Pieter 't Hoen: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Casimir (overleg | bijdragen)
k Verwijzing naar pseudoniem Pieter 't Hoen
A. ter Hoek (overleg | bijdragen)
→‎Loopbaan: aanpassingen aan tijdperk
Regel 16: Regel 16:
In november 1782 werd 't Hoen lid van de [[Patriotten]]club ''Getrouw voor het Vaderland'', een toonaangevende Utrechtse politieke vereniging, daarnaast van ''Pro Patria et Libertate'' waarvan de andere Utrechtse patriottenleider in Utrecht [[Quint Ondaatje]] lid was. Hij nam ook in november 1785 een commissie als luitenant in de Utrechtse ''[[Schutterij (historisch)|schutterij]]'' aan in het bedrijf ''Turkije''. Als zodanig raakte hij betrokken in het ''[[exercitiegenootschap]]''-beweging die belangrijk was in de patriotse politiek. ''De Post'' publiceerde een groot aantal artikelen over deze beweging in deze periode. Het werd een van de belangrijkste organen van de patriotse propaganda op deze manier.
In november 1782 werd 't Hoen lid van de [[Patriotten]]club ''Getrouw voor het Vaderland'', een toonaangevende Utrechtse politieke vereniging, daarnaast van ''Pro Patria et Libertate'' waarvan de andere Utrechtse patriottenleider in Utrecht [[Quint Ondaatje]] lid was. Hij nam ook in november 1785 een commissie als luitenant in de Utrechtse ''[[Schutterij (historisch)|schutterij]]'' aan in het bedrijf ''Turkije''. Als zodanig raakte hij betrokken in het ''[[exercitiegenootschap]]''-beweging die belangrijk was in de patriotse politiek. ''De Post'' publiceerde een groot aantal artikelen over deze beweging in deze periode. Het werd een van de belangrijkste organen van de patriotse propaganda op deze manier.


Zowel als journalist en politiek activist werd 't Hoen betrokken in het democratiseringsproces van de gemeente Utrecht en de provinciale overheid in 1784-1785, wat leidde tot het eerste democratisch gekozen stadsbestuur in de Nederlandse Republiek in augustus 1786. De aanhangers van de stadhouder, de [[Orangisme (Republiek)|Orangisten,]] vormden een rivaliserende Staten van Utrecht in december 1785, die onder de bescherming van een garnizoen van het [[Staatse leger]] die herhaaldelijk Utrecht bedreigde naar Amersfoort verhuisde. Op 9 mei 1787 nam 't Hoen met zijn bedrijf van de ''schutters'' deel in de [[Slag bij Jutphaas]] om een van die dreigende bewegingen af te slaan. Dit succes werd echter al snel gevolgd door de [[Pruisische inval|Pruisische invasie van Holland]], waarin Utrecht zonder een gevecht aan de Pruisen werd gegeven. 't Hoen volgde de patriotse troepen op hun terugtocht naar Amsterdam in september 1787. Na de val van Amsterdam op 10 oktober vluchtte 't Hoen zoals in veel andere patriotten eerst [[Brussels Hoofdstedelijk Gewest|naar Brussel]] en later naar het noorden van [[Koninkrijk Frankrijk|Frankrijk]] met zijn familie. In 1789 werd hij [[Verstek (procesrecht)|bij verstek]] tot 25 jaar verbanning veroordeeld.<ref>Ros, p. 1</ref>
Zowel als journalist en politiek activist werd 't Hoen betrokken in het democratiseringsproces van stad Utrecht en [[heerlijkheid Utrecht]] in 1784-1785, wat leidde tot het eerste democratisch gekozen stadsbestuur in de Nederlandse Republiek in augustus 1786. De aanhangers van de stadhouder, de [[Orangisme (Republiek)|Orangisten,]] vormden een rivaliserende Staten van Utrecht in december 1785, die onder de bescherming van een garnizoen van het [[Staatse leger]] die herhaaldelijk Utrecht bedreigde naar Amersfoort verhuisde. Op 9 mei 1787 nam 't Hoen met zijn bedrijf van de ''schutters'' deel in de [[Slag bij Jutphaas]] om een van die dreigende bewegingen af te slaan. Dit succes werd echter al snel gevolgd door de [[Pruisische inval|Pruisische invasie van Holland]], waarin Utrecht zonder een gevecht aan de Pruisen werd gegeven. 't Hoen volgde de patriotse troepen op hun terugtocht naar Amsterdam in september 1787. Na de val van Amsterdam op 10 oktober vluchtte 't Hoen zoals in veel andere patriotten eerst [[Brussels Hoofdstedelijk Gewest|naar Brussel]] en later naar het noorden van [[Koninkrijk Frankrijk|Frankrijk]] met zijn familie. In 1789 werd hij [[Verstek (procesrecht)|bij verstek]] tot 25 jaar verbanning veroordeeld.<ref>Ros, p. 1</ref>


