Ontsteking (geneeskunde): verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
StrepuBot (overleg | bijdragen)
k Commonscat linkfix;
Regel 3: Regel 3:
Een '''ontsteking''' of '''inflammatie''' is een reactie van het lichaam op beschadiging van [[weefsel (biologie)|weefsel]], die dikwijls het gevolg is van prikkels van buiten. De prikkel is vaak [[micro-organisme|microbiologisch]] van aard, dat wil zeggen een [[infectie]] door een [[bacteriën|bacterie]], een [[virus (biologie)|virus]] of een [[schimmels|schimmel]]. Daarnaast kan aanraking met een irriterende chemische stof, of blootstelling aan hitte, [[Ionisatie|ioniserende]] straling, of [[Ultraviolet|UV-straling]] tot ontstekingen leiden. Ook het met een [[insectenbeet]] ingespoten [[vergif|gif]] kan een ontstekingsreactie oproepen. Een ontsteking dient om de eventuele ''[[agens (stof)|agens]]'', dat wil zeggen het schadelijke micro-organisme of de schadelijke stof, te verwijderen, en om weefselschade te herstellen.
Een '''ontsteking''' of '''inflammatie''' is een reactie van het lichaam op beschadiging van [[weefsel (biologie)|weefsel]], die dikwijls het gevolg is van prikkels van buiten. De prikkel is vaak [[micro-organisme|microbiologisch]] van aard, dat wil zeggen een [[infectie]] door een [[bacteriën|bacterie]], een [[virus (biologie)|virus]] of een [[schimmels|schimmel]]. Daarnaast kan aanraking met een irriterende chemische stof, of blootstelling aan hitte, [[Ionisatie|ioniserende]] straling, of [[Ultraviolet|UV-straling]] tot ontstekingen leiden. Ook het met een [[insectenbeet]] ingespoten [[vergif|gif]] kan een ontstekingsreactie oproepen. Een ontsteking dient om de eventuele ''[[agens (stof)|agens]]'', dat wil zeggen het schadelijke micro-organisme of de schadelijke stof, te verwijderen, en om weefselschade te herstellen.


Een [[slijmbeursontsteking]], een vorm van [[Repetitive strain injury|RSI]], is een voorbeeld van een (gewrichts)ontsteking die niet het gevolg is een prikkel van buiten, maar van [[anatomie|mechanische]] overbelasting (met weefselbeschadiging als gevolg) van een [[gewricht]]. Gewrichtsontstekingen kunnen daarnaast ook optreden door een (ongewenste) [[Auto-immuunziekte|auto-immuun]]reactie van het lichaam, bijvoorbeeld bij [[reuma]].
Een [[slijmbeursontsteking]], een vorm van [[Repetitive strain injury|RSI]], is een voorbeeld van een (gewrichts)ontsteking die niet het gevolg is een prikkel van buiten, maar van [[anatomie|mechanische]] overbelasting (met weefselbeschadiging als gevolg) van een [[gewricht]]. Gewrichtsontstekingen kunnen daarnaast ook optreden door een (ongewenste) [[Auto-immuunziekte|auto-immuunreactie]] van het lichaam, bijvoorbeeld bij [[reuma]].


