Rotterdamsche Tramweg Maatschappij
N.V. R.T.M. | ||||
---|---|---|---|---|
Tramnet van de RTM op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden
| ||||
Algemene informatie | ||||
Land | Nederland | |||
Hoofdvestiging | Rotterdam | |||
Hoofdkantoor | Kop van Zuid | |||
Actief | 1878-1978 | |||
Bedrijfsstructuur | ||||
Aandeelhouder(s) | Gemeente Rotterdam Na 1964: Nederlandse Spoorwegen | |||
Exploitatie | ||||
Bus | Zie ZWN | |||
|
De N.V. Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (RTM), gevestigd te Rotterdam, is in 1878 opgericht met als doel het verzorgen van tramvervoer in Rotterdam. De maatschappij exploiteerde ook tramlijnen en vervoersdiensten in andere plaatsen, onder meer Dordrecht en Leiden. Het is de eerste voorloper van de Rotterdamse Electrische Tram (RET). Er werd gereden met paardentram, stoomtrams, later dieseltrams en ten slotte, tot 1978, met autobussen. Ook heeft de RTM op grote schaal veerdiensten geëxploiteerd; deze vormden de onmisbare schakels tussen de tramlijnen op de eilanden omdat er vrijwel geen vaste verbindingen bestonden.
Geschiedenis
Vanaf 1905 ging de Rotterdamsche Electrische Tramweg Maatschappij (RETM) het stadsvervoer verzorgen met elektrische trams, en exploiteerde de RTM uitsluitend de lijnen naar de Zuid-Hollandse Eilanden en Zeeland.
Door de opening van tram- en veerdiensten werden de tot dan toe slecht bereikbare eilanden ten zuiden van Rotterdam uit hun isolement verlost en verkregen betere verbindingen met de stad. De eerste stoomtramlijn werd geopend op 2 mei 1898 tussen Rotterdam-Zuid en de Hoeksche Waard, op 30 april 1900 gingen de eerste trams rijden op Schouwen-Duiveland. Op 1 oktober 1905 kwam de tram naar Voorne-Putten en vanaf 1 mei 1909 reden de trams ook op Goeree-Overflakkee. Daarnaast was er nog een RTM-tramdienst op Sint Philipsland en in West-Brabant (geopend op 30 april 1900).
Tussen IJsselmonde en Voorne-Putten en tussen IJsselmonde en de Hoeksche Waard reden de trams over respectievelijk de Spijkenisserbrug en de Barendrechtse brug. Tussen de andere eilanden zette de RTM veerdiensten in om de lijnen op elkaar aan te sluiten. Er werd gereden op smalspoor met een spoorwijdte van 1067 mm (Kaapspoor). De totale omvang van het smalspoornet was ongeveer 150 kilometer. De RTM kende naast het personenvervoer een omvangrijk goederenvervoer (kolen, suikerbieten, stukgoed, zuivel). In samenwerking met de NS ontwikkelde de RTM in de jaren twintig van de 20e eeuw een voorloper van het huidige containervervoer waarbij 'laadkisten' op eenvoudige wijze van een spoor- op een tramwagon overgezet konden worden.
De stoomtram van de RTM had in de volksmond een lugubere bijnaam. In verband met de vele ongelukken op de routes door druk bevolkte wijken in Rotterdam-Zuid, zoals de Beijerlandselaan en Groene Hilledijk (Hillesluis), de Putselaan (Afrikaanderwijk) en Brielselaan (Tarwewijk) en de kruising Wolphaertsbocht / Boergoensestraat op Charlois, werd hij "het moordenaartje" genoemd. In dit opzicht was de RTM niet uniek in Nederland: ook stoomtramlijnen elders, zoals de Gooische Stoomtram, hadden de bijnaam "moordenaar".