In Frankrijk ontving hij een pensioen van 2.400 [[Livre|livres]] van de Franse regering als erkenning van zijn werk als journalist, dat vaak het Franse beleid had ondersteund. Hij woonde korte tijd in [[Sint-Omaars|Saint-Omer]], [[Grevelingen (stad)|Gravelines]], [[Duinkerke|Duinkerken]] en uiteindelijk in [[Waten|Watten]] in de buurt van St. Omer, waar hij lid werd van een "commune" van andere Nederlandse patriotten, net als zijn collega's [[Wybo Fijnje]] en Gerrit Paape. In deze periode bleef hij actief als journalist. Hij begon een nieuwe publicatie, getiteld ''Gedenkschriften van Martinus Scriblerus den Jongen'', dat een anti-kerkelijks karakter had. Ook werkte hij mee met de journalist Joost Vrijdag aan het bewerken van de periodieke ''Duinkerksche historische courant'', maar deze ging failliet, volgens de Vrijdag vanwege de financiële incompetentie van 't Hoen. Toen de nieuwe Franse regering in 1793 zijn pensioen beëindigde, begon 't Hoen een tabaksfabriek en verkocht zijn onroerend goed in Utrecht. Hij was zodanig succesvol als een schrijver dat hij daar van kon leven. In 1793 publiceerde hij ''Kort historisch verhaal en onzydige aanmerkingen over de gesteltenis van Braband'' (Kort historisch verhaal en neutrale opmerkingen over de situatie van Brabant) door [[Jan Frans Vonck]].
In Frankrijk ontving hij een pensioen van 2.400 [[Livre|livres]] van de Franse regering als erkenning van zijn werk als journalist, dat vaak het Franse beleid had ondersteund. Hij woonde korte tijd in [[Sint-Omaars|Saint-Omer]], [[Grevelingen (stad)|Gravelines]], [[Duinkerke|Duinkerken]] en uiteindelijk in [[Waten|Watten]] in de buurt van St. Omer, waar hij lid werd van een "commune" van andere Nederlandse patriotten, net als zijn collega's [[Wybo Fijnje]] en Gerrit Paape. In deze periode bleef hij actief als journalist. Hij begon een nieuwe publicatie, getiteld ''Gedenkschriften van Martinus Scriblerus den Jongen'', dat een anti-kerkelijks karakter had. Ook werkte hij mee met de journalist Joost Vrijdag aan het bewerken van de periodieke ''Duinkerksche historische courant'', maar deze ging failliet, volgens de Vrijdag vanwege de financiële incompetentie van 't Hoen. Toen de nieuwe Franse regering in 1793 zijn pensioen beëindigde, begon 't Hoen een tabaksfabriek en verkocht zijn onroerend goed in Utrecht. Hij was zodanig succesvol als een schrijver dat hij daar van kon leven. In 1793 publiceerde hij ''Kort historisch verhaal en onzydige aanmerkingen over de gesteltenis van Braband'' (Kort historisch verhaal en neutrale opmerkingen over de situatie van Brabant) door [[Jan Frans Vonck]].
Regel 22: Regel 22:
Ondertussen raakte 't Hoen verwikkeld in de interne strijd van de gevluchte patriotten tussen de volgelingen van [[Johan Valckenaer]] en [[Court Lambertus van Beyma]] aan de kant van Valckenaer. Samen met deze en een aantal andere Nederlanders werd hij actief in de Franse revolutionaire politiek als lid van de [[Jakobijnen|Raadsheer]]partij in Watten, maar hij hield afstand van het [[Terreur (Franse Revolutie)|Schrikbewind]] van [[Maximilien de Robespierre|Maximilien Robespierre]] c.s. Hij volgde het Franse leger dat in november 1794 en het begin van 1795 de Nederlandse Republiek veroverde, en hielp de [[Bataafse Republiek]] als de secretaris van de Voorlopige Vertegenwoordigers van het Volk van Utrecht (het Utrechts equivalent van de [[Provisionele Representanten van het Volk van Holland]]) in februari 1795. Dit werd permanent gemaakt toen hij op 17 maart 1795 secretaris van het Comité van Financiën werd. Op 18 april 1796 werd hij benoemd tot secretaris van het nieuwe provinciebestuur van Utrecht. Ondertussen had hij ook een nieuw tijdschrift opgericht, ''De Nieuwe Post van den Neder-Rhijn''. Dit weekblad zou 260 edities hebben met een oplage van 1.400 exemplaren tussen 10 maart 1795 en 6 december 1799.
Ondertussen raakte 't Hoen verwikkeld in de interne strijd van de gevluchte patriotten tussen de volgelingen van [[Johan Valckenaer]] en [[Court Lambertus van Beyma]] aan de kant van Valckenaer. Samen met deze en een aantal andere Nederlanders werd hij actief in de Franse revolutionaire politiek als lid van de [[Jakobijnen|Raadsheer]]partij in Watten, maar hij hield afstand van het [[Terreur (Franse Revolutie)|Schrikbewind]] van [[Maximilien de Robespierre|Maximilien Robespierre]] c.s. Hij volgde het Franse leger dat in november 1794 en het begin van 1795 de Nederlandse Republiek veroverde, en hielp de [[Bataafse Republiek]] als de secretaris van de Voorlopige Vertegenwoordigers van het Volk van Utrecht (het Utrechts equivalent van de [[Provisionele Representanten van het Volk van Holland]]) in februari 1795. Dit werd permanent gemaakt toen hij op 17 maart 1795 secretaris van het Comité van Financiën werd. Op 18 april 1796 werd hij benoemd tot secretaris van het nieuwe provinciebestuur van Utrecht. Ondertussen had hij ook een nieuw tijdschrift opgericht, ''De Nieuwe Post van den Neder-Rhijn''. Dit weekblad zou 260 edities hebben met een oplage van 1.400 exemplaren tussen 10 maart 1795 en 6 december 1799.