== Historische indeling ==
== Historische indeling ==
Al in de eerste eeuw voor Christus was een aantal [[symptoom|kenmerken]] van ontsteking bekend. Deze symptomen zijn door de Romein [[Aulus Cornelius Celsus|Celsus]] beschreven als:
Al in de eerste eeuw voor Christus was een aantal [[symptoom|kenmerken]] van ontsteking bekend. Deze symptomen zijn door de Romein [[Aulus Cornelius Celsus|Celsus]] beschreven als:
* ''dolor'' (lokale pijn),
* ''dolor'' (lokale pijn),
* ''calor'' (lokale warmte),
* ''calor'' (lokale warmte),
* ''tumor'' (lokale zwelling) en
* ''tumor'' (lokale zwelling) en
* ''rubor'' (lokale roodheid) genoemd.
* ''rubor'' (lokale roodheid) genoemd.
In de negentiende eeuw werd door de Duitse [[patholoog]] [[Rudolf Virchow]] een vijfde ontstekingskenmerk toegevoegd, namelijk:
In de negentiende eeuw werd door de Duitse [[patholoog]] [[Rudolf Virchow]] een vijfde ontstekingskenmerk toegevoegd, namelijk:
* ''functio laesa'' ([[levenstaak|functie]]verlies).
* ''functio laesa'' ([[levenstaak|functieverlies]]).
Deze vijf symptomen treden vooral op bij een ''acute'' ontsteking, en minder, of niet, bij een ''chronische'' ontsteking. Een acute ontsteking treedt meteen na de weefselbeschadiging op en duurt meestal niet langer dan enkele dagen. Van een chronische ontsteking is sprake als deze langer dan drie maanden aanhoudt.
Deze vijf symptomen treden vooral op bij een ''acute'' ontsteking, en minder, of niet, bij een ''chronische'' ontsteking. Een acute ontsteking treedt meteen na de weefselbeschadiging op en duurt meestal niet langer dan enkele dagen. Van een chronische ontsteking is sprake als deze langer dan drie maanden aanhoudt.


