarig bestaan van de bank.

De Sveriges Riksbank, de Rijksbank van Zweden, is de centrale bank van Zweden. De prijs is eigenlijk geen Nobelprijs maar wordt zo genoemd omdat hij wordt uitgereikt tijdens dezelfde ceremoniële bijeenkomst in Stockholm als de eigenlijke Nobelprijzen, die van de Nobelstichting, met uitzondering van de Nobelprijs voor de Vrede. De prijs wordt jaarlijks toegekend door een commissie van de Koninklijke Zweedse Academie voor Wetenschappen.

De associatie van deze prijs met de oorspronkelijke Nobelprijzen is controversieel. Familie van Alfred Nobel distantieert zich van de prijs,[1] die in haar ogen is bedoeld om winstmaximalisatie een respectabel voorkomen te geven.

De John Bates Clark Medal is een soortgelijke prijs voor economen jonger dan 40 jaar die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de economische wetenschap

Lijst van winnaars

[bewerken | brontekst bewerken]
Jaar Naam Toelichting
1969 Ragnar Frisch
Jan Tinbergen
“Voor het ontwikkelen en uitvoeren van dynamische modellen voor analyses van economische processen."
1970 Paul Samuelson “Voor het wetenschappelijk werk waarmee hij statische en dynamische economische theorieën heeft ontwikkeld en het actief bijdragen tot het verhogen van analyses in de economische wetenschap."
1971 Simon Kuznets
1972 John Hicks
Kenneth Arrow
“Voor hun bijdrage aan de algemene evenwichtstheorie en de welvaartstheorie."
1973 Wassily Leontief “Voor het ontwikkelen van de input-output methode en de toepassing daarvan op belangrijke economische vraagstukken."
1974 Gunnar Myrdal
Friedrich von Hayek
“Voor hun werk aan de geldtheorie en economische fluctuaties en hun analyse van de afhankelijkheid van economische, sociale en institutionele fenomenen."
1975 Leonid Kantorovitsj
Tjalling Koopmans
1976 Milton Friedman
1977 Bertil Ohlin
James Meade
“Voor hun baanbrekende bijdrage aan de internationale handelstheorie en internationale kapitaalbewegingen."
1978 Herbert Simon “Voor zijn pioniersonderzoek naar het keuzeproces in economische organisaties."
1979 Theodore Schultz
William Arthur Lewis
“Voor hun pioniersonderzoek naar de economische ontwikkeling, onderzoek waarin vooral aandacht besteed werd aan problemen in zich ontwikkelende landen."
1980 Lawrence Klein
1981 James Tobin
1982 George Stigler
1983 Gérard Debreu
1984 Richard Stone
1985 Franco Modigliani
1986 James M. Buchanan
1987 Robert Solow
1988 Maurice Allais
1989 Trygve Haavelmo
1990 Harry Markowitz
Merton Miller
William Sharpe
1991 Ronald Coase “Voor zijn ontdekking en verklaring van het belang van transactiekosten en eigendomsrecht voor de institutionele structuur en het functioneren van de economie."
1992 Gary Becker “Voor het uitbreiden van het domein van micro-economische analyse naar een brede waaier aan menselijke gedragingen en interacties, waaronder ook gedrag buiten de markt."
1993 Robert Fogel
Douglass North
“Voor het vernieuwen van onderzoek in economische geschiedenis door de toepassing van economische theorie en kwantitatieve methoden om economische en institutionele verandering te verklaren."
1994 Reinhard Selten
John Forbes Nash jr.
John Harsanyi
“Voor hun baanbrekende analyse van evenwicht in de theorie van niet-coöperatieve spellen."
1995 Robert Lucas jr.
1996 James Mirrlees
William Vickrey
1997 Robert C. Merton
Myron Scholes
1998 Amartya Sen “Voor zijn bijdrage aan de welvaartseconomie."
1999 Robert Mundell
2000 James Heckman
Daniel McFadden
2001 George Akerlof
Michael Spence
Joseph Stiglitz
2002 Daniel Kahneman “Voor het integreren van inzichten uit psychologisch onderzoek in de economische wetenschappen, meer bepaald betreffende het menselijke oordeelsvermogen en het nemen van beslissingen in situaties van onzekerheid."
Vernon L. Smith “Voor het tot stand brengen van laboratoriumexperimenten in empirische economische analyse, meer bepaald in de studie van alternatieve marktmechanismen."
2003 Robert Engle
Clive Granger
2004 Finn Kydland
Edward Prescott
“Voor hun bijdragen aan dynamische macro-economie: de consistentie van economisch beleid over tijd, en de drijvende krachten achter conjunctuur."
2005 Robert Aumann
Thomas Schelling
“Voor het vergroten van ons begrip van conflict en samenwerking door speltheoretische analyse."
2006 Edmund Phelps
2007 Leonid Hurwicz
Eric Maskin
Roger Myerson
“Voor het leggen van de basis van de theorie van mechanism design."
2008 Paul Krugman “Voor zijn analyses van handelspatronen en de locatie van economische activiteiten."
2009 Elinor Ostrom “Voor haar analyse van economisch bestuur, vooral in het publieke veld."
Oliver Williamson ”Voor zijn analyse van economisch bestuur, vooral waar het gaat om de grenzen van bedrijven."
2010 Peter Diamond
Dale Mortensen
Christopher Pissarides
“Voor hun onderzoek naar zoekfricties op markten."
2011 Christopher Sims
Thomas Sargent
“Voor hun onderzoeken over de macro-economie."
2012 Alvin Roth
Lloyd Shapley
“Voor hun onderzoek naar de manier waarop allerlei zaken in de economie worden gematcht."
2013 Eugene Fama
Lars Peter Hansen
Robert Shiller
“Voor hun empirische analyse van de prijzen van activa."
2014 Jean Tirole “Voor zijn analyse van de kracht van de markt en regulering."
2015 Angus Deaton “Voor zijn analyse van consumptie, armoede en welvaart."
2016 Oliver Hart
Bengt Holmström
“Voor hun bijdrage aan de contracttheorie."
2017 Richard Thaler “Voor zijn bijdrage aan de gedragseconomie."
2018 William Nordhaus “Voor zijn werk in het integreren van klimaatverandering in macro-economisch onderzoek."
Paul Romer “Voor zijn werk in het integreren van technologische innovaties in macro-economisch onderzoek."
2019 Abhijit Banerjee
Esther Duflo
Michael Kremer
“Voor hun experimentele aanpak om wereldwijd armoede te verlichten."
2020 Paul Milgrom
Robert B. Wilson
“Voor verbeteringen in de veilingtheorie en het uitvinden van nieuwe vormen van veilingen."
2021 Guido Imbens
Joshua Angrist
“Voor hun methodologische bijdragen aan de analyse van causale inferentie."
David Card “Voor zijn empirische bijdragen aan de arbeidseconomie."
2022 Ben Bernanke
Douglas Diamond
Philip Dybvig
“Voor onderzoek naar banken en financiële crises."
2023 Claudia Goldin "Omdat ze ons inzicht in de resultaten van de arbeidsmarkt voor vrouwen heeft vergroot."
2024 Daron Acemoglu
Simon Johnson
James Robinson
"Voor studies naar hoe instellingen worden gevormd en welvaart beïnvloeden."
  • (en) Officiële website
Zie de categorie Sveriges Riksbank Prize in Economic Sciences in Memory of Alfred Nobel van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.