In dit nieuwe tijdschrift publiceerde hij een ontwerp voor een nieuwe grondwet voor de Bataafse Republiek die zeer "[[Unitarisme (patriottentijd)|unitarisch]]" was omdat het voorstelde de federale structuur van de Republiek af te schaffen. Dit was een belangrijk probleem in die dagen. De strijd tussen de "Federalisten" en "Unitariërs" zou in januari 1798 culmineren in een [[staatsgreep]], die de Unitariërs aan de macht bracht. 't Hoen ondersteunde dit omverwerpen van de politieke orde. Hij werd als gevolg benoemd tot secretaris van de nieuwe regionale regering, die in 1799 de oude provincies Utrecht en een deel van [[Gelderland]] verving door een [[Departement van de Rijn]] die beide omvatte. In dezelfde periode bevorderde 't Hoen in ''De Nieuwe Post'' religieuze emancipatie van dissidenten en rooms-katholieken, die onder de oude Republiek gediscrimineerd werden tegenover leden van de [[Nederlandse Hervormde Kerk]].
In dit nieuwe tijdschrift publiceerde hij een ontwerp voor een nieuwe grondwet voor de Bataafse Republiek die zeer "[[Unitarisme (patriottentijd)|unitarisch]]" was omdat het voorstelde de federale structuur van de Republiek af te schaffen. Dit was een belangrijk probleem in die dagen. De strijd tussen de "Federalisten" en "Unitariërs" zou in januari 1798 culmineren in een [[staatsgreep]], die de Unitariërs aan de macht bracht. 't Hoen ondersteunde dit omverwerpen van de politieke orde. Hij werd als gevolg hiervan benoemd tot secretaris van de nieuwe regionale regering, die in 1799 delen van de oude gewesten Utrecht, [[Graafschap Holland|Holland]] en [[Hertogdom Gelderland|Gelderland]] verving door een [[Departement van de Rijn]]. In dezelfde periode bevorderde 't Hoen in ''De Nieuwe Post'' religieuze emancipatie van dissidenten en rooms-katholieken, die onder de oude Republiek gediscrimineerd werden tegenover leden van de [[Nederlandse Hervormde Kerk]].