Regel 20: Regel 20:
* '''exsudatie''': uittreden van vocht uit de [[bloedbaan]], als gevolg van een verhoogde doorlaatbaarheid ([[permeabiliteit (materiaal)|permeabiliteit]]) van de vaatwand van de haarvaten. Ook exsudatie vindt plaats onder de invloed van histamine en bradykinine. De openingen tussen de (eenlagige) [[endotheel]]cellen waaruit de haarvatwanden zijn gevormd, worden groter door de vasoactieve mediatoren, en ook de [[hydrostatische druk]] in de capillairen stijgt, waardoor er meer vocht de bloedvaten verlaat dan normaal. Door de verhoogde permeabiliteit van de haarvatwanden verlaten ook [[albumine|eiwitten]], die normaalgesproken zorg dragen voor de [[osmotische druk|osmotische (of oncotische) druk]], de bloedbaan, en daarmee daalt de terugresorptie van bloed vanuit de capillairen naar de bloedbaan. Dit betekent dat er meer vocht achterblijft in het ontstoken weefsel, wat ontstekings[[oedeem]] genoemd wordt. Meer weefselvocht betekent dat er een onderhuidse zwelling of ''tumor'' optreedt bij de ontsteking.
* '''exsudatie''': uittreden van vocht uit de [[bloedbaan]], als gevolg van een verhoogde doorlaatbaarheid ([[permeabiliteit (materiaal)|permeabiliteit]]) van de vaatwand van de haarvaten. Ook exsudatie vindt plaats onder de invloed van histamine en bradykinine. De openingen tussen de (eenlagige) [[endotheel]]cellen waaruit de haarvatwanden zijn gevormd, worden groter door de vasoactieve mediatoren, en ook de [[hydrostatische druk]] in de capillairen stijgt, waardoor er meer vocht de bloedvaten verlaat dan normaal. Door de verhoogde permeabiliteit van de haarvatwanden verlaten ook [[albumine|eiwitten]], die normaalgesproken zorg dragen voor de [[osmotische druk|osmotische (of oncotische) druk]], de bloedbaan, en daarmee daalt de terugresorptie van bloed vanuit de capillairen naar de bloedbaan. Dit betekent dat er meer vocht achterblijft in het ontstoken weefsel, wat ontstekings[[oedeem]] genoemd wordt. Meer weefselvocht betekent dat er een onderhuidse zwelling of ''tumor'' optreedt bij de ontsteking.
* '''infiltratie of diapedese''' van [[leukocyt]]en (witte bloedcellen) uit de bloedbaan, ter plaatse van de ontsteking. Als eerste treden [[granulocyt]]en uit (na 24-48 uur), en daarna de [[monocyt]]en (of [[macrofagen]]) en de [[plasmacel]]len. Dit gebeurt onder invloed van stoffen ([[cytokine]]s), die worden afgegeven door [[endotheel]]cellen, door cellen bij de ontstekingshaard van [[bacteriën]] of door beschadigde eigen cellen. De leukocyten zorgen in het ontstoken weefsel voor [[fagocytose]] van de dode cellen of van de [[pathogeen|ziekteverwekkers]], en breken deze vervolgens af. Er kan sprake zijn van een [[afweer#Aspecifieke afweer|aspecifieke]] of van een [[afweer#Specifieke afweer|specifieke reactie]] van de leukocyten. Granulocyten (bij een ontsteking vooral [[neutrofiel]]en) en macrofagen zorgen voor de ''aspecifieke'' afweer; [[lymfocyt]]en, waaronder plasmacellen, zijn betrokken bij een ''specifieke'' reactie middels [[antigeen]]-herkenning. Bij een ontsteking zijn dus verschillende typen leukocyten bezig in het weefsel, er is sprake van een verhoogde cellulaire activiteit. Deze leidt tot een verhoogd energieverbruik en daarmee tot een toegenomen warmteproductie in het ontstoken weefsel: de zogeheten ''calor'', een van de vijf ontstekingskenmerken.
* '''infiltratie of diapedese''' van [[leukocyt]]en (witte bloedcellen) uit de bloedbaan, ter plaatse van de ontsteking. Als eerste treden [[granulocyt]]en uit (na 24-48 uur), en daarna de [[monocyt]]en (of [[macrofagen]]) en de [[plasmacel]]len. Dit gebeurt onder invloed van stoffen ([[cytokine]]s), die worden afgegeven door [[endotheel]]cellen, door cellen bij de ontstekingshaard van [[bacteriën]] of door beschadigde eigen cellen. De leukocyten zorgen in het ontstoken weefsel voor [[fagocytose]] van de dode cellen of van de [[pathogeen|ziekteverwekkers]], en breken deze vervolgens af. Er kan sprake zijn van een [[afweer#Aspecifieke afweer|aspecifieke]] of