Naar inhoud springen

Sesklocultuur

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Zde (overleg | bijdragen) op 21 nov 2019 om 10:20. ((GR) File renamed: File:Sesklo neolithic 5300 BC, NAMA 080795.jpgFile:Sesklo and Dimini neolithic 4800 BC, NAMA 080795.jpg my mistake)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
beeldje van vrouw met kind, Sesklo

De Sesklocultuur was een neolithische cultuur, mogelijk de eerste neolithische cultuur in Europa. De cultuur is vernoemd naar de vindplaats Sesklo nabij Volos in Thessalië (Griekenland).

Eind 19e eeuw uitgevoerde opgravingen leverden niet alleen aardewerk en siervoorwerpen op, maar ook de eerste permanente nederzettingen die in Europa bekend zijn.

Oudste neolithische nederzettingen in Europa

positie van Sesklo in relatie tot de Levant en de cardiaal-impressoculturen

Het Neolithicum heeft zich in Zuid-Europa later verspreid dan in de Levant en was hier waarschijnlijk een afgeleide van. Anatolië en het Balkanschiereiland waren aanvankelijk nog met elkaar verbonden. De vroegste neolithische culturen hebben zich echter waarschijnlijk via Cyprus en de Middellandse Zeekusten verspreid. Hieruit ontstonden de cardiaal-impressoculturen.

De oudste bewoningslagen van Sesklo, proto- en pre-Sesklo genoemd, (resp. behorend tot de hoofdgroep en een meer afwijkend type) stammen uit ca. 6850 v.Chr. (+/- 600 jaar). Dit zijn de eerste neolithische nederzettingen in Europa, gekenmerkt door het beoefenen van landbouw, permanent bewoonde huizen en het gebruik van met de hand (zonder pottenbakkerswiel) gemaakt aardewerk.

Vondsten van de Sesklocultuur, ca. 5300 v. Chr., Nationaal Archeologisch Museum van Athene

In de proto-Sesklolagen werd monochroom beschilderd rood tot bruin beschilderd en geglazuurd aardewerk gemaakt. Versieringen bestonden uit eenvoudige geometrische motieven zoals zigzaglijnen, golven en ruiten. De pre-Sesklomensen maakten aardewerk dat verwantschap vertoont met de cardiaal-impressoculturen.

Men bouwde rechthoekige huizen met twee kamers op heuvels, dicht bij vruchtbare valleien. Men verbouwde vooral koren en gerst. Ook hielden ze kudden geiten en schapen, naast varkens, runderen en honden.

Door een iets latere noordelijkere migratie over land ontstond de neolithische Starčevo-Köröscultuur op het Balkanschiereiland. Na het doorbreken van de Bosporus en mogelijk mede in verband met het overstromen van grote gebieden rond de Zwarte Zee heeft het Neolithicum zich verder over de Balkan verspreid, in eerste instantie door migratie[1] en dan verder richting Noordwest-Europa grotendeels door imitatie.[2]

Zie de categorie Sesklocultuur van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Neolithicum in grote lijnen (uitklapbaar)
jaartallen gebeurtenissen
11.350 v.Chr.
IJstijd
Het Weichselien (de laatste ijstijd) raakt ten einde. In Noord-Europa is er geen ijs en sneeuw, maar toendra. De mensen in deze streken van de paleolithische Hamburgcultuur en Magdalénien, jagen op kuddes trekkende rendieren. Zelfs op mammoeten, tot zelfs op de drooggevallen Doggersbank van de Noordzee.
11.350–10.700 v.Chr.
Allerød
Dan volgt een wat warmere periode, Allerød-interstadiaal met bijna de huidige temperaturen. De mensen hier van de laatpaleolithische Federmessercultuur, Magdalénien, en Ahrensburgcultuur, jagen op rendieren. In Noord-Amerika smelten gletsjers en ontstaan reusachtige glaciale meren.
10.700 v.Chr.
Noord-Amerika
Jonge Dryas
In Noord-Amerika breekt de dam van een gigantisch stuwmeer (440.000 km²) van glaciaal smeltwater, het Agassizmeer; een enorme hoeveelheid water baant zich een weg door Amerika en stort zich in de Atlantische oceaan. Mogelijk raakt het klimaat hierdoor ontregeld.[3] De jonge Dryas breekt aan, het wordt veel kouder en droger.
9700 v.Chr.
Vruchtbare sikkel
In Zuid-Anatolië en de vruchtbare sikkel (maar ook op andere plaatsen in de wereld) zou dit de impuls kunnen zijn geweest tot het ontstaan van het neolithicum. Het land zou door de droogte en koude minder voedsel hebben opgebracht en de mensen in het Natufien en de PPNA hebben gedwongen zich te sedentariseren en gewassen te zaaien en te wieden.[4]