In de zomer van 1799 kreeg 't Hoen het als secretaris van de departementale overheid druk met defensieve maatregelen in verband met een dreigende invasie door de Orangist-emigranten uit Duitsland, ter ondersteuning van het [[Brits-Russische expeditie naar Noord-Holland]]. Om die reden werd hij gedwongen zijn werk voor ''De Nieuwe Post'' te verwaarlozen en dit veroorzaakte de beëindiging van de publicatie in december 1799.
In de zomer van 1799 kreeg 't Hoen het als secretaris van de departementale overheid druk met defensieve maatregelen in verband met een dreigende invasie door de Orangist-emigranten uit Duitsland, ter ondersteuning van het [[Brits-Russische expeditie naar Noord-Holland]]. Om die reden werd hij gedwongen zijn werk voor ''De Nieuwe Post'' te verwaarlozen en dit veroorzaakte de beëindiging van de publicatie in december 1799.

Versie van 28 nov 2018 17:01

Dit artikel gaat over de 18e eeuwse journalist. Voor de schrijver die het pseudoniem Pieter 't Hoen tijdens de tweede wereldoorlog gebruikte zie Frans Goedhart
Portret van de Nederlandse Patriot journalist, dichter en politicus Pieter 't Hoen (1744-1828) door Reinier Vinkeles

Pieter 't Hoen (gedoopt 18 oktober 1744 in Utrecht9 januari 1828 in Amersfoort) was een Nederlands journalist, dichter en politicus die een belangrijke rol speelde tijdens de Patriottentijd als de redacteur van De Post van den Neder-Rhijn.

Persoonlijke leven

't Hoen was de zoon van de Utrechtse kruidenier en kaashandelaar Reinier 't Hoen en Johanna Masman. Hij begon zijn studie aan de elite Hiëronymusschool (een Latijnse school in Utrecht) in 1755, maar was zo onhandelbaar dat zijn vader hem op 29 december 1761 naar een tuchtschool genaamd De Vurige Kolom stuurde. Hier mocht hij in november 1762 weer van vertrekken. In april 1763 trouwde hij met de toen zeventienjarige Annemietje Nihof, dochter van een Leidse textielkoopman. Ze zouden bijna 63 jaar gehuwd blijven en tussen 1764 en 1781 vier zonen en vier dochters krijgen. Het paar trok in bij zijn ouders op de Neude in Utrecht. Waarschijnlijk heeft hij in het bedrijf van zijn vader gewerkt tot 1777.[1]

Loopbaan

Als compensatie voor zijn afgebroken schoolopleiding hield 't Hoen zich in zijn vrije tijd met zelfstudie bezig. Hij probeerde ook toegang te krijgen tot de literaire kringen van zijn tijd, wat moeilijk was voor iemand zonder wetenschappelijke referenties. Hij deed daarom een poging om de aandacht te trekken van de Leidse dichter Johannes le Francq van Berkheij door het schrijven van een Ode gewijd aan deze persoon in oktober 1774. De dichter nam hem inderdaad onder zijn hoede en introduceerde hem in hogere kringen. Samen met twaalf andere amateurs richtte 't Hoen de Utrechtse vereniging voor poëzie Volmaakter deur den tijd op. In de volgende jaren werd hij een succesvol schrijver van poëzie (in het bijzonder kinderrijm[Noot 1]) en toneelstukken. Nadat hij een sinecure kreeg in de vorm van het rentmeesterschap van het Collegium Willebrordi, een internaat verbonden aan de Hiëronymusschool, in maart 1777, had hij meer tijd om zich te wijden aan zijn literaire werk.[Noot 2] Het bureau gaf hem ook toegang tot de wereld van de Utrechtse regenten en de Utrechtse politiek.