van een [[afweer#Specifieke afweer|specifieke reactie]] van de leukocyten. Granulocyten (bij een ontsteking vooral [[neutrofiel]]en) en macrofagen zorgen voor de ''aspecifieke'' afweer; [[lymfocyt]]en, waaronder plasmacellen, zijn betrokken bij een ''specifieke'' reactie middels [[antigeen]]-herkenning. Bij een ontsteking zijn dus verschillende typen leukocyten bezig in het weefsel, er is sprake van een verhoogde cellulaire activiteit. Deze leidt tot een verhoogd energieverbruik en daarmee tot een toegenomen warmteproductie in het ontstoken weefsel: de zogeheten ''calor'', een van de vijf ontstekingskenmerken.
* '''celgroei''': [[proliferatie (cel)|proliferatie]] van onder andere [[fibroblast]]en, met als doel weefselherstel. Roodheid kan ook in deze fase, in het herstellende- of [[granulatieweefsel]], optreden, wanneer, onder invloed van [[groeifactor]]en, vermenigvuldiging (proliferatie) van bloedvaatjes in het weefsel plaatsvindt.
* '''celgroei''': [[proliferatie (cel)|proliferatie]] van onder andere [[fibroblast]]en, met als doel weefselherstel. Roodheid kan ook in deze fase, in het herstellende- of [[granulatieweefsel]], optreden, wanneer, onder invloed van [[groeifactor]]en, vermenigvuldiging (proliferatie) van bloedvaatjes in het weefsel plaatsvindt.
Soms kan het aangetaste weefsel hersteld worden tot de oorspronkelijke staat, maar soms heeft het weefsel geen [[regeneratie (biologie)|regeneratie]]-capaciteit, of is de regeneratiecapaciteit niet voldoende om alle schade te herstellen. In dat geval zal het beschadigde weefsel vervangen worden door [[bindweefsel]], wat zichtbaar blijft als [[Litteken (huid)|litteken]]. Het ontstaan van littekenweefsel, na genezing van een ontstekingsreactie, is dus afhankelijk van de mogelijkheid tot weefselregeneratie, wat weer bepaald wordt door het type cellen. [[Labiele cel]]len (bijvoorbeeld [[epitheelcel]]len) delen voortdurend en hebben daardoor een grote regeneratiecapaciteit. [[Stabiele cel]]len (onder andere de [[endotheel]]cellen, de [[Glad spierweefsel|gladde spiercellen]] en de [[levercel]]len) delen normaal gesproken niet, maar bij beschadiging van omliggend weefsel komen ze wel in de [[celcyclus]] terecht. Deze cellen hebben dus ook een goede regeneratiecapaciteit. [[Permanente cel]]len (zoals de [[neuron]]en en de [[Dwarsgestreept spierweefsel|dwarsgestreepte spiercellen]] van het skelet en het [[hart]]) kunnen niet [[celdeling|delen]] en hebben dus ook geen regeneratiecapaciteit. Bij deze cellen zal, na beschadiging, vervanging van oorspronkelijk weefsel door bindweefsel plaatsvinden, wat kan leiden tot functieverlies (''functio laesa'').
Soms kan het aangetaste weefsel hersteld worden tot de oorspronkelijke staat, maar soms heeft het weefsel geen [[regeneratie (biologie)|regeneratie]]-capaciteit, of is de regeneratiecapaciteit niet voldoende om alle schade te herstellen. In dat geval zal het beschadigde weefsel vervangen worden door [[bindweefsel]], wat zichtbaar blijft als [[Litteken (huid)|litteken]]. Het ontstaan van littekenweefsel, na genezing van een ontstekingsreactie, is dus afhankelijk van de mogelijkheid tot weefselregeneratie, wat weer bepaald wordt door het type cellen. [[Labiele cel]]len (bijvoorbeeld [[epitheelcel]]len) delen voortdurend en hebben daardoor een grote regeneratiecapaciteit. [[Stabiele cel]]len (onder andere de [[endotheel]]cellen, de [[Glad spierweefsel|gladde spiercellen]] en de [[levercel]]len) delen normaal gesproken niet, maar bij beschadiging van omliggend weefsel komen ze wel in de [[celcyclus]] terecht. Deze cellen hebben dus ook een goede regeneratiecapaciteit. [[Permanente cel]]len (zoals de [[neuron]]en en de [[Dwarsgestreept spierweefsel|dwarsgestreepte spiercellen]] van het skelet en het [[hart]]) kunnen niet [[celdeling|delen]] en hebben dus ook geen regeneratiecapaciteit. Bij deze cellen zal, na beschadiging, vervanging van oorspronkelijk weefsel door bindweefsel plaatsvinden, wat kan leiden tot functieverlies (''functio laesa'').