In 1941 werd op last van de Duitse bezetter de tramdienst naar Zwijndrecht gestaakt. De overige lijnen bleven nog tot in de jaren vijftig/zestig in bedrijf. Na de Tweede Wereldoorlog deed de RTM veel moeite om het tramnet in stand te houden en te moderniseren. Er kwamen 'moderne' motortrams die de stoomtrams vervingen. Ook veel rijtuigen werden gemoderniseerd. De RTM hield het veel langer vol dan de meeste andere Nederlandse stoomtrambedrijven, die (behalve de Gelderse Tram) aan het einde van de jaren veertig alle door busdiensten waren vervangen. Het beperkte wegennet op de eilanden maakte vervanging door busdiensten lange tijd onmogelijk. Ook het goederenvervoer was van grote omvang.
Na de watersnood van 1953 werden de tramlijnen van de RTM één voor één opgeheven en werd het openbaar vervoer op de eilanden meer en meer verzorgd door busdiensten en later ook door de Rotterdamse metro van de RET. Op Schouwen-Duiveland en in West-Brabant keerde de tram na 1 februari 1953 niet meer terug. De overige lijnen kwamen nog wel in bedrijf, maar in de Hoeksche Waard en op Goeree-Overflakkee werden de tramdiensten in 1956-'57 stilgelegd, waarna alleen de trams naar Voorne-Putten nog overbleven, die in 1965-'66 door busdiensten werden vervangen. Op 14 februari 1966 reed de laatste tram tussen Hellevoetsluis en Spijkenisse.
De RTM, waarvan vrijwel alle aandelen in 1964 in handen van de NS waren gekomen, bleef nog bestaan als busmaatschappij. Daarbij werd de hoofdzetel van het bedrijf verplaatst van Rotterdam naar Zierikzee. In 1978, honderd jaar na de oprichting, ging de RTM, met twee andere voormalige stoomtrambedrijven Streekvervoer Walcheren (SW) en Zeeuws-Vlaamse Tramweg-Maatschappij (ZVTM), op in de N.V. Streekvervoer Zuid-West-Nederland (ZWN), eveneens te Zierikzee.
Met het gereedkomen van de dammen van het Deltaplan verdwenen ook de veerdiensten van de RTM. Het laatste veer, tussen Zijpe en Anna Jacobapolder ging uit de vaart met de voltooiing van de Philipsdam in 1988.
Tramnet
De tramlijnen hadden het beginpunt bij de Rosestraat bij de Rotterdamse Maasbruggen op Rotterdam-Zuid, nu Kop van Zuid genoemd. Ook het hoofdkantoor was aan de Rosestraat gevestigd. De RTM reed op de volgende lijnen:
|
|
Materieel
De Rotterdamsche Tramweg Maatschappij had een grote hoeveelheid stoomtrams, motorrijtuigen, rijtuigen, goederenwagens, veren en autobussen in gebruik.
De RTM beschikte over 23 tweeassige locomotieven van het vierkante model van de Machinefabriek Breda en Werkspoor (16-22 en 25-40) en over 26 drieassige locomotieven met het machinistenhuis achter de ketel (1-6, 7-14, 47-50 en 51-58) van Werkspoor, Henschel en Orenstein & Koppel. Het rijtuigpark bestond voor een groot deel uit gesloten vierassige houten rijtuigen met tondak en betimmerd met houten schrootjes, daarnaast waren er honderden goederenwagens van diverse typen.