Tussen 1778 en 1780 schreef hij een aantal moraliserende en politieke essays onder het pseudoniem J. A. Schasz, M. D.[Noot 3] Hij schreef ook vier politieke komedies, geïnspireerd door de Amerikaanse Revolutie en de Amerikaanse Revolutionaire Oorlog, met een anti-Britse tenor, onder dit pseudoniem. Deze stukken waren populair onder de pro-Amerikaanse burgerij van de Nederlandse Republiek op dit moment. De gevoelens werden niet gedeeld door het regime van stadhouder Willem V, Prins van Oranje, die verwant was aan de Britse koning George III van het Verenigd Koninkrijk[Noot 4] en daarom de voorkeur aan een pro-Brits en anti-Amerikaans/Frans beleid gaf. Ondanks dit officiële beleid van de Republiek was Groot-Brittannië zo ontevreden met een aantal aspecten van het Nederlandse pro-Amerikaanse beleid dat het de oorlog aan de Republiek verklaarde in December 1780. Deze oorlog liep niet goed voor de Nederlanders, en de bevolking gaf de schuld aan de stadhouder. 't Hoen deelde deze mening en begon op 20 januari 1781 met een publicatie, getiteld De Post van den Neder-Rhijn, die in de volgende zes jaar een doorn in de zijde van het regime van de stadhouder zou zijn.[Noot 5]

De Post werd gepubliceerd door de drukkersfirma G. T. van Paddenburg En Zoon in Utrecht (die zijn eigen naam gebruikte). De meeste van de medewerkers van het tijdschrift (dat wekelijks gepubliceerd werd in een formaat van 8 octavo's en 1 1/2 stuiver kostte) gebruikten echter pseudoniemen, vanwege het risico van vervolging wegens "opruiing". Het weekblad genoot al snel een grote oplage (2400 exemplaren per nummer) in heel Nederland, waarschijnlijk vanwege de gematigde en met redenen omkleedde presentatie van radicale standpunten.[Noot 6] Het werd één van de toonaangevende Patriottentijdschriften in Utrecht, met een grote politieke invloed.

In november 1782 werd 't Hoen lid van de Patriottenclub Getrouw voor het Vaderland, een toonaangevende Utrechtse politieke vereniging, daarnaast van Pro Patria et Libertate waarvan de andere Utrechtse patriottenleider in Utrecht Quint Ondaatje lid was. Hij nam ook in november 1785 een commissie als luitenant in de Utrechtse schutterij aan in het bedrijf Turkije. Als zodanig raakte hij betrokken in het exercitiegenootschap-beweging die belangrijk was in de patriotse politiek. De Post publiceerde een groot aantal artikelen over deze beweging in deze periode. Het werd een van de belangrijkste organen van de patriotse propaganda op deze manier.

Zowel als journalist en politiek activist werd 't Hoen betrokken in het democratiseringsproces van stad Utrecht en heerlijkheid Utrecht in 1784-1785, wat leidde tot het eerste democratisch gekozen stadsbestuur in de Nederlandse Republiek in augustus 1786. De aanhangers van de stadhouder, de Orangisten, vormden een rivaliserende Staten van Utrecht in december 1785, die onder de bescherming van een garnizoen van het Staatse leger die herhaaldelijk Utrecht bedreigde naar Amersfoort verhuisde. Op 9 mei 1787 nam 't Hoen met zijn bedrijf van de schutters deel in de Slag bij Jutphaas om een van die dreigende bewegingen af te slaan. Dit succes werd echter al snel gevolgd door de Pruisische invasie van Holland, waarin Utrecht zonder een gevecht aan de Pruisen werd gegeven. 't Hoen volgde de patriotse troepen op hun terugtocht naar Amsterdam in september 1787. Na de val van Amsterdam op 10 oktober vluchtte 't Hoen zoals in veel andere patriotten eerst naar Brussel en later naar het noorden van Frankrijk met zijn familie. In 1789 werd hij bij verstek tot 25 jaar verbanning veroordeeld.[2]