Regel 34: Regel 34:
* [[Longontsteking]]
* [[Longontsteking]]
* [[Vestibulitis nasalis]]
* [[Vestibulitis nasalis]]
{{Commonscat|Inflammation}}
{{Commonscat}}


[[Categorie:Aandoening]]
[[Categorie:Aandoening]]

Versie van 14 jul 2020 09:02

Esculaap Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.

Een ontsteking of inflammatie is een reactie van het lichaam op beschadiging van weefsel, die dikwijls het gevolg is van prikkels van buiten. De prikkel is vaak microbiologisch van aard, dat wil zeggen een infectie door een bacterie, een virus of een schimmel. Daarnaast kan aanraking met een irriterende chemische stof, of blootstelling aan hitte, ioniserende straling, of UV-straling tot ontstekingen leiden. Ook het met een insectenbeet ingespoten gif kan een ontstekingsreactie oproepen. Een ontsteking dient om de eventuele agens, dat wil zeggen het schadelijke micro-organisme of de schadelijke stof, te verwijderen, en om weefselschade te herstellen.

Een slijmbeursontsteking, een vorm van RSI, is een voorbeeld van een (gewrichts)ontsteking die niet het gevolg is een prikkel van buiten, maar van mechanische overbelasting (met weefselbeschadiging als gevolg) van een gewricht. Gewrichtsontstekingen kunnen daarnaast ook optreden door een (ongewenste) auto-immuunreactie van het lichaam, bijvoorbeeld bij reuma.

Historische indeling

Al in de eerste eeuw voor Christus was een aantal kenmerken van ontsteking bekend. Deze symptomen zijn door de Romein Celsus beschreven als:

  • dolor (lokale pijn),
  • calor (lokale warmte),
  • tumor (lokale zwelling) en
  • rubor (lokale roodheid) genoemd.

In de negentiende eeuw werd door de Duitse patholoog Rudolf Virchow een vijfde ontstekingskenmerk toegevoegd, namelijk:

Deze vijf symptomen treden vooral op bij een acute ontsteking, en minder, of niet, bij een chronische ontsteking. Een acute ontsteking treedt meteen na de weefselbeschadiging op en duurt meestal niet langer dan enkele dagen. Van een chronische ontsteking is sprake als deze langer dan drie maanden aanhoudt.

Fasen van ontsteking

Bij een ontsteking wordt een aantal fasen onderscheiden, achtereenvolgens:

  • hyperemie: versterkte doorbloeding. Hyperemie wordt veroorzaakt door vaatverwijdende stoffen en vasoactieve mediatoren), waarvan histamine en bradykinine de belangrijkste zijn. Aan de veneuze kant (de kant van de aderen) van de haarvaten ontstaat een verhoogde doorbloeding, en door de vaatverwijding wordt de “flow” (stroomsnelheid) van het bloed verlaagd. Doordat er meer bloed in het ontstoken gebied komt, zal het weefsel roodgekleurd (rubor) en warm (calor) worden en kunnen meer cellen voor de afweer zorgen.
  • exsudatie: uittreden van vocht uit de bloedbaan, als gevolg van een verhoogde doorlaatbaarheid (permeabiliteit) van de vaatwand van de haarvaten. Ook exsudatie vindt plaats onder de invloed van histamine en bradykinine. De openingen tussen de (eenlagige) endotheelcellen waaruit de haarvatwanden zijn gevormd, worden groter door de vasoactieve mediatoren, en ook de hydrostatische druk in de capillairen stijgt, waardoor er meer vocht de bloedvaten verlaat dan normaal. Door de verhoogde permeabiliteit van de haarvatwanden verlaten ook eiwitten, die normaalgesproken zorg dragen voor de osmotische (of oncotische) druk, de bloedbaan, en daarmee daalt de terugresorptie van bloed vanuit de capillairen naar de bloedbaan. Dit betekent dat er meer vocht achterblijft in het ontstoken weefsel, wat ontstekingsoedeem genoemd wordt. Meer weefselvocht betekent dat er een onderhuidse zwelling of tumor optreedt bij de ontsteking.
  • infiltratie of diapedese van leukocyten (witte bloedcellen) uit de bloedbaan, ter plaatse van de ontsteking. Als eerste treden granulocyten uit (na 24-48 uur), en daarna de monocyten (of macrofagen) en de plasmacellen. Dit gebeurt onder invloed van stoffen (cytokines), die worden afgegeven door endotheelcellen, door cellen bij de ontstekingshaard van bacteriën of door beschadigde eigen cellen. De leukocyten zorgen in het ontstoken weefsel voor fagocytose van de dode cellen of van de ziekteverwekkers, en breken deze vervolgens af. Er kan sprake zijn van een aspecifieke of van een specifieke reactie van de leukocyten. Granulocyten (bij een ontsteking vooral neutrofielen) en macrofagen zorgen voor de aspecifieke afweer; lymfocyten, waaronder plasmacellen, zijn betrokken bij een specifieke reactie middels antigeen-herkenning. Bij een ontsteking zijn dus verschillende typen leukocyten bezig in het weefsel, er is sprake van een verhoogde cellulaire activiteit. Deze leidt tot een verhoogd energieverbruik en daarmee tot een toegenomen warmteproductie in het ontstoken weefsel: de zogeheten calor, een van de vijf ontstekingskenmerken.
  • celgroei: proliferatie van onder andere fibroblasten, met als doel weefselherstel. Roodheid kan ook in deze fase, in het herstellende- of granulatieweefsel, optreden, wanneer, onder invloed van groeifactoren, vermenigvuldiging (proliferatie) van bloedvaatjes in het weefsel plaatsvindt.

Soms kan het aangetaste weefsel hersteld worden tot de oorspronkelijke staat, maar soms heeft het weefsel geen regeneratie-capaciteit, of is de regeneratiecapaciteit niet voldoende om alle schade te herstellen. In dat geval zal het beschadigde weefsel vervangen worden door bindweefsel, wat zichtbaar blijft als litteken. Het ontstaan van littekenweefsel, na genezing van een ontstekingsreactie, is dus afhankelijk van de mogelijkheid tot weefselregeneratie, wat weer bepaald wordt door het type cellen. Labiele cellen (bijvoorbeeld epitheelcellen) delen voortdurend en hebben daardoor een grote regeneratiecapaciteit. Stabiele cellen (onder andere de endotheelcellen, de gladde spiercellen en de levercellen) delen normaal gesproken niet, maar bij beschadiging van omliggend weefsel komen ze wel in de celcyclus terecht. Deze cellen hebben dus ook een goede regeneratiecapaciteit. Permanente cellen (zoals de neuronen en de dwarsgestreepte spiercellen van het skelet en het hart) kunnen niet delen en hebben dus ook geen regeneratiecapaciteit. Bij deze cellen zal, na beschadiging, vervanging van oorspronkelijk weefsel door bindweefsel plaatsvinden, wat kan leiden tot functieverlies (functio laesa).

De pijn (dolor) die optreedt bij een ontsteking wordt door twee factoren veroorzaakt. Ten eerste is er een lokale zwelling vanwege het ontstekingsoedeem. De zwelling zal betekenen dat er druk wordt uitgeoefend op het ontstoken en op het omliggende weefsel, waardoor pijnreceptoren geprikkeld worden. Daarnaast zorgen ook de stoffen bradykinine en PGE2 voor pijn. Bradykinine, hierboven al genoemd als een stof die hyperemie en exsudatie veroorzaakt, zorgt voor de stimulatie van sensorische receptoren. PGE2 of andere prostaglandinen zijn metabolieten van arachidonzuur. Arachidonzuur vormt een bestanddeel van de fosfolipiden die zich in het celmembraan bevinden. Bij een ontsteking kan, onder invloed van ontstekingsmediatoren, arachidonzuur door leukocyten worden omgezet in verschillende metabolieten die samen eicosanoïden worden genoemd. Eicosanoïden werken net als bradykinine in op sensorische receptoren, die daardoor pijn registreren. Naast permanent functieverlies door vervanging van oorspronkelijk weefsel door bindweefsel, treedt ook tijdelijk functieverlies op. Het ontstoken gebied wordt niet gebruikt omdat het door de zwelling niet mogelijk is, of om pijn te voorkomen. Ook een combinatie van beide is natuurlijk mogelijk.

Behandeling

Ontstekingen kunnen bestreden worden met ontstekingsremmende middelen zoals corticosteroïden. Vaak worden deze al toegepast voordat de oorzaak van de ontsteking weg is, om de symptomen (waaronder pijn) weg te nemen.

Voorbeelden

Zie de categorie Inflammations van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.