Stoomlocs
Drieassige locs
Serie | Aantal | Bouwjaar | Fabriek(snnummers) | Opmerkingen | Afbeelding |
---|---|---|---|---|---|
1-6 | 6 | 1905 | Werkspoor 137 - 142 | Zonder oververhitter.[1] | |
7-14 | 8 | 1908 | Werkspoor 201 - 208 | Zonder oververhitter.[1] | |
47-50 | 4 | 1913 | Henschel 11719 - 11722 | Zonder oververhitter. 50 bewaard gebleven.[1] | |
51-55 | 5 | 1916 | Orenstein & Koppel 8062 - 8066 | Met oververhitter. 54 bewaard gebleven.[1] | |
56-58 | 3 | 1920 | Orenstein & Koppel 9193 - 9195 | Met oververhitter. 56 en 57 bewaard gebleven.[1] |
Portretten van RTM-materieel
-
Houten dieselelektrische RTM-motorwagen M67 (Rosestraat, Rotterdam, 1965)
-
RTM-rijtuig AB 367 (trammuseum Hellevoetsluis, 1985)
-
RTM-rijtuig AB 334 (bij de Stoomtram Hoorn-Medemblik)
-
RTM-rijtuig AB 370 (bij de Stoomtram Hoorn-Medemblik)
-
RTM-rijtuig AB 395 (bij de Stoomtram Hoorn-Medemblik)
Stichting RTM Ouddorp
-
RTM-rijtuig AB 394
-
RTM-rijtuig AB 398
-
RTM-rijtuigen AB 1513 en B 1515
-
RTM-rijtuig BPD 1631
-
Dieselmotorwagen RTM 1602 "Reiger"
-
Dieselmotorwagen RTM 1804 "Kievit"
-
Dieselloc RTM MD 1805 "Meeuw"
-
Dieselelektrisch tramstel RTM MBD 1700 EB 1701-1702 "Sperwer"
-
Dieselloc RTM 1651 "Puttershoek"
-
RTM-postbagagewagen PD 291
-
RTM-goederenwagen 458
-
RTM-goederenwagen 700
-
RTM-bus 38 "Wasbeer" uit 1966
-
RTM-bus 88 "Oranjetip" uit 1970
-
RTM-bus 107 "Grasklokje" uit 1977
-
Van Oeveren-bus 40 uit 1986 en dieselloc RTM 1805 "Meeuw"
Trammuseum
Na opheffing van het trambedrijf bleef dankzij de in 1965 opgerichte Tramweg-Stichting een deel van het materieel bewaard in Hellevoetsluis. In 1989 verhuisde de collectie naar Ouddorp en deze is nu in beheer bij de Stichting voorheen RTM te Ouddorp. Twee rijtuigen uit de verzameling (de 370 en 395) gingen naar de SHM, die ze heeft omgespoord naar normaalspoor. De SHM heeft later van elders nog de bakken verworven van de rijtuigen 334 en 341. In het Nederlands Spoorwegmuseum te Utrecht zijn een stoomloc (57), een motorwagen (M67), twee rijtuigen (B364 en AB 417) en twee goederenwagens (458 en 635) bewaard, dit materieel is inmiddels ook ondergebracht te Ouddorp en in 2009 overgedragen aan het trammuseum.
Trivia
Dierennamen
De RTM had diesellocomotieven en motorwagens in dienst die naar vogels waren vernoemd, bijvoorbeeld de MABD 1602 "Reiger", MABD 1802 "Zwaluw", MABD 1803 "Kluut", MABD 1804 "Kievit", MD 1805 "Meeuw", MD 1806 "Bergeend" en MD 1807 "Scholekster". De naam "Sperwer" behoorde bij de MABD1801 en later bij het driewagenstel MBD 1700 EB 1701-1702. De gewoonte om dierennamen (niet alleen van vogels, maar ook van zoogdieren en vlinders) te geven aan het materieel werd bij het busbedrijf voortgezet. Zo heeft de bewaard gebleven Leyland-Verheul autobus 38 uit 1966 de naam "Wasbeer".
Zie ook
Externe links
- Trammuseum RTM Ouddorp en geschiedenis RTM
- RTM vroeger en nu
- Foto's van de RTM op flickr.com
- RTM Stoomlocomotieven. Fotopagina met RTM stoomlocomotieven op nummervolgorde
- RTM Motorrijtuigen. Een fotogalerij van de motorrijtuigen van de RTM op nummervolgorde