In Frankrijk ontving hij een pensioen van 2.400 livres van de Franse regering als erkenning van zijn werk als journalist, dat vaak het Franse beleid had ondersteund. Hij woonde korte tijd in Saint-Omer, Gravelines, Duinkerken en uiteindelijk in Watten in de buurt van St. Omer, waar hij lid werd van een "commune" van andere Nederlandse patriotten, net als zijn collega's Wybo Fijnje en Gerrit Paape. In deze periode bleef hij actief als journalist. Hij begon een nieuwe publicatie, getiteld Gedenkschriften van Martinus Scriblerus den Jongen, dat een anti-kerkelijks karakter had. Ook werkte hij mee met de journalist Joost Vrijdag aan het bewerken van de periodieke Duinkerksche historische courant, maar deze ging failliet, volgens de Vrijdag vanwege de financiële incompetentie van 't Hoen. Toen de nieuwe Franse regering in 1793 zijn pensioen beëindigde, begon 't Hoen een tabaksfabriek en verkocht zijn onroerend goed in Utrecht. Hij was zodanig succesvol als een schrijver dat hij daar van kon leven. In 1793 publiceerde hij Kort historisch verhaal en onzydige aanmerkingen over de gesteltenis van Braband (Kort historisch verhaal en neutrale opmerkingen over de situatie van Brabant) door Jan Frans Vonck.

Ondertussen raakte 't Hoen verwikkeld in de interne strijd van de gevluchte patriotten tussen de volgelingen van Johan Valckenaer en Court Lambertus van Beyma aan de kant van Valckenaer. Samen met deze en een aantal andere Nederlanders werd hij actief in de Franse revolutionaire politiek als lid van de Raadsheerpartij in Watten, maar hij hield afstand van het Schrikbewind van Maximilien Robespierre c.s. Hij volgde het Franse leger dat in november 1794 en het begin van 1795 de Nederlandse Republiek veroverde, en hielp de Bataafse Republiek als de secretaris van de Voorlopige Vertegenwoordigers van het Volk van Utrecht (het Utrechts equivalent van de Provisionele Representanten van het Volk van Holland) in februari 1795. Dit werd permanent gemaakt toen hij op 17 maart 1795 secretaris van het Comité van Financiën werd. Op 18 april 1796 werd hij benoemd tot secretaris van het nieuwe provinciebestuur van Utrecht. Ondertussen had hij ook een nieuw tijdschrift opgericht, De Nieuwe Post van den Neder-Rhijn. Dit weekblad zou 260 edities hebben met een oplage van 1.400 exemplaren tussen 10 maart 1795 en 6 december 1799.

In dit nieuwe tijdschrift publiceerde hij een ontwerp voor een nieuwe grondwet voor de Bataafse Republiek die zeer "unitarisch" was omdat het voorstelde de federale structuur van de Republiek af te schaffen. Dit was een belangrijk probleem in die dagen. De strijd tussen de "Federalisten" en "Unitariërs" zou in januari 1798 culmineren in een staatsgreep, die de Unitariërs aan de macht bracht. 't Hoen ondersteunde dit omverwerpen van de politieke orde. Hij werd als gevolg hiervan benoemd tot secretaris van de nieuwe regionale regering, die in 1799 delen van de oude gewesten Utrecht, Holland en Gelderland verving door een Departement van de Rijn. In dezelfde periode bevorderde 't Hoen in De Nieuwe Post religieuze emancipatie van dissidenten en rooms-katholieken, die onder de oude Republiek gediscrimineerd werden tegenover leden van de Nederlandse Hervormde Kerk.

In de zomer van 1799 kreeg 't Hoen het als secretaris van de departementale overheid druk met defensieve maatregelen in verband met een dreigende invasie door de Orangist-emigranten uit Duitsland, ter ondersteuning van het Brits-Russische expeditie naar Noord-Holland. Om die reden werd hij gedwongen zijn werk voor De Nieuwe Post te verwaarlozen en dit veroorzaakte de beëindiging van de publicatie in december 1799.

De staatsgreep van september 1801 bracht een conservatiever regime in de Bataafse Republiek aan de macht, die in het bijzonder oud-Orangisten aantrok. 't Hoen verloor zijn post als secretaris en werd gedegradeerd tot Commies (griffier), met een grote vermindering van zijn salaris in 1802. 't Hoen verloor zijn politieke invloed en werd weer een gewoon burger. Hij begon weer met het schrijven van toneelstukken, maar stopte met zijn literaire werk in 1806.

In 1811 (na de annexatie van Nederland door het Eerste Franse Keizerrijk) slaagde 't Hoen erin een post als griffier van het gerecht in Amersfoort te krijgen. Hij en zijn vrouw woonden in een comfortabel huis in deze stad tot hun dood (zijn vrouw overleed in 1826). Zijn laatste jaren waren moeilijk vanwege financiële problemen en omdat zes van zijn kinderen eerder dan hij stierven. Hijzelf overleed op 9 januari 1828 op een leeftijd van 83 jaar.

Werken

  • Het Boeren Gezelschap van de Gehekelde Hekelaars (spelen, 1775)
  • Nieuwe proeve van klijne gedichten voor kinderen (kindergedichten, 1778-1779)
  • Jurjen Lankbein. Van de Mof-commis (farce, 1778)
  • Het Engelsche en Amerikaansche kaart-spel (politieke comedy, 1778)
  • De verdrukte wildeman (politieke comedy, 1778)
  • De misrekening (politieke comedy, 1778)
  • De Geplaagde Hollander (politieke comedy, 1778)
  • Het Verdrag (politieke comedy, 1778)
  • (Als "Taco Brans"), Catechismus der natuur, ten gebruike van kinderen (kinderboek, 1779)
  • Holdwich. Van de Mof, commis deur bedrog (farce, 1779)
  • Ter glorierijke nagedachtenis van van Bentinck (essay, 1781)
  • Nieuwe spectatoriaalse schouwburg, behelzende oorspronkelijke toneelstukken ter verbetering der Nederduitsche zeden (speelt, 2 vols., 1782-1789)
  • De Vlugtende Wysgeer (brieven, c. 1790)
  • Vaderlandsche schouwburg, bevattende oorspronglijke toneelstukken (speelt, 3 vols., 1790-1793)
  • Godefroy de Dwingeland van de Redder van zijn vaderland (spelen, 1793)
  • Het verjaaringsfeest, van de te Amiens vreede geslooten (spelen, 1803)
  • Mars in de boeyen van het herstel van den vreede (spelen, 1803)
  • Fabelen en kleine gedichten voor kinderen (kindergedichten, 1803))

Noten en referenties

Noten

  1. 't Hoen wordt door literaire critici als een volgeling van Hieronymus van Alphen beschouwd en niet een bijzonder goede; Cf. Ros, pp. 1-3
  2. Een van de voordelen van deze baan was dat het hem een appartement in het gebouw van het internaat gaf.
  3. Volgens Theeuwen werd dit pseudoniem later toegeëigend door de patriotse journalist Gerrit Paape. Echter, Ros beweert dat dit pseudoniem altijd al van Paape was en dat de vroege stukken met dit pseudoniem ook door Paape geschreven waren. Cf. Ros, p. 2
  4. Hij was een kleinzoon van koning George II van Groot-Brittannië, net als George III zelf, door zijn moeder Anna van Hannover.
  5. Een van de scoops van De Post was de publicatie van de geheime Akte van Consulentschap in 1784.
  6. Het was niet zo'n schandaalblad als sommige andere bladen, zoals de Politieke Kruyer uit Amsterdam.

Referenties

  1. Theeuwen, 't Hoen.
  2. Ros, p. 1

Bronnen