Volgens nieuwere inzichten was het Neolithicum 10.900 v.Chr. al stevig gevestigd in het Nabije Oosten en Zuid-Anatolië,[5] en zou er mogelijk al ca. 20.000 v.Chr. geëxperimenteerd zijn met graanveredeling.[6] In Noord-Europa waren er een kleine groep mensen die zich hadden aangepast aan de kou en de droogte.

9560 v.Chr.
Noord-Europa
De jonge Dryas houdt plotseling op. Binnen een paar decennia wordt het veel warmer. In Noord-Europa ontstaan de mesolithische Maglemosecultuur (7500 – 6000 v.Chr.) en de Kongemosecultuur (6000 – 5200 v.Chr.).
8500 – 3300 v.Chr.
Vruchtbare sikkel
In de vruchtbare sikkel wordt sinds ca. 8500 v.Chr. ook aan veeteelt gedaan, sinds ca. 6200 v.Chr. aan pottenbakken, ca. 5500 v.Chr. wordt het koper toegepast in werktuigen en wapens, ca. 4000 v.Chr. wordt het wiel uitgevonden en ca. 3300 v.Chr. het schrift.
6500 v.Chr.
Verspreiding
Het neolithicum begint zich vanuit de vruchtbare sikkel en Zuid-Anatolië te verspreiden over Europa. Mogelijk wordt deze verspreiding versneld door het onderstromen van de Zwarte Zee. Deze verspreiding gebeurt tot in de Balkan en het Middellandse Zeegebied voornamelijk door migratie,[5] maar verder richting Noordwest-Europa voornamelijk door imitatie (via sociale- en handelscontacten).[7] De nieuwe neolithici hebben de volgende vaardigheden: landbouw en veeteelt. En een paar eeuwen later ook pottenbakken. Er zijn twee verspreidingsroutes van het Neolithicum naar Europa:
  1. via het Middellandse Zeegebied
  2. via een route noordwest-waarts over de Balkan.
6500 – 5500 v.Chr.
Verspreidingsroute
De waarschijnlijke verspreidingsroute die het neolithicum in Noord-Europa bracht, zou kunnen zijn:
  1. Sesklocultuur, Griekenland, 7400 – 6200 v.Chr. Vanaf hier is de verspreiding van het neolithicum over heel Europa.
  2. Starčevo-Köröscultuur, Oost-Europa en de Balkan, 6200 – 5600 v.Chr. Hieruit is waarschijnlijk de Bandkeramische cultuur voortgekomen.
  3. 5500 v.Chr. De Bandkeramische cultuur ontstaat in o.a. Zuid-Limburg. Landbouw, veeteelt en pottenbakken worden 'afgekeken' van de neolithici van de Starčevo-Köröscultuur.
4000 – 2000 v.Chr.
Noord-Europa
  1. 3700 v.Chr. een tweede golf van uitbreidingen van het Neolithicum naar Denemarken en Engeland.[5]
  2. 3300 v.Chr. Ötzi, de ijsman van de Alpen, blijkt een koperen bijl te hebben.
  3. 3000 v.Chr. Uit die tijd is in Noord-Europa een wiel gevonden. Het is o.a. ook uitgevonden in de landen rond de Alpen.
Gevolgen Overal waar het neolithicum doordringt, veroorzaakt het grote veranderingen in de samenleving. Er komt: